Page 10 of 336

8In één oogopslag
11.   Zijruitontwaseming. 12 .   Instrumentenpaneel. 13.   Voorruitontwaseming. 14 .   Zonnesensor. 15.   Dashboardkastje / Uitschakeling passagiersairbag. 16.   Airbag  passagier. 17.   Multifunctioneel display / Autoradio. 18.   Middelste verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters. 19.   Schakelaar alarmknipperlichten en centrale vergrendeling. 
 Cockpit 
1.   Schakelaars  snelheidsregelaar/-begrenzer. 2.   Stuurkolomschakelaars  touchscreen. 3.   Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4.   Schakelaar  ruitenwissers/ruitensproeiers/boordcomputer. 5.   Hendel  motorkapontgrendeling. 6.   Hendel  stuurwielverstelling. 7.   Airbag  bestuurder.   Claxon. 8.   Koplampverstelling. 9.   Rij  drukschakelaars. 10.   Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters. 
20.   Bedieningspaneel  verwarming/airconditioning. 21.   12V-aansluiting.    USB-/Jack-aansluiting.    Extra USB-aansluiting. 22.   Open  opbergvak.   Bekerhouder. 23.   Versnellingshendel. 24.   Schakelaar Grip Control. 25.   Parkeerrem. 26.   Schakelaar openen/sluiten zonnescherm panoramadak. 2 7.   Afsluitbaar  opbergvak. 28.   12V-aansluiting  achter.   
         
        
        
     
        
        Page 17 of 336
.
15
23
21
In één oogopslag
 Controle tijdens het rijden 
 Wanneer u het contact aanzet, slaan alle meters uit en keren vervolgens terug naar de '0"-stand. A.   Als het contact wordt aangezet, moet de meter het resterende brandstofniveau weergeven. B.   Bij draaiende motor moet het verklikkerlampje laag brandstofniveau uitgaan. 
  Instrumentenpanelen 
1.   Als het contact wordt aangezet, gaan de oranje en rode waarschuwingslampjes branden. 2.   Bij draaiende motor moeten deze lampjes weer  uitgaan.   Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er lampjes blijven branden.  
  Verklikkerlampjes 
C.   Als het contact wordt aangezet, wordt op het display van het instrumentenpaneel het motorolieniveau  weergegeven.   Ga indien nodig tanken of vul olie bij.   
         
        
        
     
        
        Page 23 of 336

1
21
Controle tijdens het rijden
            Instrumentenpaneel met LCD-display 
1.   Koelvloeistoftemperatuurmeter. 2.   Toerenteller (x 1000 t /min of rpm), schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). 3.   Motorolieniveaumeter * . 4.   Opschakelindicator  (handgeschakelde versnellingsbak) of weergave positie selectiehendel (2Tronic versnellingsbak of automatische transmissie). 5.   Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).    Door lang op de toets  B  te drukken kan deze functie worden uitgeschakeld. 
A.   Dimmer  verlichting. B.   Informatie over het onderhoud.    Resetten van de geselecteerde functie (onderhoudsindicator of dagteller).    Instellen van de tijd.    Inschakelen/uitschakelen van de digitale snelheidsmeter.   
6.   Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of de snelheidsbegrenzer. 7.   Onderhoudsindicator,  vervolgens kilometerteller (km of miles).    Deze functies worden na het aanzetten van het contact achter elkaar weergegeven. 8.   Dagteller (km of miles). 9.   Analoge snelheidsmeter (km/h of mph). 10.   Brandstofniveaumeter.   
  Meters  en  displays   Bedieningstoetsen 
  *    Volgens  uitvoering.   
         
