11 4
RCZ_nl_Chap05_securite_ed02-2013_CA
AIRBAGS VÓÓR
De airbags vóór beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een \
ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te
verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuurwiel en de
passagiersairbag in het dashboard boven het dashboardkastje.
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de passagiersairbag als
deze is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een\
gedeelte van) de impactzone vóór (A) , in de lengterichting van de auto
en vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die zich op
een horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de bestuurder en het stuur \
of
tussen de passagier voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld:
zet het contact af , steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde,
draai deze in de stand "OFF" ,
verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan
passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk
gewond raken. Dit pictogram verschijnt op het pictogrammendisplay van
de veiligheidsgordels en de airbag aan passagierszijde, bij
aangezet contact en zolang de airbag is uitgeschakeld.
5/
VEILIGHEID
RCZ_nl_Chap05_securite_ed02-2013_CA
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen
te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde autogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van
de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de
airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen uitsluitend door
het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats
worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd,
blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd.
De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de
warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten
stromen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet
op het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten
rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden
of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de
stuurwielbekleding en sla er niet op.
Zij-airbags
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het
afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen
of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
7/
ONDERHOUD
REMVLOEISTOFNIVEAU
Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAXI" te bevinden. Controleer indien dit niet het
geval is of de remblokken van uw auto zijn versleten.
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het voorgeschreven
verversingsinterval.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof.
STUURBEKRACHTIGINGSVLOEISTOFNIVEAU
Het stuurbekrachtigingsvloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden. Draai bij
koude motor de dop open om het niveau te controleren.
Motorolie bijvullen
Eigenschappen van de olie
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw auto en
motoruitvoering.
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of "Dieselmotor" om te zien waar
de olievuldop zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
- Draai de dop van de vulopening.
- Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand veroorzaken).
- Wacht enkele minuten en controleer vervolgens nogmaals het oliepeil met de peilstok.
- Vul indien nodig nog olie bij.
- Draai nadat u het oliepeil nogmaals hebt gecontroleerd de dop zorgvuldig op de vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het dashboard bij het
aanzetten van het contact na 30 minuten de juiste waarde aangeven.
Olie verversen
Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het
verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de
emissieregeling te voorkomen, is het gebruik van additieven in de
motorolie niet toegestaan.
168
WIEL VERWISSELEN
Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt
en zorg ervoor dat de auto op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Trek de handrem aan, zet het contact af en schakel de eerste
versnelling (stand P bij automatische transmissie) in om de wielen
te blokkeren.
Controleer of de inzittenden de auto hebben verlaten en zich op
een veilige plaats bevinden.
Plaats indien nodig een wielblok onder het wiel kruislings
tegenover het te verwisselen wiel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt;
gebruik een bok.
Dop voor slotbout: hiermee past de
wielsleutel op de speciale slotbouten. Deze
dop is specifi ek voor uw auto en bevindt zich
in het dashboardkastje.
Wielsleutel: hiermee kunnen de wielbouten
worden losgedraaid.
Krik met geïntegreerde slinger: hiermee kan
de auto worden opgekrikt.
NOODZAKELIJK GEREEDSCHAP *
Gereedschap voor het verwijderen van
sierdoppen: hiermee kunnen bij lichtmetalen
velgen de sierdoppen van de wielbouten
worden verwijderd.
* Afhankelijk van het land van bestemming is uw auto voorzien van het gereedschap dat nodig is voor het verwisselen van een wiel en kan
uw auto tevens zijn voorzien van een reservewiel (zie de volgende
bladzijden).
186
ZEKERINGEN VERVANGEN
TOEGANG TOT HET GEREEDSCHAP
De tang voor het verwijderen van zekeringen is zich aan de binnenzijde
van het deksel van de zekeringkast dashboard bevestigd:
draai de schroef een kwart omwenteling naar links,
trek het deksel rechts boven los,
maak het deksel helemaal los en draai het om,
haal de houder met de tang uit de binnenzijde van het deksel.
VERVANGEN VAN EEN ZEKERING
Voordat u een zekering vervangt, dient u:
de oorzaak van de storing op te sporen en te (laten) verhelpen,
alle stroomverbruikers uit te schakelen,
de auto stil te zetten en het contact af te zetten,
de defecte zekering op te sporen met behulp van de op de volgende pagina's vermelde tabellen en overzichten.
Bij het vervangen van een zekering moet u:
- de speciale tang gebruiken om de zekering uit de zekeringkast te verwijderen en de staat van de draad controleren,
- een defecte zekering altijd vervangen door een zekering met dezelfde stroomsterkte (dezelfde kleur); het gebruik van een zekering met een
andere stroomsterkte kan tot storingen (of zelfs brand) leiden.
Goed Defect
Tang
Wanneer de storing kort na het vervangen van de zekering weer
optreedt, moet u de elektrische uitrusting laten controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
188
ZEKERINGEN DASHBOARD
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard
(linkerzijde) en bevat twee houders.
Toegang tot de zekeringen
Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap".
Overzicht zekeringen
Zekering Ampère Functies
F2 30 A
Massa vergrendeling en supervergrendeling
F3 5 A Elektronische eenheid airbags, actieve
motorkap en pyrotechnische gordelspanners.
F4 10 A Schakelaar koppelingspedaal,
elektrochromatische binnenspiegel,
automatische transmissie, eenheid
veiligheidsschakeling.
F5 30 A Eentraps elektrische ruitbediening,
voeding inklapbare buitenspiegels.
F7 5 A Plafonniers voor en achter,
kaartleeslampjes, verlichting zonneklep,
verlichting dashboardkastje.
F8 20 A Autoradio, autoradio/telefoon,
multifunctioneel display, detectie te lage
bandenspanning, klokje.
