Page 39 of 255

Sleutels, portieren en ruiten37
■De afscheiding bagageruimte is uit‐
geklapt, het doorgangsluik is geslo‐
ten 3 74.
■ Deksel van softtop is dichtgeklikt.
■ Kofferdeksel volledig gesloten is.
■ De buitentemperatuur is niet lager dan -7 °C voor openen en -10 °C
voor sluiten.
■ De accuspanning is op peil.
■ Het systeem is niet overbelast door
herhaalde werking (max. 5 com‐
plete achtereenvolgende cycli).Als er aan een van deze vereisten
niet wordt voldaan, klinkt er een ge‐
luidssignaal en verschijnt er bij het
bedienen van de schakelaar een
bericht op het Driver Information
Center en gaat de softtop niet open
of dicht.
■ Er mogen zich geen voorwerpen voor de achterruit of in het schar‐niergebied van softtop en deksel
van de softtop bevinden.
Als de automatische aandrijving niet
werkt wanneer de softtop open is,
moet u deze handmatig sluiten, zie de volgende instructies in "Handmatig
sluiten bij een systeemstoring".
Algemene tips
Let op■ Houd de bedieningsschakelaar al‐
tijd in de betreffende vast totdat
het geluidssignaal klinkt of totdat
de alarmknipperlichten oplichten
om er zeker van te zijn dat de soft‐ top geheel geopend of gesloten is.
■ De softtop kan in een tussengele‐ gen stand worden stilgezet, zodat
u de kapruimtes en -pakkingen
kunt reinigen. Laat de schakelaar
in de middenconsole tijdens het
bedienen los om de softtop gedu‐
rende maximaal 7 minuten bij in‐
geschakeld contact in een tussen‐
gelegen stand stil te zetten. Na deze periode klinkt er een waar‐
schuwingssignaal, neemt de hy‐
draulische druk in het systeem af
en kan de softtop uit zichzelf gaan
bewegen.
■ Open de softtop niet als deze nat,
bevroren of vuil is.
Page 61 of 255

Stoelen, veiligheidssystemen59Airbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐
lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het activeren worden de airbags
binnen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐ merkt.9 Waarschuwing
Bij onoordeelkundige behandeling
kunnen de airbagsystemen op ex‐plosieve wijze in werking treden.
Let op
Ter hoogte van de middenconsole
zitten de regelelektronica van het
airbagsysteem en de gordelspan‐
ners. In dit gebied geen magneti‐
sche voorwerpen plaatsen.
Bevestig geen voorwerpen op de af‐
dekkingen van de airbags en bedek
ze niet met andere materialen.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐ tueel het stuurwiel, het instrumen‐
tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ tingen, handgrepen en de stoelen
worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐
systeem aanbrengen, anders ver‐
valt de typegoedkeuring van de
auto.
Bij het ontplooien van de airbags kun‐
nen ontsnappende hete gassen
brandwonden veroorzaken.
Storing
Bij een storing in het airbagsysteem
licht het controlelampje v op en ver‐
schijnt er een bericht of een code op het Driver Information Center. Het
systeem is buiten werking.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Controlelamp v voor airbagsystemen
3 92.Kinderveiligheidssystemen op
de passagiersstoel met
airbagsystemen
Waarschuwing conform ECE R94.02 :
EN: NEVER use a rearward-facing
child restraint on a seat protected by
an ACTIVE AIRBAG in front of it,
DEATH or SERIOUS INJURY to the
CHILD can occur.
Page 128 of 255

126Verlichting
De volgende verlichting gaat ookbranden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
■ alle schakelaars,
■ Driver Information Center,
■ portiervakverlichting,
■ consoleverlichting.
Activeren, deactiveren en duur van
deze functie kunnen worden gewij‐
zigd op het Info-Display. Persoonlijke
instellingen 3 107.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 22.
Uitstapverlichting De volgende verlichting gaat brandenwanneer u de sleutel uit het contact‐
slot haalt:
■ Interieurverlichting
■ Instrumentenverlichting (alleen wanneer het buiten donker is)
■ Portier- en consolelichten
■ GrondverlichtingDe verlichting wordt na een bepaalde
tijd automatisch uitgeschakeld en bij
het openen van het bestuurderspor‐
tier opnieuw ingeschakeld.
De koplampen, achterlichten, achter‐
uitrijlichten en kentekenverlichting
blijven een instelbare tijd branden
wanneer u de auto verlaat.
Padverlichting
De koplampen, achterlichten, achter‐
uitrijlichten en kentekenverlichting
blijven een instelbare tijd branden
wanneer u de auto verlaat.
Inschakelen1. Ontsteking uitschakelen
2. Contactsleutel verwijderen
3. Bestuurdersportier openen
4. Richtingaanwijzerhendel naar u toe trekken
5. Bestuurdersportier sluiten
Wordt het bestuurdersportier niet ge‐
sloten, dan gaat de verlichting na
twee minuten uit.
De uitstapverlichting wordt meteen
uitgeschakeld als u de richtingaanwij‐
zerhendel naar u toe trekt, terwijl het
bestuurdersportier geopend is.
Activeren, deactiveren en duur van
deze functie kunnen worden gewij‐
zigd op het Info-Display. Persoonlijke
instellingen 3 107.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 22.
Page 150 of 255

148Rijden en bediening
KickdownBij het geheel intrappen van het gas‐
pedaal in de automatische modus
schakelt de transmissie afhankelijk
van het motortoerental over op een lagere versnelling.
Storing
In geval van een storing verschijnt er
boordinformatie op het Driver Infor‐
mation Center. Boordinformatie
3 105.
De versnellingsbak schakelt niet lan‐
ger automatisch. Verder rijden is mo‐
gelijk door handmatig te schakelen.
Alleen de hoogste versnelling is be‐
schikbaar. In de handgeschakelde
modus kan, afhankelijk van de sto‐
ring, ook de 2e versnelling beschik‐
baar zijn. Schakel alleen wanneer de
auto stilstaat.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.Stroomonderbreking
Bij een stroomonderbreking kan de
keuzehendel niet uit stand P worden
gehaald. U kunt de contactsleutel niet
uit de contactschakelaar verwijderen.
Bij een lege accu hulpstartkabels ge‐
bruiken 3 224.
Is de accu niet de oorzaak van de sto‐
ring, ontgrendel dan de keuzehendel.
1. Handrem aantrekken.
2. Maak de kap van de keuzehendel
aan de voorkant van de midden‐
console los, klap deze omhoog en draai deze naar links.
3. Steek een schroevendraaier zo diep mogelijk in de opening en zet
de keuzehendel uit de stand P
of N. Wanneer u weer P of N in‐
schakelt, wordt de keuzehendel
opnieuw in deze stand vergren‐
deld. Oorzaak van de stroomon‐
derbreking door een werkplaats
laten verhelpen.
4. Breng de kap van de keuzehendel
weer op de middenconsole aan.