2705-5. Gebruik van een extern apparaat
YARIS_F_WE_52D53E■iPod-functies
●Wanneer een iPod is aangesloten en de audiobron wordt gewijzigd in iPod-
modus, gaat de iPod verder met het laatst afgespeelde bestand.
●Afhankelijk van de iPod die op het systeem is aangesloten, zijn bepaalde
functies mogelijk niet beschikbaar. Als een functie niet beschikbaar is van-
wege een storing (in tegenstelling tot een systeemspecificatie), kan het hel-
pen om het apparaat even los te koppelen en weer aan te sluiten.
●Als de iPod is aangesloten op het systeem, kan de iPod niet meer op de
normale wijze worden bediend. In dat geval moeten de bedieningselemen-
ten van het audiosysteem van de auto worden gebruikt.
●Als de batterijspanning van de iPod erg laag is, werkt de iPod wellicht niet.
In dat geval moet de iPod eerst worden opgeladen.
●Ondersteunde modellen (Blz. 271)
■iPod-problemen
Om de meeste problemen tijdens het gebruik van uw iPod te verhelpen, kunt
u de iPod losnemen van de iPod-aansluiting in de auto en het apparaat reset-
ten.
Raadpleeg voor het resetten van uw iPod de handleiding van de iPod.
■Display
Blz. 260
■Foutmeldingen
Als een foutmelding wordt weergegeven, raadpleeg dan de volgende tabel en
onderneem de juiste acties. Als het probleem niet is verholpen, breng de auto
dan naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
MeldingOorzaak/correctieprocedures
ERROR (fout)Dit geeft aan dat er een probleem is met de
iPod of de aansluiting ervan.
NO SONGS
(geen muziekstukken)Dit geeft aan dat de iPod geen audio-opna-
mes bevat.
NO PLAYLIST
(geen afspeellijst)Dit geeft aan dat sommige beschikbare
muziekstukken niet kunnen worden gevon-
den in de geselecteerde afspeellijst.
UPDATE YOUR IPOD
(update uw iPod)Dit geeft aan dat de versie van de iPod niet
compatibel is. Actualiseer uw iPod-software
naar de nieuwste versie.
3387-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
■Olieverbruik
Er kan tijdens het rijden een bepaalde hoeveelheid olie worden verbruikt. In
de volgende situaties verbruikt de motor mogelijk meer olie en kan het nodig
zijn om tussen twee onderhoudsbeurten olie bij te vullen.
●Als de motor nog nieuw is, bijvoorbeeld direct na aanschaf van de auto of
nadat de motor is vervangen
●Als een lagere kwaliteit motorolie of motorolie met een verkeerde viscositeit
wordt gebruikt
●Bij het rijden met hoge motortoerentallen, met een zwaar beladen auto, met
een aanhangwagen (behalve Zuid-Afrika) of bij veelvuldig optrekken en
afremmen.
●Als de motor langdurig stationair draait, of bij veelvuldig rijden in druk ver-
keer
■Na het verversen van de motorolie (alleen dieselmotor)
Het indicatiesysteem motorolie verversen moet worden gereset. Ga als volgt
te werk:
Schakel over op dagteller A op het display terwijl de motor draait.
(Blz. 91)
Zet het contact UIT.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Houd de knop voor het wijzigen van de weergave (Blz. 91) ingedrukt
en zet het contact AAN (maar start de motor niet, anders wordt de reset-
modus afgebroken). Houd de toets ingedrukt tot de dagteller 000000
aangeeft.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Houd de toets voor het wijzigen van de weergave (Blz. 91) ingedrukt
en zet het contact AAN (maar start de motor niet, anders wordt de reset-
modus afgebroken). Houd de toets ingedrukt tot de dagteller 000000
aangeeft.
1
2
3
3497-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E■
Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Parkeer de auto op een veilige plaats en zet het contact UIT.
Er kan niet worden geïnitialiseerd wanneer de auto rijdt.
Breng de banden op de voorgeschreven spanning. (Blz. 483)
Breng de banden op de voorgeschreven spanning voor de banden in
koude toestand. Deze spanning vormt de referentiespanning voor het
bandenspanningswaarschuwingssysteem.
Zet het contact AAN.
Houd de resetknop inge-
drukt tot het waarschuwings-
lampje lage bandenspanning
drie keer langzaam knippert.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Laat het con-
tact een paar minuten AAN staan en zet het vervolgens in de
stand ACC of UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Laat het contact
enkele minuten AAN staan en zet het vervolgens UIT.
