Page 111 of 345

Instrumenten en bedieningsorganen109
Druk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:bovenste stand=continue werkingonderste stand=onderbroken wer‐
kingmiddenstand=uit
Hendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit ge‐ spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 137.
De achterruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
BuitentemperatuurEen dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center met Uplevel-Combi-dis‐
play.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Page 112 of 345

110Instrumenten en bedieningsorganenKlokDatum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Datum- en tijdinstellingen
CD 400plus/CD 400/CD300
Druk op CONFIG . Nu verschijnt het
menu Instellingen .
Selecteer Tijd en datum .
Te selecteren instellingsopties:
■ Tijd instellen: Wijzigt de op het dis‐
play weergegeven tijd.
■ Datum instellen: Wijzigt de op het
display weergegeven datum.
■ Tijdopmaak instellen : Wijzigt de
urenindicatie tussen 12 uur en 24
uur .
■ Datumopmaak instellen : Wijzigt de
datumindicatie tussen MM/DD/
JJJJ en DD.MM.JJJJ .
■ Klok weergeven : Schakelt de tijds‐
indicatie op het display in/uit.
■ Kloksynchr. RDS-signaal : Het
RDS-signaal van de meeste VHF-
zenders stelt automatisch de tijd in.
De RDS-tijdsynchronisatie kan en‐
kele minuten in beslag nemen.
Sommige zenders zenden geen
correct tijdsignaal uit. Het is dan
raadzaam de automatische tijdsyn‐ chronisatie uit te schakelen.
Persoonlijke instellingen 3 137.
Datum- en tijdinstellingen
Navi 950/Navi 650/CD 600
Druk op CONFIG en selecteer dan
het menu-onderdeel Tijd en datum
om het respectieve submenu weer te
geven.
Let op
Als Kloksynchr. RDS-signaal geac‐
tiveerd is, worden tijd en datum au‐
tomatisch door het systeem inge‐
steld.
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
Tijd instellen
Selecteer de menuoptie Tijd
instellen om de tijdsinstellingen aan
te passen. Draai aan de multifunctio‐
nele knop om de eerste instelling aan
te passen.
Page 117 of 345

Instrumenten en bedieningsorganen115Voorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Gebruik de knoppen van de rich‐
tingaanwijzerhendel om de reste‐
rende gebruiksduur van de motorolie
weer te geven:
Druk op de knop MENU om
Informatie- menu voertuig X te kie‐
zen.
Draai het stelwiel naar de stand
Resterende levensduur olie .De resterende levensduur van de mo‐
torolie wordt in procent weergegeven
op het Driver Information Center.
Terugzetten Druk gedurende enkele seconden opde toets SET/CLR op de richtingaan‐
wijzer om terug te zetten. De pagina met de resterende gebruiksduur van
de motorolie moet actief zijn. Schakel het contact in maar de motor uit.
Bij het verversen van de olie moet het
systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Page 126 of 345

124Instrumenten en bedieningsorganen
De voorste mistlampen zijn ingescha‐keld 3 151.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 151.
Niveau sproeiervloeistof te
laag G brandt geel.
Het niveau van de sproeiervloeistof is
te laag.
Sproeiervloeistof 3 238.
Cruise control m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen
De cruise control is actief.
Cruise control 3 188.Adaptieve cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen
Adaptieve cruise control is actief.
Adaptieve cruise control 3 191.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen.
Er is een voertuig in dezelfde rijstrook gedetecteerd.
Adaptieve cruise control 3 191, fron‐
taanrijdingswaarschuwing 3 198.
Portier open h brandt rood.
Een portier of de achterklep is ge‐ opend.Informatiedisplays
Driver Information Center Het Driver Information Centre (DIC)
zit in de instrumentengroep tussen
snelheidsmeter en toerenteller. Het
wordt geleverd als Midlevel-display of Uplevel-Combi-display.
Midlevel-Display bevat:
■ dagteller algemeen
■ dagteller
■ een aantal controlelampen
■ boordinformatie
Page 127 of 345
Instrumenten en bedieningsorganen125
■informatiemenu dagteller/brandstof
■ boordinformatie, in de vorm van cij‐
fercodes 3 131.
In het Uplevel-combi-display kunnen
via MENU menupagina's worden ge‐
selecteerd. Menusymbolen verschij‐
nen op de bovenste regel van het dis‐ play:
■ X Informatie- menu voertuig
■ W Informatiemenu dagteller/
brandst.
■ s Informatiemenu ECO
■ C Menu prestaties
Sommige functies op het display ver‐
schillen tussen onderweg of in stil‐
stand. Sommige functies zijn alleen
onderweg beschikbaar.
Persoonlijke instellingen 3 137. Op‐
geslagen instellingen 3 24.
Menu’s en functies selecteren U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op MENU om tussen de menu's
te schakelen of om vanuit een sub‐ menu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een menu-
optie te markeren of om een nume‐
rieke waarde in te stellen.
Page 128 of 345