        
        
     
        
        Page 24 of 336
22
Controle tijdens het rijden
            Instrumentenpaneel met matrixdisplay 
  Meters  en  displays   Bedieningstoetsen 
1.   Koelvloeistoftemperatuurmeter. 2.   Toerenteller (x 1000 t /min of rpm), schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). 3.   Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of de snelheidsbegrenzer. 4.   Opschakelindicator  (handgeschakelde versnellingsbak) of weergave positie selectiehendel (2Tronic versnellingsbak of automatische transmissie). 5.   Digitale snelheidsmeter (km/h of mph). 
A.   Dimmer  verlichting. B.   Sfeerverlichting van het instrumentenpaneel. C.   Informatie over het onderhoud.    Resetten van de geselecteerde functie (onderhoudsindicator  of  dagteller).   
6.   Onderhoudsindicator,  vervolgens kilometerteller (km of miles).    Deze functies worden na het aanzetten van het contact achter elkaar weergegeven. 7.   Dagteller (km of miles). 8.   Analoge snelheidsmeter (km/h of mph). 9.   Brandstofniveaumeter.    
         
        
        
     
        
        Page 25 of 336

1
23
Controle tijdens het rijden
        
Verklikkerlampjes 
 Een aantal verklikkerlampjes heeft beide mogelijkheden. Of het constant branden of knipperen van een verklikkerlampje duidt op een storing, 
is afhankelijk van de werkingsfase van de  auto.  
  Bij het aanzetten van het contact 
 Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel enkele seconden branden.  Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.  Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functie het betreft.  
  Bijbehorende  waarschuwingen 
 Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel of op het multifunctionele display.  Verklikkerlampjes kunnen constant branden of knipperen. 
  De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje).  
         
        
        
     
        
        Page 26 of 336

24
Controle tijdens het rijden
  Verklikkerlampjes  ingeschakelde  functies 
 De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.   
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
    Richtingaanwijzer links     knippert,  met geluidssignaal.   Als u de lichtschakelaar omlaag beweegt. 
    Richtingaanwijzer 
rechts   
  knippert,  met 
geluidssignaal.  
 Als u de lichtschakelaar omhoog 
beweegt. 
Parkeerlichten  permanent.   De lichtschakelaar staat in de stand "Parkeerlichten". 
Dimlicht  permanent.   De lichtschakelaar staat in de stand " D imlic ht ". 
Grootlicht  permanent.   Als u de lichtschakelaar naar u toe trekt.  Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen naar dimlicht. 
Mistlampen vóór  permanent.   De mistlampen vóór zijn ingeschakeld.  Draai de ring twee standen naar achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen. 
Mistachterlicht  permanent.   Het mistachterlicht is ingeschakeld.  Draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen. 
  Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar de desbetreffende rubriek.   
         
        
        
     
        
        Page 28 of 336

26
Controle tijdens het rijden
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Voet op het koppelingspedaal *   permanent.   In de STOP-stand van het Stop & Start-systeem wordt de motor niet gestart als u het koppelingspedaal slechts gedeeltelijk intrapt. 
 Trap het koppelingspedaal helemaal in zodat de motor gestart kan worden. 
Stop & Star t  permanent.   Het Stop & Start-systeem heeft de motor in de STOP-stand gezet (verkeerslicht, stopbord, opstopping, e n z .) . 
 Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart als u wilt wegrijden. 
  knippert  enkele seconden en gaat dan  uit.  
 De STOP-stand is nu niet beschikbaar.  of  De motor wordt automatisch in de START-stand gezet. 
 Raadpleeg voor meer informatie over de bijzonderheden van de STOP- en START-stand de rubriek "Stop & Start". 
Automatische ruitenwissers  permanent.   De ruitenwisserschakelaar is naar beneden bewogen.  De automatische stand van de ruitenwissers vóór is geactiveerd.  Beweeg om de automatische stand van de ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet de hendel in een andere stand. 
  *    Uitgezonderd  instrumentenpaneel  met  matrixdisplay.   
         
        
        
     
        
        Page 29 of 336
1
27
Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies 
 De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.  Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het display.   
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Passagiersairbag  permanent.   De schakelaar in het dashboardkastje staat in de stand " OFF ".  De frontairbag aan passagierszijde is 
uitgeschakeld.  In dit geval kunt u een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" plaatsen. 
 Zet de schakelaar in de stand " ON " om de frontairbag aan passagierszijde in te schakelen.   Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje 
met de "rug in de rijrichting".