Page 9 of 257
Kort en bondig7StoelverstellingZitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Stoelpositie 3 37, stoelverstelling
3 38.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
Rugleuning voorstoelen
Zithoek met het handwiel aanpassen.
Bij het verstellen de rugleuning niet
belasten.
Stoelpositie 3 37, Stoelverstelling
3 38, Rugleuning neerklappen
3 39.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog=stoel omhoogomlaag=stoel omlaag
Stoelpositie 3 37, stoelverstelling
3 38.
Page 10 of 257
8Kort en bondigHoofdsteunverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Hoofdsteunen 3 36.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in gor‐
delslot vastklikken. De veiligheidsgor‐ del mag niet gedraaid zitten en moet
strak tegen het lichaam aanliggen. De
rugleuningen mogen niet te ver naar
achteren hellen (maximaal ca. 25°).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 37, veiligheidsgor‐
dels 3 40, airbagsysteem 3 44.
Spiegelverstelling
Binnenspiegel
Handmatig dimmend
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing verstellen.
Binnenspiegel 3 31.
Automatisch dimmend
Afhankelijk van de versie is uw auto
uitgerust met een binnenspiegel met
automatische dimfunctie.
Page 11 of 257
Kort en bondig9
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Spiegel met automatische dimfunctie
3 31.
Buitenspiegels
Selecteer de betreffende buitenspie‐
gel met de wipschakelaar en stel de
spiegel bij met de schakelaar :.
Vergrotende buitenspiegels 3 29,
Elektrische verstelling 3 29, Inklap‐
bare buitenspiegels 3 30.
Verwarmbare buitenspiegels 3 30.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 44, contactslot‐
standen 3 132.
Page 13 of 257

Kort en bondig11
1Elektrische ruitbediening .......31
2 Buitenspiegels ......................29
3 Cruise control .....................152
Snelheidsbegrenzer ...........153
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................ 155
4 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................. 115
Omgevingsverlichting ......... 119
Parkeerlichten .....................116
Knoppen voor Driver
Information Center ................95
5 Instrumenten ........................ 84
6 Waarschuwingslamp voor
frontaanrijding ....................155
7 Driver Information Center ...... 95
8 Bedieningselementen van
infotainment ......................... 76
9 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor, ach‐
terruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter .............. 7810 Centrale vergrendeling .........23
Stadsmodus ........................ 150
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 134
Parkeerhulp ........................ 158
Stoelverwarming ...................40
Verwarmd stuurwiel ..............77
11 Status-LED alarmsysteem ...28
12 Alarmknipperlichten ...........115
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 90
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................89
13 Colour-Info-Display ............101
Graphic-Info-Display ...........102
14 Middelste luchtroosters ......129
15 Zijdelingse luchtroosters,
passagierszijde ...................129
16 Schakelaar airbag
deactiveren (achter klep
van handschoenenkastje) ....49
17 Handschoenenkastje ...........5818Verwarming en ventilatie ....121
19 Stekkerdoos .......................... 83
20 AUX-ingang, USB-ingang .....10
21 Keuzehendel,
versnellingsbak ..................143
22 Handrem ............................. 148
23 Contactslot met stuurslot ...132
24 Claxon .................................. 77
Bestuurdersairbag ...............47
25 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 184
26 Stuurwiel instellen ................76
27 Lichtschakelaar ..................111
Koplampverstelling ............113
Mistachterlicht ....................116
Zekeringhouder ..................202
Helderheid van instrumen‐
tenverlichting ....................... 117
Page 25 of 257

