Rijden en bediening127
een storing in het ABS. ControlelampF 3 89 kan ook oplichten op de in‐
strumentengroep samen met een bij‐
behorend bericht op het Driver Infor‐
mation Center. Het remsysteem blijft
zonder ingrepen van het ABS wer‐
ken.9 Waarschuwing
Bij een defect aan het ABS kunnen
de wielen bij krachtig remmen de
neiging hebben te blokkeren. De
voordelen van het ABS vallen dan
weg. De auto is bij een noodstop mogelijk niet meer bestuurbaar en kan uitbreken.
Als controlelampen u, F , R 3 90 en
C 3 89 branden, is er een storing in
het remsysteem. Een bijbehorend be‐ richt verschijnt ook op het Driver In‐
formation Center 3 93. Oorzaak van
de storing onmiddellijk door een
werkplaats laten verhelpen.
Boordinformatie 3 94.
Handrem9 Waarschuwing
Handrem altijd zonder indrukken
van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken, op op- of aflopende
hellingen altijd zo stevig mogelijk.
Om de handrem los te zetten, de
handremhendel iets optillen, de
ontgrendelingsknop indrukken en
de hendel helemaal omlaagzet‐
ten.
Om minder kracht te hoeven uit‐
oefenen bij het aantrekken van de handrem, tegelijkertijd het rempe‐
daal intrappen.
Controlelamp R 3 90.
Parkeren 3 123.
Remassistentie Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal wordt automatisch met de maximale remkracht (noodstop)
geremd.
De druk op het rempedaal niet ver‐
minderen, zolang er maximaal ge‐ remd moet worden. Bij het loslaten
van het rempedaal wordt de rem‐
kracht automatisch verminderd.
Tijdens een Autostop is remassisten‐
tie niet beschikbaar.
Stop-startsysteem 3 121.
Hellingrem Het systeem helpt ongewilde bewe‐
ging te voorkomen wanneer u vanop
een helling vertrekt.
128Rijden en bediening
Wanneer het rempedaal wordt losge‐
laten na stoppen op een helling (met
de keuzehendel in een versnelling
vooruit of achteruit), blijven de rem‐
men nog 2 seconden ingeschakeld.
Bij het optrekken van de auto worden de remmen automatisch gelost.Voorzichtig
De hellingrem kan rijden van deauto niet in alle situaties (zeer
steile helling enz.) volledig voor‐
komen.
Druk het rempedaal zo nodig in
om te voorkomen dat de auto naar
voren of achteren rijdt.
De hellingrem is niet actief tijdens een
Autostop. Stop-startsysteem 3 121.
Rijregelsystemen
Traction ControlTraction Control (TC) is een onder‐
deel van het elektronische stabiliteits‐
programma (ESP® Plus
) dat helpt bij
het behoud van de rijstabiliteit, onge‐
acht wegdek en grip van de banden,
en voorkomt dat de wielen gaan door‐
slippen.
Zodra de aandrijfwielen beginnen
door te slaan, wordt het motorvermo‐
gen verminderd en wordt het wiel met de meeste slip afzonderlijk afgeremd.
Daardoor wordt de rijstabiliteit van de
auto op een glad wegdek aanmerke‐
lijk verbeterd.
TC is bedrijfsklaar zodra het contact
wordt ingeschakeld en de controle‐
lamp b op de instrumentengroep
dooft. Een bijbehorend bericht ver‐
schijnt ook op het Driver Information
Center 3 93.
Wanneer TC actief ingrijpt,
knippert b.9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 90.
Aanhangerstabilisatie (TSA) 3 142.
De functie Meer tractie
Rijden en bediening139
Gebruik geen scheepsdieseloliën,
lichte stookoliën, Aquazole en soort‐
gelijke diesel-water emulsies. Het is
niet toegestaan om dieseloliën aan te
lengen met brandstoffen voor benzi‐ nemotoren.
