22Sleutels, portieren en ruitenHandzender
Wordt gebruikt voor:■ centrale vergrendeling
■ vergrendelingssysteem
■ diefstalalarmsysteem
De afstandsbediening heeft een be‐
reik van ca. 20 meter. Dit kan beperkt worden door invloeden van buitenaf.
Brandende alarmknipperlichten die‐
nen als bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het ge‐
volg zijn van het volgende:
■ Het bereik wordt overschreden.
■ De accuspanning is te laag.
■ Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het be‐
reik, waardoor er opnieuw gesyn‐
chroniseerd moet worden.
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de af‐
standsbediening, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken.
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog vermogen.
Ontgrendelen 3 23.
Basisinstellingen U kunt sommige instellingen veran‐
deren op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 106.Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐
terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
106Instrumenten en bedieningsorganen
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
Base- en Midlevel-display
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwings
code 174 op het Driver Information Center.
1. Schakel onmiddellijk elektrische verbruikers uit die niet nodig zijn
voor een veilige rit, bijv. de stoel‐
verwarming, achterruit- en voor‐
verwarming of andere hoofdver‐
bruikers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht of de
waarschuwingscode verdwijnen na‐
dat de motor twee keer na elkaar is
gestart zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de sto‐
ring in een werkplaats laten verhel‐
pen.Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Info-display te veranderen.
Sommige persoonlijke instellingen kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen in‐
stellingen 3 23.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen weergegeven of zijn alleen actief bij een draaiende motor.
Graphic-Info-Display
Druk op CONFIG om het menu Instel‐
lingen weer te geven.
Draai aan MENU-TUNE om naar het
gewenste menu Instellingen te gaan
en druk vervolgens op MENU-TUNE.
U kunt uit de volgende instellingen
kiezen:
■ Talen (Languages)
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstellingen
■ Auto-instellingen
Instrumenten en bedieningsorganen107
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie 'Klok' 3 81.
Radio-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Telefooninstellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Auto-instellingen ■ Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Wijzigt
de cabineluchtstroom van de kli‐
maatregeling in de automatische
modus.
Airconditioningmodus : Regelt de
status van de koelcompressor bij
het starten van de auto. Laatste in‐
stelling (aanbevolen) of bij het star‐ ten van de auto is altijd AAN of altijd UIT.Autom. Achterruitverwarming : Acti‐
veert de automatische achterruit‐
verwarming.
■ Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Verandert
het volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke in‐
stellingen.
Wis auto. achter in achteruit :
Activeert of deactiveert automati‐
sche inschakeling achterruitwisser
bij inschakelen achteruitversnel‐
ling.
■ Parkeerhulp / Botsdetectie
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp. Ac‐
tivering kan worden geselecteerd
met of zonder de aanhangerkoppe‐
ling bevestigd.
Dodehoekwaarschuwing : Wijzigt
de instellingen van het blindehoek‐ systeem.
■ Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. :Activeert of deactiveert de instap‐
verlichting.
Duur tijdens uitstappen :
Activeert of deactiveert de uitstap‐
verlichting en wijzigt de duur ervan.
■ Portiervergrendeling
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelingsfunctie
na inschakelen van het contact.
Geen vergr. bij portier open : Acti‐
veert of deactiveert de portierver‐
grendelingsfunctie wanneer een
portier openstaat.
Vertr. Portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de vertraagde
portiervergrendelingsfunctie. Deze
menuoptie wordt weergegeven met
Geen vergr. bij portier open ge‐
deactiveerd. Centrale vergrende‐
ling 3 23.
■ Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb ontgr. op afstand :
Activeert of deactiveert het alarm‐
knipperlichtsignaal bij het ontgren‐
delen.
108Instrumenten en bedieningsorganen
Passieve portierontgr.: Wijzigt de
configuratie om alleen het bestuur‐
dersportier of de hele auto te ont‐
grendelen.
Autom. Portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐ sche hervergrendeling na het ont‐
grendelen zonder de auto te ope‐
nen.
■ Fabrieksinstellingen herstellen :
Stelt alle functies opnieuw in op de standaardinstellingen.
Persoonlijke instellingen
Colour-Info-Display
Wanneer de audio ingeschakeld is,
drukt u op ; op het bedieningspa‐
neel.
Instellingen indrukken.
U kunt uit de volgende instellingen
kiezen:
■ Tijd- en datuminstellingen
■ Radio-instellingen
■ Verbindingsinstelllingen
■ Voertuiginstellingen
■ Talen
■ Tekstscroll
■ Volume pieptoon bij bediening
■ Maximale startvolume
■ Systeemversie
■ DivX(R) VOD
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Tijd- en datuminstellingen
Zie 'Klok' 3 81.
