2144-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■De Dynamic Radar Cruise Control kan worden gebruikt als
●Schakelstand D is geselecteerd.
●De rijsnelheid hoger is dan 50 km/h.
■Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
Er kan normaal met de auto geaccelereerd worden. Na de acceleratie gaat de auto
weer rijden met de ingestelde snelheid. Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld,
neemt de rijsnelheid echter mogelijk af tot onder de ingestelde snelheid, zodat de
afstand tot de voorligger gehandhaafd blijft.
■Ingestelde snelheid
Afhankelijk van de rijomstandigheden kan de ingestelde snelheid mogelijk niet gehand-
haafd worden.
■Automatisch uitschakelen van de afstandsregeling
De afstandsregeling wordt automatisch uitgeschakeld in de volgende situaties:
●Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 40 km/h.
●De VSC is geactiveerd.
●De sensor kan niet goed werken omdat hij ergens door bedekt is.
●De ruitenwissers voor werken op hoge snelheid (wanneer de ruitenwisserschakelaar in
stand AUTO of de stand voor hoge snelheid staat).
Als de afstandsregeling om een andere dan de hierboven genoemde redenen automa-
tisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Neem con-
tact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Automatisch uitschakelen van de constante-snelheidsregeling
De snelheidsregeling door de cruise control wordt in de volgende gevallen onderbro-
ken:
●Actuele rijsnelheid zakt tot meer dan ongeveer 16 km/h onder de ingestelde rijsnel-
heid. In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
●De rijsnelheid zakt onder de 40 km/h.
●De VSC is geactiveerd.
■Radarsensor en lenskap
Houd de sensor en de lenskap altijd schoon omdat de afstandsregeling anders niet goed
werkt. (Sommige belemmeringen, zoals sneeuw, ijs of plastic, worden niet door de sen-
sor gesignaleerd.) Als er gesignaleerd wordt dat er iets op de sensor aanwezig is, wordt
de Dynamic Radar Cruise Control uitgeschakeld.
■Waarschuwingsmeldingen en zoemers voor Dynamic Radar Cruise Control
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden gebruikt om een systeemstoring aan te
geven of om de bestuurder te informeren dat hij tijdens het rijden extra moet opletten.
(Blz. 523) Lenskap
Radarsensor
1
2
2164-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Voor het gebruik van de Dynamic Radar Cruise Control
Vertrouw niet te veel op de afstandsregeling.
Houd rekening met de ingestelde rijsnelheid. Regel zelf de snelheid en de afstand tot
uw voorligger bij door te remmen, enz. als de deceleratie/acceleratie die het systeem
verzorgt niet toereikend is om de afstand tot de voorligger te regelen.
2174-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Waarschuwingen met betrekking tot de ondersteunende systemen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval veroorzaken, waardoor ernstig letsel kan ont-
staan.
●De bestuurder helpen bij het meten van de volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control dient alleen ter ondersteuning van de bestuurder
bij het bepalen van de volgafstand tussen de eigen auto en een bepaalde voorligger.
Het systeem is niet bedoeld om zorgeloos of roekeloos rijgedrag te rechtvaardigen
en kan de bestuurder ook niet helpen tijdens het rijden bij slecht zicht. Het blijft nood-
zakelijk dat de bestuurder zelf de omgeving van de auto goed in de gaten houdt.
●De bestuurder helpen bij het bepalen van de juiste volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control bepaalt of de volgafstand tussen de eigen auto en
een bepaalde voorligger voldoende is of niet. Het systeem kan geen andere beoor-
delingen maken. Het is daarom strikt noodzakelijk dat u zelf alert blijft en inschat of
een situatie mogelijk gevaarlijk is.
●De bestuurder helpen bij het bedienen van de auto
De Dynamic Radar Cruise Control kan geen aanrijdingen met een voorligger voor-
komen. Daarom dient u wanneer er gevaar dreigt direct de controle over de auto te
nemen en juist te handelen om de veiligheid van alle betrokkenen te garanderen.
■Voorkomen van onachtzaam activeren van de cruise control
Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt gebruikt.
■Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de Dynamic Radar Cruise Control
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet, wordt de snelheid mogelijk niet goed geregeld waardoor een onge-
val met ernstig letsel kan ontstaan.
●In druk verkeer
●Op wegen met scherpe bochten
●Op slingerende wegen
●Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
●Op steile afdalingen of bij afwisselend sterk dalende en sterk stijgende wegen
Bij het afdalen van een helling kan de rijsnelheid de geprogrammeerde snelheid
overschrijden.