Sleutels, portieren en ruiten23
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der zijwaarts openen. Batterij vervan‐ gen (batterijtype CR 2032), let hierbij
op de juiste plaatsing. Handzender
sluiten en synchroniseren.
Handzender synchroniseren Na vervanging van de batterij het be‐
stuurdersportier openen met de sleu‐
tel in het slot. De handzender wordt
gesynchroniseerd wanneer het con‐
tact wordt aangezet.
Opgeslagen instellingen
Als de sleutel uit de contactschake‐
laar wordt verwijderd, worden de vol‐
gende instellingen automatisch in het geheugen van de sleutel opgeslagen:
■ verlichting
■ elektronische klimaatregeling
■ voorinstellingen voor Infotainment‐ systeem
■ centrale vergrendeling
■ comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de
sleutel met het geheugen de vol‐gende keer in het contactslot wordt
gestoken en naar stand 1 3 132
wordt gedraaid.
Een voorwaarde is dat Pers. inst. voor
bestuurder geactiveerd is in de per‐
soonlijke instellingen van de Info-Display. Dit moet worden inge‐
steld voor elke sleutel die gebruikt
wordt.
Persoonlijke instellingen 3 106.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐ greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de por‐ tieren wordt geopend, worden deze
na drie minuten automatisch op‐
nieuw vergrendeld.
Ontgrendelen
Toets c indrukken.
Op het Info-Display kunt u kiezen uit twee instellingen:
■ Om alleen het bestuurdersportier, de bagageruimte en de tankklep te
ontgrendelen, drukt u eenmaal op
Page 38 of 257
36Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssystemenHoofdsteunen .............................. 36
Voorstoelen .................................. 37
Veiligheidsgordels .......................40
Airbagsysteem ............................. 44
Kinderveiligheidssystemen ..........50Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun
moet op gelijke hoogte zijn als de bo‐
venzijde van het hoofd. Is dit bij zeer
lange personen niet mogelijk, dan de
hoofdsteun in de hoogste stand zet‐
ten (bij zeer kleine personen de
hoofdsteun juist in de laagste stand
zetten).
Instellen
Hoofdsteunen voor,
hoogteverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Page 40 of 257

38Stoelen, veiligheidssystemen
■ Uw schouders zo dicht mogelijknaar de rugleuning schuiven. Stel
de hoek van de rugleuning zo in dat
u het stuurwiel gemakkelijk met
licht gebogen armen kunt vastpak‐
ken. Bij het verdraaien van het
stuurwiel contact blijven houden
tussen schouders en rugleuning.
De rugleuning mag niet te ver ach‐
teroverhellen. De aanbevolen hel‐
lingshoek bedraagt maximaal
ca. 25°.
■ Stuurwiel instellen 3 76.
■ Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en alle
instrumenten goed kunt aflezen. Tussen hoofd en dakframe moet
minstens een handbreedte ruimte
zitten. Uw dijen dienen licht op de
zitting rusten, zonder druk uit te oe‐ fenen.
■ Hoofdsteun instellen 3 36.
■ Hoogte veiligheidsgordel instellen 3 42.Stoelverstelling9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Nooit voorwerpen onder de stoe‐
len plaatsen.
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten. Laat
de stoel op zijn plek vastklikken.
Page 46 of 257

44Stoelen, veiligheidssystemenAirbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐
lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het activeren worden de airbags
binnen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐ merkt.9 Waarschuwing
Bij onoordeelkundige behandeling
kunnen de airbagsystemen op ex‐plosieve wijze in werking treden.
Let op
Ter hoogte van de middenconsole
zitten de regelelektronica van het
airbagsysteem en de gordelspan‐
ners. In dit gebied geen magneti‐
sche voorwerpen plaatsen.
Bevestig geen voorwerpen op de af‐
dekkingen van de airbags en bedek
ze niet met andere materialen.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐ tueel het stuurwiel, het instrumen‐
tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ tingen, handgrepen en de stoelen
worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐
systeem aanbrengen, anders ver‐
valt de typegoedkeuring van de
auto.
Bij het ontplooien van de airbags kun‐
nen ontsnappende hete gassen
brandwonden veroorzaken.
Storing
Bij een storing in het airbagsysteem
licht het controlelampje v op en ver‐
schijnt er een bericht of een code op het Driver Information Center. Het
systeem is buiten werking.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Controlelamp voor airbagsystemen
3 90.Kinderveiligheidssystemen op
de passagiersstoel met
airbagsystemen
EN: NEVER use a rearward-facing
child restraint on a seat protected by
an ACTIVE AIRBAG in front of it;
DEATH or SERIOUS INJURY to the
CHILD can occur.
DE: Nach hinten gerichtete Kinder‐
sitze NIEMALS auf einem Sitz ver‐ wenden, der durch einen davor be‐
findlichen AKTIVEN AIRBAG ge‐
schützt ist, da dies den TOD oder
SCHWERE VERLETZUNGEN DES
KINDES zur Folge haben kann.