Radio-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Verbindingsinstelllingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Klantinformatie247KlantinformatieKlantinformatie........................... 247
Registratie van voertuigdata en
privacy ....................................... 248Klantinformatie
Conformiteitsverklaring
Radiozendsystemen
Deze auto heeft systemen die radio‐
golven conform Richtlijn 1999/5/EC
verzenden en/of ontvangen. Deze
systemen voldoen aan de essentiële
vereisten en alle andere relevante be‐ palingen van Richtlijn 1999/5/EC.Exemplaren van de originele Confor‐
miteitsverklaringen vindt u op onze
website.
Krik
Vertaling van de oorspronkelijke
conformiteitsverklaring
Conformiteitsverklaring conform EG-
richtlijn 2006/42/EC
Bij deze verklaren wij dat het product: Productaanduiding: Krik
Type/GM onderdeelnummer:
13331922
voldoet aan de bepalingen van richt‐
lijn 2006/42/EC.Gehanteerde technische normen:GMN9737=KrikkenGM 14337=Standaarduitrusting
krik - hardwaretestsGMN5127=Voertuigintegriteit -
takelen en opkrik‐
ken bij onderhouds‐
stationGMW15005=Standaarduitrusting
krik en reserve‐
band, boordtestISO TS 16949=Kwaliteitsborgings‐
systemen
Ondergetekende is bevoegd tot het samenstellen van de technische do‐
cumentatie.
Rüsselsheim, 31 januari 2014
was getekend
Hans-Peter Metzger
Engineering Group Manager Chassis & Structure
Adam Opel AG
D-65423 Rüsselsheim
Klantinformatie249Radiofrequentie-
identificatie (RFID)
RFID-technologie wordt in sommige
voertuigen gebruikt voor functies
zoals de controle van de banden‐
spanning en beveiliging van het ont‐
stekingssysteem. Het wordt ook sa‐
men gebruikt met apparaten zoals ra‐ diogestuurde afstandsbedieningen
voor het vergrendelen/ontgrendelen
van de deuren en starten en zenders
in de auto voor het openen van gara‐ gedeuren. RFID-technologie in Opel-
voertuigen gebruikt geen persoonlijke
informatie, houdt ze niet bij of koppelt deze niet aan andere Opel-systemen
die persoonlijke informatie bevatten.
253
Parkeren .............................. 19, 137
Park pilot met ultrasoonsensoren 158
Partikelfilter ................................. 138
Pedaal intrappen .......................... 91
Persoonlijke instellingen ............106
Pollenfilter .................................. 130
Portieren ....................................... 26
Portier open ................................. 95
Prestaties ................................... 240
Profieldiepte ............................... 211
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 249
Regelbare instrumentenverlich‐ ting ......................................... 117
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 248
Remassistentie .......................... 149
Rem- en koppelingssysteem .......91
Rem- en koppelingsvloeistof ......231
Remmen ............................ 147, 187
Remvloeistof .............................. 187
Reservewiel ............................... 221
Richtingaanwijzer ........................89
Richtingaanwijzers ..................... 115
Richtingaanwijzers vooraan ......195
Roetfilter ............................... 93, 138
Rugleuning neerklappen .............39
Ruiten ........................................... 31Rijgedrag en aanhangertips ......177
Rijregelsystemen ........................149
Rijverlichting .......................... 12, 94
S
Schakelen ..................................... 92
Service ....................................... 130
Service-display ............................ 86
Service-indicatie .......................... 91
Service-informatie ...................... 230
Sjorogen ...................................... 72
Sleutel, opgeslagen instellingen ...23
Sleutels ........................................ 21
Sleutels, sloten ............................. 21
Sneeuwkettingen .......................213
Snelheidsbegrenzer .............95, 153
Snelheidsmeter ............................ 84
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................187
Stadsmodus................................ 150
Startbeveiliging ......................29, 94
Starten en bedienen ...................132
Starthulp gebruiken ...................223
Stoelpositie .................................. 37
Stoelverstelling ........................7, 38
Stop/Start-systeem .....................134
Storing ............................... 142, 147
Storingsindicatielamp ..................90
Stroomonderbreking ..................142
Stuurbedieningsknoppen .............76Stuurbekrachtiging........................ 92
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 76
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 175
Te laag brandstofpeil ...................94
Toerenteller ................................. 85
Top-Tether-bevestigingsogen ......56
Traction Control .........................149
Trekhaak .................................... 179
Trekken............................... 177, 224
Trekstang.................................... 177
Typeplaatje ................................ 234
U Uitlaatgassen ............................. 138
Uitrol-brandstofafsluiter .............134
Uitstapverlichting .......................119
Ultrasoonparkeerhulp ..................92
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 212
Vaste luchtroosters ....................130
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................40
Velgen en banden .....................205