Kort en bondig11
1Vaste ventilatieopeningen .....99
2 Zijdelingse luchtroosters .......98
3 Lichtschakelaar ....................88
Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht .............................. 90
4 Instrumenten ........................ 67
Driver Information Centre ...... 78
5 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voorruit,
wis-/wasinstallatie
achterruit .............................. 62
Dagteller terugzetten ............67
6 Middelste luchtroosters ........98
7 Koplampverstelling ............... 89
Bedieningsorganen Driver
Information Center ...............78
Tripcomputer ......................... 85
Instrumentenverlichting .........91
Alarmknipperlichten ..............89
Mistlampen ........................... 90
Mistachterlicht ......................90Verwarmbare achterruit ........31
Verwarmbare
buitenspiegels ....................... 28
8 Passagiersairbag .................45
9 Handschoenenkastje ...........54
10 Verwarming en ventilatie ......94
Elektronische
klimaatregeling (ECC) ...........96
11 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................106
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................107
12 Contactslot met stuurslot ...101
13 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 61
14 Claxon .................................. 62
Bestuurdersairbag ...............45
15 Stuurwiel instellen ................61
16 Cruisecontrol ...................... 114
17 Zekeringenkast ...................139
18 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 126Rijverlichting
Lichtschakelaar draaien:
§=uit / dagrijlicht9=zijmarkeringslichten / koplam‐
pen
Verlichting 3 88, Dagrijlicht 3 89.
Instrumenten en bedieningsorganen61Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................61
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................67
Informatiedisplays ........................78
Boordinformatie ........................... 84
Tripcomputer ................................ 85Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
U kunt het Infotainmentsysteem en
een gekoppelde mobiele telefoon be‐
dienen met de knoppen op het stuur‐ wiel.
Meer informatie staat in de handlei‐ ding van het infotainment-systeem.
82Instrumenten en bedieningsorganen
Na het selecteren van deze menu‐
optie activeert of deactiveert u de
functie (op Aan of Uit zetten) en be‐
vestigt u de geselecteerde optie.
Druk op de knop SETq na het acti‐
veren ( Aan) om naar de huidige inge‐
stelde snelheid te gaan. Pas deze
naar keuze aan en bevestig de
nieuwe waarde.
Geluidssignalen 3 84.
GEGEVENS TRIP B
Hiermee activeert of deactiveert u de
tweede tripcomputer (op Aan of Uit
zetten).
Trip B houdt het gemiddelde verbruik, de afgelegde afstand, de gemiddelde
snelheid en de reistijd bij. De meting
kan op ieder gewenst moment op‐
nieuw gestart worden. Boordcompu‐
ter 3 85.
TIJD INSTELLEN (klok en klokmodus instellen)
Na het selecteren van deze menu‐ optie kunt u de tijd instellen of de klok‐ modus op 12 uurs- of 24 uursweer‐
gave instellen.Selecteer Tijd en bevestig. Hiermee
stelt u de uren in (waarde knippert) en bevestigt u de nieuwe waarde. Hier‐
mee stelt u de minuten in (waarde
knippert) en bevestigt u de nieuwe
waarde.
Selecteer Modus en bevestig. Selec‐
teer 12h of 24h en bevestig.
Klok 3 63.
DATUM INSTELLEN
Hiermee stelt u het jaar in (waarde
knippert) en bevestigt u de nieuwe
waarde. Hiermee stelt u de maand in
(waarde knippert) en bevestigt u de
nieuwe waarde. Hiermee stelt u de
dag in (waarde knippert) en bevestigt
u de nieuwe waarde.
RADIO INFO (audio- en radio-
informatie weergeven)
Hiermee activeert u de radio-info (op
Aan zetten) voor het weergeven van
audio- en radio-informatie (bijv. zen‐
derfrequentie, RDS-berichten, track‐
nummer). Deactiveren als dit niet no‐ dig is (op UIT zetten).AUTOCLOSE (automatische
centrale vergrendeling onderweg)
Activeer de autoclose-functie (op
Aan zetten) om de portieren automa‐
tisch te vergrendelen bij een snelheid
van meer dan 20 km/u. Deactiveren
als dit niet nodig is (op UIT zetten).
MAATEENHEID (voor afstand,
brandstofverbruik en temperatuur)
In deze menuoptie kunt u de maat‐
eenheid voor afstand, brandstofver‐
bruik en temperatuur instellen.
Selecteer Afstand en bevestig. Stel
de maateenheid in op km of mi (miles)
en bevestig.
Selecteer Verbruik en bevestig. Wan‐
neer de eenheid voor Afstand op km
is ingesteld, kunt u de eenheid voor
brandstofverbruik op l/100km of km/l
instellen. Wanneer de eenheid voor Afstand op mi (miles) is ingesteld,
verschijnt het brandstofverbruik in
mpg .
Selecteer Temperatuur en bevestig.
Stel de maateenheid in op °C of °F en
bevestig.
Instrumenten en bedieningsorganen85Berichten
brandstofsysteem
Brandstofblokkeersysteem
Bij een in zekere mate ernstige bot‐ sing wordt omwille van de veiligheidhet brandstofsysteem geblokkeerd
en wordt de motor automatisch uitge‐
schakeld. Ook kan er een betreffend
waarschuwingsbericht op het Driver Information Center verschijnen 3 78.
Zie " Motor afzetten " om het brand‐
stofblokkeersysteem terug te zetten
en met de auto te kunnen rijden
3 102.Tripcomputer
De boordcomputer geeft informatie
over rijgegevens die voortdurend ge‐
registreerd en elektronisch verwerkt
worden.