F9 30 A 12V-aansluiting.
F10 15 A Stuurkolomschakelaars.
F 11 15 A Contactslot met circuit lage stroomsterkte.
F12 15 A Instrumentenpaneel, airconditioning,
geheugeneenheid bestuurdersstoel,
regen-/lichtsensor, airbags.
Houder 1
07
MEDIA
2ABC3DEF5JKL4GHI6MNO8TU V7PQRS9WXYZ0*#
1RADIOM EDIA NA
V ESC TRAFFIC
SETUPADDR
BOOK
MEDIA
2AB C3DEF5JKL4GHI6MNO8TUV7PQR S9WXYZ0*#
1RADIO MEDIA NA
V TRAFFIC
SETUPADDR
BOOK
2ABC3DEF5JKL4GHI6MNO8TUV7PQR S9WXYZ0*#
1RADIO MEDIA NA
V TRAFFIC
SETUPADDR
BOOK
2ABC3DEF5JKL4GHI6MNO8TUV7PQR S9WXYZ0*#
1RADIO MEDIA NA
V TRAFFIC
SETUPADDR
BOOK
RADIO NA
V TRAFFICMEDIA
RADIO NA
V TRAFFICMEDIA
238
Sluit het externe apparaat (MP3-speler/camcorder, fototoestel…) met een JACK/RCA-audiokabel aan op de RCA-aansluitingen (wit en rood (audio-aansluiting), geel (video-aansluiting)) in het\
dashboardkastje.
Druk op de toets MEDIA en druk nogmaals op de toets of selecteer de functie Menu "Media" en druk op OK om te bevestigen.
Selecteer de geluidsbron AUX en druk op OK om te bevestigen, waarna het afspelen automatisch begint.
Selecteer "Selecteer media" en vervolgens "Extern toestel (AV)" en druk op OK om deze te activeren.
Extern toestel
De weergave- en bedieningsfuncties verlopen via de externe apparatuur zelf.
Aux-ingang (AUX) gebruiken
Als de AUX-aansluiting niet is geactiveerd, selecteer dan "Beheer extern toestel (Aux)" om deze te activeren.
Een video-DVD afspelen
Selecteer de gewenste videobron (Extern toestel (AV), video-DVD). Druk op OK om te bevestigen. De DVD wordt afgespeeld.
Druk op de toets MEDIA om toegang te krijgen tot het Menu Media of de functies van het DVD-menu voor de beeldinstellingen (helderheid/contrast, beeldformaat...).
Als de DVD niet op het display wordt weergegeven, druk dan op de toets MODE om toegang te krijgen tot het MEDIA-scherm waarop het DVD-scherm wordt weergegeven.
Plaats de DVD in de speler. De DVD wordt automatisch afgespeeld.
Met de 4-weg navigatietoets en de verchroomde draaiknop kan de cursor van de DVD-selectie worden verplaatst. Door op de toets of te drukken kan een hoofdstuk worden gekozen.
MULTIMEDIASPELERS
Audio-/video-/RCA-kabel niet bijgeleverd
330
INDEX
Follow me home verlichting ...............93F/
H/
Geheugen instellingen bestuurder .....67
Gereedschap ........................... 168, 171
Gesproken commando's ..................214
Gewichten ................................ 201, 203
GPS ......................................... 222, 264
Grootlicht ........................... 89, 179, 180
DAB (Digital Audio Broadcasting) -
Digitale radio .................290, 314, 315
Dagrijverlichting ................................. 92
Dagteller ............................................ 37
Dashboardkastje ................................ 82
Dashboardverlichting .........................38
Datum (instellen) .........................46, 48
Derde remlicht ......................... 181, 184
Detectie te lage bandenspanning ....138
Diagnose auto ................................... 42
Diensten PEUGEOT ........................209
Dieselmotor .............151, 154, 155, 203
Dimlicht .............................. 89, 179, 180
Dimmer dashboardverlichting ............38
Display instrumentenpaneel ......22, 137
D/
Eco-mode ........................................ 175
Eco-rijden (adviezen) .........................20
Electronic Stability Program (ESC) ........................ 29,104
Elektrisch verstelbare stoelen ......65, 67
Elektronische remdrukregelaar (REF) .................103
Elektronische startblokkering .....54, 129
Elektronisch gestuurde versnellingsbak ............................... 20
ESP/ASR ......................................... 104
Extra ingang ......85, 238, 296, 317, 319E/
Identifi catie auto .............................. 206
Identifi catieplaatjes constructeur .....206
Identifi catie (stickers) ....................... 206
Indeling bagageruimte .......................87
Indeling interieur ................................ 81
Inhoud brandstoftank .......................150
Instapverlichting ........................... 79, 80
Instellen van de uitrustingen ... 24, 42, 46, 48
Instellingen bestuurder (opslaan) ......67
Instrumentenpaneel ...........................22
Instrumentenpanelen .............22, 24, 37
Intelligente tractiecontrole ................104
Interieurbekleding ............................ 197
Interieurfi lter (vervangen) ................159
Interieurverlichting .......................78, 79
ISOFIX ............................................. 126
ISOFIX (bevestigingen) ................... 125
ISOFIX kinderzitjes ................... 125-127I/
JACK-aansluiting .......85, 296, 317, 319
Jukebox (beluisteren) ......................237
Jukebox (kopie) ............................... 236J/
E/
Halogeenlampen
............................. 178
Handgeschakelde versnellingsbak ...............20, 132, 160
Handrem .................................. 130, 160
Handsfree set .......................... 278, 320
Handsfree telefoon ...................239-241
Hill-Holder ........................................ 131
Hoofdsteun achter ............................. 72
Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel .......................................... 68
Hulpoproep ...................... 102, 207, 208