Page 17 of 233
Kort en bondig15
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 78.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit, verwarmbare buitenspiegels
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 32.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
V indrukken.
Stel de temperatuur in op de hoogste stand.
Verwarmbare achterruit Ü aan.
Klimaatregelsysteem 3 117.
Page 43 of 233
Stoelen, veiligheidssystemen41
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐ res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners kun‐
nen verstoren. Geen aanpassingen
aan onderdelen van de gordelspan‐
ners aanbrengen, anders vervalt de
typegoedkeuring van de auto.
Driepuntsgordel
Bevestiging
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs ha‐
len en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of mo‐
biele telefoons tussen de gordel en
uw lichaam leggen.
9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Hoogteverstelling
1. Gordel iets uittrekken.
2. Schuif de hoogteverstelling om‐ hoog of druk op de knop om de
hoogteverstelling uit te schakelen
en omlaag te duwen.
Page 53 of 233

Stoelen, veiligheidssystemen51Inbouwposities kinderveiligheidssystemen
Toegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een kinderveiligheidssysteemGewichts- of leeftijdsgroep
Op passagiersstoelOp buitenste zitplaatsen
achterinOp middelste zitplaats
achteringeactiveerde airbaggedeactiveerde airbagGroep 0: tot 10 kg
of ca. 10 maandenXU 1U2U2Groep 0+: tot 13 kg
of ca. 2 jaarXU 1U2U2Groep I: 9 tot 18 kg
of ca. 8 maanden tot 4 jaarXU 1U2U2Groep II: 15 tot 25 kg
of ca. 3 tot 7 jaarXXU 2U2Groep III: 22 tot 36 kg
of ca. 6 tot 12 jaarXXU 2U 21=Wanneer u het kinderveiligheidssysteem met een driepuntsgordel vastzet, moet u de stoelhoogteverstelling in de
hoogste stand zetten en de veiligheidsgordel vóór het bovenste verankeringspunt langs laten lopen. Zet de rugleuning zo ver als noodzakelijk rechtop, zodat de gordel bij de gesp gespannen is.2=Zet de hoofdsteun in de hoogste stand. Verwijder de hoofdsteun als deze een goede montage van het kinderveilig‐
heidssysteem belemmert 3 35.U=Universeel bruikbaar in combinatie met een driepuntsveiligheidsgordel.X=Kinderveiligheidssystemen zijn in deze gewichtsgroep niet toegestaan.
Page 73 of 233

Opbergen71zijn alvorens te gaan rijden. Het
nalaten hiervan kan lichamelijk let‐ sel of schade aan de bagage of deauto tot gevolg hebben bij krachtigremmen of een botsing.
Controleer of de veiligheidsgordels
niet klem raken door de verankering.
De veiligheidsgordel achter in het
midden kan blokkeren wanneer u de
rugleuning omhoog trekt. Als dat ge‐
beurt, laat de gordelband dan hele‐
maal terugrollen en begin opnieuw.
Als de veiligheidsgordel nog steeds
geblokkeerd is, draai dan het zitting‐
kussen omlaag en probeer het nog‐
maals.
Als u de zitting van de achterbank
weer terug wilt plaatsen, zet dan de
achterzijde van de zitting in zijn oor‐
spronkelijke stand en zorg ervoor dat
de lussen van de veiligheidsgordel
niet gedraaid of onder de zitting ge‐
klemd zijn; druk vervolgens de voor‐
zijde van de zitting stevig naar bene‐
den totdat deze vergrendelt.
Voorzichtig
Zet de veiligheidsgordel en ges‐
pen tussen de rugleuning en één van de kussens bij het terugklap‐
pen van de rugleuning van de ach‐ terbank. Let erop dat de gordels
en de gespen niet onder een ach‐
terbankkussen klem komen te zit‐
ten.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgor‐ dels niet gedraaid of beklemd ra‐
ken in de rugleuning en in hun
juiste positie geplaatst zijn.
Bagageruimte-afdekking
Leg niets op de afdekking.
Demonteren
Bevestigingsbanden loshaken van
achterklep.
De afdekking achteraan optillen en
naar voren duwen.
Verwijder het deksel.
Vastmaken
Afdekking in de zijgeleiders aanbren‐
gen en omlaagklappen.
Bevestigingsbanden vasthaken aan
achterklep.
Page 81 of 233