De volgende functies zijn te selecte‐
ren door de knop TRIP op het uiteinde
van de wisserhendel meerdere malen in te drukken:
Standaardversie ■ Gemiddeld verbruik
■ Momentaan verbruik
■ Actieradius
■ Afgelegde afstand
■ Gemiddelde snelheid
■ Reistijd (rijtijd)
Multifunctionele versie Twee dagtellers, trip A en trip B, kun‐
nen worden geselecteerd en worden
apart bijgehouden.
U kunt de informatie van de twee trip‐
computers onafhankelijk van elkaar
resetten, waardoor u de afstanden
van verschillende trips kunt bekijken.
Trip A ■ Gemiddeld verbruik
■ Momentaan verbruik
■ Actieradius
■ Afgelegde afstand
■ Gemiddelde snelheid
■ Reistijd (rijtijd)
Trip B ■ Gemiddeld verbruik
■ Afgelegde afstand
■ Gemiddelde snelheid
■ Reistijd (rijtijd)
86Instrumenten en bedieningsorganen
Trip B kan worden gedeactiveerd via
het Driver Information Center 3 78.
Informatie boordcomputer
resetten Reset de tripcomputer door één van
de functies te selecteren en gedu‐
rende enkele seconden de knop
TRIP ingedrukt te houden.
De volgende informatie op de boord‐
computer wordt gereset:
■ Gemiddeld verbruik
■ Afgelegde afstand
■ Gemiddelde snelheid
■ Reistijd (rijtijd)
Bij het overschrijden van de maxi‐
mumwaarde van een van de parame‐
ters wordt de boordcomputer automa‐ tisch teruggezet.
Gemiddeld verbruik
Het gemiddelde verbruik wordt aan‐
gegeven op basis van de afgelegde
afstand en de verbruikte brandstof
sinds de laatste reset.
De meting kan op ieder gewenst mo‐
ment opnieuw gestart worden.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele brandstof‐
verbruik.
_ _ _ _ verschijnt op het display als de
auto gedurende langere tijd met een
draaiende motor wordt geparkeerd.
Actieradius De actieradius wordt berekend op ba‐
sis van de huidige inhoud van de
brandstoftank en het gemiddelde ver‐
bruik sinds de laatste reset.
Wanneer het bereik minder dan
50 km is, verschijnt _ _ _ _ op het dis‐
play.Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
De meting kan op ieder gewenst mo‐
ment opnieuw gestart worden.
Let op
Het bereik wordt niet getoond als de auto gedurende langere tijd met
draaiende motor wordt geparkeerd.
Afgelegde afstand
Geeft de afgelegde afstand sinds de
laatste reset aan.
De meting kan op ieder gewenst mo‐
ment opnieuw gestart worden.
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid sinds
de laatste reset aan.
De meting kan op ieder gewenst mo‐
ment opnieuw gestart worden.
Ritonderbrekingen waarbij het con‐
tact wordt uitgeschakeld niet meege‐ rekend.
Reistijd (rijtijd)
De tijd die sinds het tonen van de laat‐ ste reset verstreken is.
Instrumenten en bedieningsorganen87
De meting kan op ieder gewenst mo‐
ment opnieuw gestart worden.
Tripcomputer afsluiten
Sluit de tripcomputer af door de knop
SET q gedurende meer dan
2 seconden ingedrukt te houden.
Driver Information Center 3 78.
Stroomonderbreking
Als de stroom werd onderbroken of
als de accuspanning te ver is ge‐
daald, gaan de waarden die in de
boordcomputer opgeslagen liggen
verloren.
181
Prestaties ................................... 165
Profieldiepte ............................... 142
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 176
Radio-info ..................................... 78
Regelbare instrumentenverlichting .............91
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 175
Remassistentie .......................... 112
Rem- en koppelingsvloeistof ......158
Remmen ............................ 111, 129
Remsysteem ................................ 74
Remvloeistof .............................. 129
Reservewiel ............................... 148
Richtingaanwijzer ........................72
Richtingaanwijzers ....................... 90
Richtingaanwijzer vooraan .........131
Roetfilter ............................... 75, 105
Ruiten ........................................... 28
Ruiten van de buitenzijde bedienen ................................... 28
Rijgedrag en aanhangertips ......122
Rijklaar gewicht ............................ 60
Rijregelsystemen ................112, 113
Rijverlichting .......................... 11, 77S
Schuifdeur ................................... 22
Service ................................. 99, 157
Service-display ......................70, 78
Service-informatie ...................... 157
Signalen........................................ 84
Sjorogen ................................ 58, 60
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19
Slijtage van remblokken ...............74
Sneeuwkettingen .......................144
Snelheidsmeter ............................ 67
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................128
Standaarddisplay ..........................78
Startbeveiliging ......................26, 77
Starten en bedienen ...................100
Starthulp gebruiken ...................151
Stoelpositie .................................. 33
Stoelverstelling ........................7, 34
Stop/Start-systeem .....................102
Stop-startsysteem......................... 77
Storing ....................................... 110
Storingsindicatielamp ..................73
Stuurbedieningsknoppen .............61
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......128
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 61
Symbolen ....................................... 4T
Taal............................................... 78
Tanken ....................................... 119
Te laag brandstofpeil ...................77
Temperatuur ................................. 78
Toerenteller ................................. 68
Top-Tether-bevestigingsogen ......52
Traction Control .........................112
Trekken............................... 122, 152
Tripcomputer .......................... 78, 85
Typeplaatje ................................ 160
U Uitlaatgassen ............................. 105
Uitrol-brandstofafsluiter .............102
Uittrekbare bagageruimte- afdekking ............................. 56, 60
Ultrasoonparkeerhulp ..........74, 115
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 143
Vaste luchtroosters ......................99
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................38
Velgen en banden .....................141
Ventilatie ....................................... 94
Ventilatieopeningen ......................98
Vergrendelingssysteem ...............26