SymbolenWaarschuwing:
dit symbool geeft waarschuwingen weer die u absoluut dient te
respecteren omwille van uw veiligheid en die van anderen en om
schade aan uw auto te voorkomen.
Informatie:
dit symbool vestigt uw aandacht op aanvullende informatie die
u helpt de gebruiksmogelijkheden van uw auto optimaal te benutten.
Bescherming van het milieu:
dit symbool verschijnt bij adviezen met betrekking tot de
bescherming van het milieu.
Ver wijz ing:
dit symbool ver wijst naar de bladzijde waar meer informatie over de
desbetreffende functie is te vinden.
Uw auto kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau en de specifieke
kenmerken voor het land waarvoor uw auto bestemd is, slechts van
een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen zijn voorzien.
Belangrijke informatie:
Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires
die niet onder een artikelnummer in het assortiment van
Automobiles PEUGEOT voorkomen, kan storingen in het
elektronisch systeem van uw auto veroorzaken. Neem contact
op met een vertegenwoordiger van het merk PEUGEOT om
u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en
accessoires voorzien van een artikelnummer.
Wij danken u voor uw keuze voor de 108.
Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in de gelegenheid te
stellen onder alle omstandigheden optimaal gebruik te maken
van de mogelijkheden van uw 108.
WELKOM
.
.
B3_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2014
Richtingaanwijzers 102
Claxon
102
Alarmknipperlichten
1
03
Bandenspanningscontrolesysteem
103
ESP-systeem
107
Veiligheidsgordels
110
Airbags
113
Veiligheid
Kinderzitjes 118
Uitschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde
121
ISOFIX-kinderzitjes
127
Kinderslot
1
33
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Onderhoud
Brandstoftank
134
Bandenreparatieset
136
Wiel verwisselen
1
41
Sneeuwkettingen
146
Een lamp vervangen
1
47
Zekeringen vervangen
1
52
12V- ac c u
161
Eco -mode
16 4
Ruitenwisserblad vervangen
1
64
Slepen van uw auto
1
65
Allesdragers monteren
1
66
Accessoires
167
Praktische informatie Technische gegevens
7 inch Touchscreen 1 81
Radio
2
21
Audio en telematica
Visuele index Index
M ot o r k a p 170
Benzinemotoren
1
71
Niveaus controleren
1
72
Controles
175M ot o r e n
17 7
G ew i c hte n
178
Afmetingen
1
79
Identificatie 180
Inhoud
7
B3_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2014
Cockpit
1. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers
2.
S
tuur wieltoetsen van de autoradio of het
touchscreen
3.
S
chakelflippers van de
ETG-versnellingsbak
4.
S
chakelaar van de snelheidsbegrenzer
5.
S
chakelaar ruitenwissers/-sproeiers
6.
S
chakelaars ruitbediening
7.
H
endel motorkapontgrendeling
8.
O
ntgrendelingsschakelaar tankklep
9.
U
itschakeltoets Stop & Start-systeem
H
oogteverstelling koplampen
10.
Buitenspiegelverstelling 11. U
itschakeltoets ESP/ TRC
12 . H endel stuurwielverstelling.
13.
A
irbag bestuurder
Claxon
14 .
Zijventilatieroosters
15.
I
nstrumentenpaneel
16.
Plafonnier
Sc
hakelaar openen elektrisch bedienbaar
vouwdak
17.
P
assagiersairbag vóór
18.
Dashboardkastje/
U
itschakelen passagiersairbag vóór/
R
esetten bandenspanningscontrole
19.
Ra
dio, Touchscreen of open opbergvak20. ST
ART/STOP-knop
21. A larmknipperlichten
22.
B
edieningspaneel handbediende of
automatische airconditioning
23.
A
UX-ingangen voor het aansluiten
van een extern apparaat
24.
Versnellingshendel
25.
B
ekerhouders en opbergvakken
26.
Handrem
2 7.
Bekerhouder
.
Overzicht
21
B3_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2014
Laag
brandstofniveaupermanent.
Als het lampje gaat branden zit er
nog ongeveer 5
liter brandstof in
de tank. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u
met een lege tank strandt.
Dit controlelampje gaat elke keer na het aanzetten
van het contact branden zolang er niet voldoende
brandstof getankt is.
Inhoud brandstoftank: ongeveer 35
liter.
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is,
hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het
injectiesysteem beschadigd raken.
Laadstroom
accu permanent.
Er is een storing in het
laadstroomcircuit van de accu
(vervuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo
ontspannen of gebroken...). Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheidsgordels
vóórknippert in
combinatie met een
geluidssignaal.
De bestuurder heeft zijn
veiligheidsgordel niet vastgemaakt of
weer losgemaakt.
De voorpassagier heeft zijn
veiligheidsgordel losgemaakt. Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de
gesphouder.
Controlelampje
StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
1
Controle tijdens het rijden
49
B3_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Uw auto is uitgerust met een achterbank met een eendelige vaste zitting, en afhankelijk van de uitvoering:
- e en in delen (50/50) neerklapbare rugleuning,
-
e
en eendelige neerklapbare rugleuning.
Berg de gespen van de veiligheidsgordels
achter op in de houders op de middenstijl als ze
niet worden gebruikt of voordat de rugleuning
van de achterbank (geheel of gedeeltelijk)
wordt neergeklapt. Het neerklappen geschiedt vanaf de achterzijde
van de auto met geopende achterklep.
F
Z
et de hoofdsteunen in de laagste stand.
Z
ie de rubriek "Hoofdsteunen achter".
F
T
rek aan de riem(en) A aan de achterzijde
van de rugleuning en klap de rugleuning
(geheel of gedeeltelijk) neer op de zitting.
Achterbank
Opbergen van de veiligheidsgordelsNeerklappen van de
achterbankleuning
F Klap de rugleuning omhoog en vergrendel deze in de verankering B .
F
C
ontroleer of de achterbankleuning goed
vergrendeld is.
Terugplaatsen van de
achterbankleuning
3-deurs 5-deurs
3
Comfort
107
B3_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Elektronisch stabiliteitsprogramma
(ESP: Electronic Stability Control) dat de
volgende systemen omvat:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar,
-
d
e noodremassistentie,
-
d
e antispinregeling (TRC),
-
de
dynamische stabiliteitscontrole.
Elektronische stabiliteitscontrole (ESP)
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en voor een betere controle in
bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar verdeelt de
remdruk over de wielen.
Noodremassistentie
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
Antispinregeling (TRC)
Dit systeem verbetert de tractie door het
doorspinnen van de wielen te beperken met
behulp van de remmen van de aangedreven
wielen en de motor. Het zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
Dit systeem houdt de vier wielen in de gaten
en grijpt, als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of
meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.
7
Veiligheid
110
B3_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
Vast maken
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt en bevordert
daarmee de veiligheid.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de
gordelsluiting.
F
H
oud de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.
Veiligheid
112
B3_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan
en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1 ,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Raadpleeg voor meer informatie de rubriek
"Kinderzitjes".
Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
mag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding ,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor
de garantie zorgt en de werkzaamheden
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop
of een reinigingsmiddel voor textiel,
verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
Veiligheid