126Instrumenten en bedieningsorganen
Druk op de toets SET/CLR om een
functie te kiezen of om een melding te bevestigen.
Informatie- menu voertuig Druk op MENU om de Informatie-
menu voertuig te selecteren of selec‐
teer X op het Uplevel-Combi-dis‐
play.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te kiezen. Druk ter bevestiging op de toets SET/CLR.
Volg de instructies in de submenu's.
Afhankelijk van de versie kunnen mo‐
gelijke submenu's zijn:
■ Eenheid : U kunt de eenheden op
de displays veranderen.
■ Bandenspanning : Controleert de
bandenspanning van alle banden
onder het rijden 3 271.
■ Bandenbelasting : Selecteer de
bandenspanningscategorie vol‐
gens de huidige werkelijke banden‐
spanning 3 271.
■ Resterende levensduur olie : Geeft
aan wanneer de motorolie ververst
en het filter vervangen moet wor‐
den 3 115.
■ Snelheidswaarschuwing : Bij over‐
schrijden van de ingestelde snel‐ heidslimiet klinkt een geluidssig‐
naal.
■ Verkeersbordherkenning : Geeft
waargenomen verkeersborden tij‐
dens het huidige traject weer.
3 216
■ Volgafstand : Toont de afstand tot
een voorligger 3 202.
Selectie en aanduiding kunnen afwij‐
ken in Midlevel- en Uplevel-Combi-
display.
Page 129 of 345

Instrumenten en bedieningsorganen127
Informatiemenu dagteller/brandst. Druk op MENU om de
Informatiemenu dagteller/brandst. te
selecteren of selecteer W op het
Uplevel-Combi-display.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te kiezen. Druk ter bevestiging
op de toets SET/CLR.
■ dagteller 1
■ dagteller 2
■ digitale snelheid
Dagteller 2 en digitale snelheid zijn
alleen beschikbaar op auto's met Uplevel-Combi-display.
Zet de dagteller terug door gedu‐
rende enkele seconden op de knop
SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel te drukken of door met het
contact aan op de resetknop tussen de snelheidsmeter en het DIC te druk‐ ken.
Bij auto’s met een boordcomputer zijn
meer submenu’s beschikbaar.
Selectie en aanduiding kunnen afwij‐
ken in Midlevel- en Uplevel-Combi-
display.
Informatiemenu dagteller/brandstof,
tripcomputer 3 135.
Informatiemenu ECO Druk op MENU om s op de bo‐
venste regel van het Uplevel-Combi-
display te selecteren.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te kiezen. Druk ter bevestiging op de toets SET/CLR.Submenu's zijn:
■Schakelindicatie : De huidige ver‐
snelling wordt aangegeven binnen
een pijl. Het cijfer erboven geeft
aan dat de bestuurder omwille van
het brandstofverbruik moet op‐
schakelen.
Eco-indexdisplay : Het actuele
brandstofverbruik wordt aangege‐
ven op een segmentdisplay. Voor
Page 130 of 345

128Instrumenten en bedieningsorganen
zuinig rijden past u uw rijeigen‐
schappen aan om de volle segmen‐ ten binnen het ECO-gebied te hou‐
den. Hoe meer segmenten er ge‐
vuld zijn, hoe hoger het brandstof‐
verbruik. Tegelijkertijd wordt het ac‐ tuele brandstofverbruik aangege‐
ven.
■ Grootverbruikers : lijst met de groot‐
ste comfortverbruikers die momen‐
teel zijn ingeschakeld, worden
weergegeven in afnemende volg‐
orde. De mogelijke brandstofbe‐
sparing wordt aangegeven. Een uit‐
geschakelde verbruiker verdwijnt
van de lijst en de verbruikswaarde
wordt bijgewerkt.
Onder bepaalde omstandigheden
activeert de motor de achterruitver‐ warming automatisch om de motorzwaarder te belasten. In dat gevalwordt de achterruitverwarming
aangeduid als een van de grootste
verbruikers, zonder dat de bestuur‐
der deze heeft geactiveerd.
■ Zuinig rijden : Weergave van de ont‐
wikkeling van het gemiddelde
brandstofverbruik over een afstand
van 50 km. Gevulde segmenten ge‐
ven het verbruik weer in stappen
van 5 km en laten het effect van de
omgeving of het rijgedrag op het
brandstofverbruik zien.
Menu prestaties
Druk op MENU om de Menu
prestaties te selecteren of selecteer
C op het Uplevel-Combi-display.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te kiezen. Druk ter bevestiging op de toets SET/CLR.
Submenu's zijn: ■ Acceleratie : Weergave van de hui‐
dige acceleratie in alle richtingen.