1
2
3
4
5
3517-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E■Routinecontrole van de bandenspanning (auto's met bandenspannings-
waarschuwingssysteem)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem vervangt de periodieke con-
trole van de bandenspanning niet. Controleer daarom ook zelf regelmatig de
bandenspanning.
■Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem (auto's
met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Initialiseer de banden als de banden de voorgeschreven spanning hebben.
■Als de profieldiepte van winterbanden minder is dan 4 mm
In dat geval gaat de werkzaamheid van de winterbanden verloren.
■Als de initialisatie van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
mislukt is (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
De initialisatie kan worden uitgevoerd in enkele minuten. In de volgende
gevallen worden de instellingen echter niet opgeslagen en zal het systeem
niet goed werken. Laat, als herhaalde pogingen de bandenspanning op te
slaan mislukken, de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
●Als de resetknop van het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt
bediend, gaat het waarschuwingslampje lage bandenspanning niet 3 keer
knipperen.
●Nadat er na de initialisatie gedurende een bepaalde tijd gereden is, gaat het
waarschuwingslampje branden nadat het gedurende 1 minuut heeft geknip-
perd.
3587-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
■Bij het controleren of vervangen van de banden
Neem, om de kans op ongevallen te beperken, de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen, kan schade aan de
aandrijflijn veroorzaken en gevaarlijke rijeigenschappen tot gevolg hebben,
waardoor een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
●Gebruik geen banden van verschillende merken, types of profielen.
Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende slijtagepatronen
door elkaar.
●Gebruik uitsluitend de door Toyota voorgeschreven bandenmaat.
●Gebruik geen verschillende soorten banden (radiaalbanden, gordelban-
den met diagonaalkarkas en diagonaalbanden) door elkaar.
●Gebruik geen zomer-, all-season- en winterbanden door elkaar.
●Gebruik nooit banden onder uw auto die zijn gebruikt onder een andere
auto. Door het gebruik van banden waarvan het verleden onbekend is,
loopt u extra risico.
●Auto's met een compact reservewiel: Rijd niet met een aanhangwagen als
een compact reservewiel is gemonteerd.
■Bij het initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Druk niet op de resetknop van het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem voordat de banden op de voorgeschreven spanning zijn gebracht.
Anders kan het voorkomen dat het waarschuwingslampje voor de lage ban-
denspanning niet gaat branden terwijl de bandenspanning te laag is, of wel
gaat branden terwijl de bandenspanning in orde is.
OPMERKING
■Repareren of vervangen van banden, velgen, bandenspanningssenso-
ren, -zenders en ventieldopjes (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
●Neem voor het verwijderen en plaatsen van wielen, banden of banden-
spanningssensoren en -zenders contact op met een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige omdat de bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet voorzichtig mee wordt omgegaan.
●Vergeet niet de dopjes weer op de ventielen aan te brengen. Als de ven-
tieldopjes niet geplaatst worden, dan kan er water in de bandenspannings-
sensoren terecht komen en kunnen ze vast gaan zitten.
●Gebruik bij het vervangen van de ventieldopjes geen andere ventieldopjes
dan voorgeschreven. Anders kunnen de dopjes vast komen te zitten.
4108-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
*1: Waarschuwingszoemer geactiveerde parkeerrem:
Er klinkt een zoemer om aan te geven dat de parkeerrem nog niet is gede-
activeerd (als de auto een snelheid van 5 km/h heeft bereikt).
*2: Waarschuwingszoemer open portier/achterklep:
Er klinkt een zoemer als de rijsnelheid hoger wordt dan 5 km/h terwijl een
portier is geopend.
Waarschuwingslampje motorolie verversen (alleen die-
selmotor)
Als het lampje knippert:
Geeft aan dat de motorolie moet worden ververst.
• Auto's zonder roetfiltersysteem
*5:
Knippert ongeveer 35.000 km nadat de motorolie is ver-
verst. (Als het indicatiesysteem voor het verversen van
de motorolie niet is gereset, zal het controlelampje niet
goed werken.)
• Auto's met roetfiltersysteem
*5:
Knippert ongeveer 14.500 km nadat de motorolie is ver-
verst. (Blz. 412) (Als de onderhoudsgegevens niet zijn
gereset, zal het controlelampje niet goed werken).