De viscositeit en filtreerbaarheid van
dieseloliesoorten zijn temperatuuraf‐
hankelijk. Bij lage temperaturen die‐
selolie met gegarandeerde winterei‐
genschappen tanken.
Dieselbrandstoffilter 3 150, diesel‐
brandstofsysteem ontluchten 3 151.
Tanken9 Gevaar
Zet de motor af en schakel extern
verwarmingen met verbrandings‐
kamers uit alvorens te beginnen met tanken.
Auto's met Stop/Start-systeem:
De motor moet uitgeschakeld en
de contactsleutel verwijderd zijn
om het risico te vermijden dat het
systeem de motor automatisch op‐ nieuw start.
Schakel mobiele telefoons uit.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.9 Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
Let op
Om er zeker van te zijn dat het juiste brandstofpeil wordt weergegeven,
moet het contact worden uitgescha‐
keld voordat wordt bijgetankt. Ver‐
mijd bijvullen met kleine hoeveelhe‐
den (bijv. minder dan 5 liter), om ze‐
ker te zijn van een nauwkeurige af‐ lezing.
De tankklep zit aan de linkerkant van
de auto.
De tankvulklep kan alleen worden ge‐ opend als de auto ontgrendeld is ende linker deur wordt geopend.
Trek aan de klep om te openen.
Verzorging van de auto145
Veiligheidspal (iets rechts van het
midden) naar links opzij zetten en mo‐
torkap openen.
De motorkap wordt automatisch om‐
hoog gehouden.
Als de motorkap wordt geopend tij‐ dens een Autostop, wordt de motor
automatisch herstart omwille van vei‐ ligheidsredenen.
Stop-startsysteem 3 121.
Sluiten
Laat de motorkap zakken en laat hem vanaf een lage hoogte (ong. 30 cm) inhet slot vallen. Controleer of de mo‐
torkap vergrendeld is.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig
manueel om schade aan de motor te
voorkomen.
Gebruik olie met de juiste specificatie. Aanbevolen vloeistoffen en smeer‐
middelen 3 181.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op be‐
drijfstemperatuur zijn en minstens
10 minuten uitgeschakeld zijn ge‐
weest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en
het motoroliepeil aflezen.
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan mo‐
torolie bijvullen.
Voorzichtig
Het motoroliepeil nooit tot onder
het minimumpeil laten dalen!
Verzorging van de auto149
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MINI en MAXI staan.
Bij het bijvullen schoon te werk gaan,
omdat verontreinigde remvloeistof
storingen in het remsysteem tot ge‐
volg kan hebben. Oorzaak van het
remvloeistofverlies door een werk‐
plaats laten verhelpen.
Alleen goedgekeurde heavy duty-
remvloeistof voor uw auto gebruiken.
Remvloeistof 3 181.
Accu
De auto is uitgerust met een lood‐
zuuraccu. Auto's met stop-startsys‐
teem zijn uitgerust met een AGM-
accu die geen loodzuuraccu is.
De accu van de auto is onderhouds‐ vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen.
Door korte ritten en vaak starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het gebruik van onnodige elektrische ver‐ bruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan 4 weken
achtereen stilstaat, kan de accu ont‐
laden raken. Poolklem van de min‐
pool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking aansluiten en los‐
koppelen.
Accu vervangen
Zorg bij auto's met een stop-startsys‐
teem dat de AGM-accu (Absorptive
Glass Mat) weer wordt vervangen
door een andere AGM-accu.
U kunt een AGM-accu herkennen
door het label op de accu. Wij bevelen
het gebruik aan van een originele
Opel-accu.
150Verzorging van de auto
Let op
Als u een andere AGM-accu ge‐
bruikt dan de originele Opel accu is
het mogelijk dat het Stop/Start-sys‐
teem slechter presteert.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop-startsysteem 3 121.
Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
9 Gevaar
Voor voldoende ventilatie zorgen
bij het opladen van de accu. Er be‐ staat gevaar voor ontploffing als
gassen die tijdens het opladen
worden gevormd kunnen blijven
hangen!
Starthulp gebruiken 3 173.
Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen: ■ Geen vonken of open vlammen en niet roken.
■ Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
■ Houd de accu buiten het bereik van
kinderen.
■ De accu bevat zwavelzuur dat aan‐
leiding kan geven tot blindheid of
ernstige brandwonden.
■ Zie de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
■ Explosief gas kan in de buurt van de accu aanwezig zijn.
Dieselbrandstoffilter
Bij elke olieverversingsbeurt water‐
resten aftappen.
Opvangbak onder het filterhuis plaat‐
sen. Kartelboutje aan de onderkant van het filter ongeveer één slag los‐
draaien om het water af te tappen.
Verzorging van de auto151
Het filter is afgetapt zodra er diesel‐
brandstof zonder water verschijnt.
Schroef weer aanhalen.
Dieselbrandstoffilter met kortere in‐
tervallen controleren als de auto dienstdoet in buitengewone omstan‐
digheden.
Dieselbrandstofsysteem
ontluchten
Als de tank is leeggereden moet het
dieselbrandstofsysteem worden ge‐
ventileerd of ontlucht.
Bijtanken en als volgt te werk gaan:
Met de contactsleutel ■ Het contact gedurende 5 seconden per keer inschakelen
(sleutel in stand M).
■ Contact gedurende 3 seconden uit‐
schakelen (sleutel in stand A).
■ Dit meerdere malen herhalen.
■ Motor starten (sleutel in stand D) en
weer uitschakelen (sleutel in stand St ).
Contactslotstanden 3 118.Met aan/uit-knop
■ Steek de elektronische sleutel in de
kaartlezer.
■ Druk op de knop Start/Stop maar
trap geen enkel pedaal in.
■ Wacht enkele minuten alvorens de motor te starten.
Aan/Uit-knop 3 118.
Slaat de motor niet aan, dan de hulp
van een werkplaats inroepen.
Motor starten 3 120.Wisserblad vervangen
Wisserbladen voorruit
Til de ruitenwisser op, druk op de
knop om het wisserblad los te maken en verwijder dit.
Maak een nieuw wisserblad in een
lichte hoek vast aan de wisserarm en
druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig naar omlaag.
Wisserblad achterruit Wisserarm optillen, wisserblad
draaien en losmaken.
198TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ......................... 18, 118
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............181, 186
Aanduidingen op banden ..........162
Aanhangerkoppeling ..................141
Aanhangerstabilisatie ................142
Aanhanger trekken ....................141
Aansteker .................................... 82
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 143
Accu ........................................... 149
Accu, starthulp gebruiken ...........173
Achterdeuren ............................... 32
Achterklep..................................... 34
Achterlichten .............................. 153
Achterruitverwarming ................... 43
Achterste zijruiten ........................43
Achteruitkijkcamera ...................136
Achteruitrijlichten ...............101, 155
Adaptief rijlicht (AFL) .................100
Afmetingen auto ........................190
AGM (Absorptive Glass Mat) accu......................................... 149
Airbag deactiveren ....................... 61 Airbag-deactivering ...................... 88
Airbag en gordelspanners ...........88
Airbaglabel.................................... 56
Airbagsysteem ............................. 56Airconditioning ........................... 105
Airconditioning achterin .............108
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 114
Alarmknipperlichten ...................100
Algemene informatie .................. 141
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 116
Andere auto slepen ...................175
Antiblokkeersysteem .................126
Antiblokkeersysteem (ABS) .........90
Antidiefstalbouten .......................170
Anti-vries..................................... 147
Armsteun ..................................... 49
Asbakken ..................................... 82
Autogegevens ............................ 186
Autokrik....................................... 161
Automatisch blokkering brandstof ................................. 121
Automatische dimfunctie .............41
Automatische verlichting .............. 98
Automatisch vergrendelen ...........31
Auto ontgrendelen .........................6
Auto reinigen .............................. 176
Auto slepen ................................ 175
Auto stallen ................................. 143
Autostop ............................... 92, 120
Auto wassen ............................... 176