Instrumenten en bedieningsorganen79Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Als de buitentemperatuur tot 0,5 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center met Uplevel-display of
Uplevel-Combi-display.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Datum en tijd instellen
CD 400
Druk op CONFIG . Nu verschijnt het
menu Instellingen .
Selecteer Tijd en datum .
Te selecteren instellingsopties:
■ Tijd instellen : Wijzigt de op het dis‐
play weergegeven tijd.
■ Datum instellen : Wijzigt de op het
display weergegeven datum.
■ Tijdopmaak instellen : Wijzigt de
urenindicatie tussen 12 uur en 24
uur .
■ Datumopmaak instellen : Wijzigt de
datumindicatie tussen MM-DD-
JJJJ en DD-MM-JJJJ .
■ Klok weergeven : Schakelt de tijds‐
indicatie op het display in/uit.
■ Kloksynchr. RDS-signaal : Het
RDS-signaal van de meeste VHF-
zenders stelt automatisch de tijd in.
De RDS-tijdsynchronisatie kan en‐
kele minuten in beslag nemen.
Sommige zenders zenden geen
correct tijdsignaal uit. Het is dan
raadzaam de automatische tijdsyn‐ chronisatie uit te schakelen.
Persoonlijke instellingen 3 103.
Tijds- en datuminstellingen
CD 600/Navi 950
Druk op CONFIG en selecteer dan
het menu-onderdeel Tijd en datum
om het respectieve submenu weer te geven.
Page 85 of 233

Instrumenten en bedieningsorganen83
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Brandstofkeuzeschake‐
laar
Door LPG in te drukken kunt u wisse‐
len tussen het gebruik van benzine en LPG. De LED in de knop toont de hui‐
dige bedrijfsmodus.
Led uit=rijden op benzineLed aan=rijden op vloeibaar gasLed
knippert=omschakelen is niet mo‐
gelijk, een van de brand‐
stofsoorten is op
Zodra de LPG-tank leeg is, wordt tot
aan het uitschakelen van het contact
automatisch op benzine overgescha‐
keld.
Brandstof voor het rijden op vloeibaar gas 3 153.
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.linker zone=motor nog niet op
bedrijfstempera‐
tuurmiddelste
gedeelte=normale bedrijfs‐
temperatuurrechter zone=koelvloeistoftem‐
peratuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Page 90 of 233

88Instrumenten en bedieningsorganen
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in het algemeen te starten 3 17,
3 125.
Antiblokkeersysteem
(ABS) u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking enkele seconden. Het sys‐
teem is na het doven van het contro‐
lelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐ den niet dooft of als tijdens de rit gaat
branden, dan zit er een storing in het
ABS-systeem. Het remsysteem blijft
normaal werken, maar zonder ABS-
regeling.
Antiblokkeersysteem 3 136.
Opschakelen [ brandt groen of verschijnt als sym‐
bool op het Driver Information Center met Uplevel-Display of Uplevel-Combi-Display wanneer opschakelen
wegens brandstofbesparing wordt
aanbevolen.
ECO Drive Assist 3 100.
Systeem voor
gecontroleerde afdaling
u brandt of knippert groen.
Systeem voor gecontroleerde afda‐
ling 3 139
Brandt
Het systeem is bedrijfsgereed.
Knippert Het systeem is geactiveerd.
Stuurbekrachtiging c brandt geel.
Het brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het startenvan de motor.
Als de controlelamp niet na een paar
seconden dooft of gaat branden tij‐
dens het rijden, is er een storing in het
stuurbekrachtigingssysteem.De hulp van een werkplaats inroepen.
Lane Departure Warning
) brandt groen of geel of knippert
geel.
Brandt groen Systeem wordt ingeschakeld en is
gebruiksklaar.
Brandt geel
Storing in het systeem. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Knippert geel
Systeem herkent een onbedoelde
verandering van rijstrook.
Ultrasoonparkeerhulp
r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
of
Page 97 of 233

Instrumenten en bedieningsorganen95
segmenten er gevuld zijn, hoe ho‐
ger het brandstofverbruik. Tegelij‐
kertijd wordt de huidige verbruiks‐
waarde weergegeven.
■ Grootverbruikers De lijst van de
hoogste momenteel ingeschakelde
comfortverbruikers verschijnt in af‐ lopende volgorde. De mogelijke
brandstofbesparing wordt aange‐
geven. Een uitgeschakelde verbrui‐ ker verdwijnt van de lijst en de ver‐
bruikswaarde wordt bijgewerkt.
Incidenteel wordt de achterruitver‐
warming automatisch geactiveerd
om de motor zwaarder te belasten.
In dat geval wordt de achterruitver‐
warming aangeduid als een van de grootste verbruikers, zonder dat de
bestuurder deze heeft geactiveerd.
■ Zuinig rijden : geeft de gemiddelde
verbruiksontwikkeling over een af‐
stand van 50 km weer. Gevulde
segmenten tonen het verbruik in
stappen van 5 km en laten de ge‐ volgen van de terreingesteldheid of
het rijgedrag op het brandstofver‐
bruik zien.
Graphic-Info-Display,
Color-Info-Display
Afhankelijk van de voertuigconfigura‐
tie heeft het voertuig een Graphic-
Info-Display of een Colour-Info-Dis‐
play. Het Info-Display bevindt zich in
het instrumentenpaneel boven het in‐ fotainmentsysteem.
Graphic-Info-Display
Graphic-Info-Display geeft aan: ■ tijd 3 79
■ buitentemperatuur 3 79
■ datum 3 79