Controleer de motorolie en ververs indien nodig. Na
het verversen van de motorolie moet het verversings-
systeem worden gereset. (Blz. 338)
Als het lampje gaat branden:
Geeft aan dat de motorolie moet worden ververst.
• Auto's zonder roetfiltersysteem
*5:
Gaat ongeveer 40.000 km na het verversen van de
motorolie (en nadat de onderhoudsgegevens zijn gere-
set) branden.
• Auto's met roetfiltersysteem
*5:
Gaat ongeveer 15.000 km na het verversen van de
motorolie (en nadat de onderhoudsgegevens zijn gere-
set) branden.
Laat de motorolie en het oliefilter door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige controleren en vervangen. Na het verversen van
de motorolie moet het verversingssysteem worden
gereset. (Blz. 338)
Waarschu-
wingslampjeWaarschuwingslampje/details/handelingen
4288-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
■Het compacte reservewiel
●Op de band van het compacte reservewiel staat aan de zijkant de aandui-
ding TEMPORARY USE ONLY (alleen voor tijdelijk gebruik).
Gebruik het compacte reservewiel alleen tijdelijk en alleen in noodgevallen.
●Controleer de bandenspanning van het compacte reservewiel.
(Blz. 483)
■Nadat de band verwisseld is (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem moet gereset worden.
(Blz. 348)
■Bij gebruik van het reservewiel (inclusief compact reservewiel) (auto's
met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Het compacte reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor
en -zender, waardoor een te lage bandenspanning hiervan niet wordt aange-
geven door het bandenspanningswaarschuwingssysteem. Verder zal, als u
het reservewiel monteert nadat het waarschuwingslampje voor een lage ban-
denspanning is gaan branden, dit lampje blijven branden.
■Als uw auto een lekke voorband krijgt op een weg die bedekt is met
sneeuw of ijs
Vervang een van de achterwielen van de auto door het compacte reserve-
wiel. Voer onderstaande stappen uit en monteer sneeuwkettingen op de voor-
wielen:
Vervang het wiel links of rechts achter door het compacte reservewiel.
Vervang het wiel met de lekke voorband door het wiel dat van de achter-
zijde afkomstig is.
Monteer de sneeuwkettingen op de voorwielen.
1
2
3
501Alfabetische index
YARIS_F_WE_52D53E
Antenne
Radio............................. 256, 316
Smart entry-systeem
met startknop ...................... 127
Antidiefstalsysteem
Startblokkering ........................ 74
Supervergrendeling................. 79
Armsteun .................................. 313
Asbak ........................................ 310
Audiosysteem (met navigatie-/
multimediasysteem)
*
Audiosysteem (zonder navigatie-/
multimediasysteem) .............. 246
Audiotoetsen op
het stuurwiel ....................... 248
CD-speler .............................. 257
iPod ....................................... 266
MP3/WMA-disc ..................... 257
Optimaal gebruik ................... 250
Radio..................................... 252
USB-aansluiting .................... 249
USB-geheugen ..................... 273
Automatische
airconditioning ...................... 287
Automatische
airconditioning .................... 287
Interieurfilter .......................... 365Baby- en kinderzitjes................. 53
Baby- of kinderzitje met
ISOfix-bevestigingssysteem
plaatsen ................................ 67
Baby- of kinderzitje plaatsen
met bovenste gordel ............. 68
Baby- of kinderzitje plaatsen
met veiligheidsgordels .......... 64
Babyzitjes, definitie ................. 54
Babyzitjes, plaatsen ................ 64
Kinderzitjes, definitie ............... 54
Kinderzitjes, plaatsen........ 64, 65
Zitkussens, definitie ................ 54
Zitkussens, plaatsen ............... 66
Bagageafdekking ..................... 306
Banden ..................................... 347
Als de auto een lekke
band heeft .................. 418, 433
Bandenmaat ......................... 483
Bandenspanning ................... 483
Controleren ........................... 347
Reservewiel .......................... 418
Resetknop bandenspannings-
waarschuwingssysteem .... 349
Sneeuwkettingen .................. 243
Vervangen .................... 418, 433
Waarschuwingslampje .......... 409
Winterbanden ....................... 242
Wisselen van banden ........... 347
Bandenspanning ..................... 360
Onderhoudsgegevens .......... 483
Waarschuwingslampje .......... 409
B
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.