●Op invoegstroken van autosnelwegen
●Als de weersomstandigheden zo slecht zijn dat ze een juiste werking van de senso-
ren onmogelijk zouden kunnen maken (mist, sneeuw, zandstorm, zware regenval,
enz.)
●Als er vaak een naderingswaarschuwing hoorbaar is
●Tijdens het slepen in een noodgeval
2184-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Omstandigheden waarin de sensor voorliggers niet of niet op de juiste manier signa-
leert
Rem indien nodig zelf af als een van de volgende voertuigen voor u rijdt.
Omdat de sensor deze voertuigen wellicht niet op de juiste manier signaleert, wordt er
geen naderingswaarschuwing (Blz. 213) gegeven en kan een ernstig ongeval het
gevolg zijn.
●Auto's die plotseling voor u invoegen
●Auto's die met lage snelheden rijden
●Auto's die stilstaan
●Voertuigen met een relatief kleine achterzijde (aanhangwagens zonder lading, enz.)
●Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
■Omstandigheden waaronder de afstandsregeling mogelijk niet goed werkt
Rem indien nodig in de volgende situaties zelf af omdat de radarsensor voorliggers
misschien niet op de juiste manier signaleert, waardoor er een ernstig ongeval zou
kunnen ontstaan:
●Als door omringend verkeer opgeworpen water of sneeuw de werking van de sensor
hindert
●Als de achterzijde van de auto ver ingezakt is (omdat er zware lading in de bagage-
ruimte vervoerd wordt, enz.)
●Als de weg erg bochtig is of de rijstroken erg smal zijn
●Als u veelvuldig stuurcorrecties moet uitvoeren of frequent van rijstrook wisselt
●Als uw voorligger plotseling decelereert
■Behandelen van de radarsensor
Volg onderstaande aanwijzingen op om te waarborgen dat het cruise control-systeem
goed kan werken.
Anders werkt het systeem mogelijk niet correct wat kan leiden tot een aanrijding.
●Houd de sensor en de lenskap altijd schoon.
Reinig de sensor en de lenskap met een zachte doek zodat er geen krassen of
beschadigingen ontstaan.
●Stel de sensor en de omgeving van de sensor niet bloot aan krachtige schokken.
Als de sensor ook maar iets verplaatst wordt, werkt het systeem mogelijk niet meer
goed. Als de sensor en de omgeving van de sensor aan krachtige schokken zijn
blootgesteld, moet het desbetreffende gedeelte van de auto altijd worden gecontro-
leerd en indien nodig gerepareerd door een erkende Lexus-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
●Neem de sensor niet uit elkaar.
●Monteer geen accessoires en plak geen stickers op de sensor, de lenskap of in de
directe omgeving.
●Wijzig of spuit de sensor en de lenskap niet.
●Vervang ze niet door niet-originele onderdelen.
5338-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
8
Bij problemen
(indien aanwezig)
Geeft aan dat de sensor van het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem vuil is of bedekt is met ijs
Er klinkt ook een zoemer.
Reinig de sensor.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat het Dynamic Radar Cruise Control-sys-
teem de afstand tot de voorligger niet kan bepalen
Er klinkt ook een zoemer.
Als de ruitenwissers aan zijn, zet ze dan uit of in de
intervalstand of in de stand langzaam.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing is in:
• Het cruise control-systeem; of
• Het Dynamic Radar Cruise Control-systeem
Druk eenmaal op de toets ON-OFF om het systeem
uit te schakelen en druk vervolgens opnieuw op de
toets om het systeem in te schakelen.
Er klinkt ook een zoemer.
Laat de auto nakijken door een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
WaarschuwingsmeldingDetails/handelingen
5368-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
*: Werkingsvoorwaarden EV-modus: Blz. 181
■Waarschuwingsmeldingen
De afbeeldingen van waarschuwingsmeldingen die hier worden gebruikt, dienen slechts
als voorbeeld en verschillen mogelijk van het werkelijke beeld op het multi-informatie-
display.
■Waarschuwingsmelding bij ingeschakeld Dynamic Radar Cruise Control-systeem
(indien aanwezig)
Onder de volgende omstandigheden wordt de waarschuwingsmelding mogelijk niet
weergegeven, ook niet als de afstand tot de voorligger afneemt:
●Wanneer uw auto en de voorligger met dezelfde snelheid rijden of als de voorligger
sneller rijdt dan uw auto
●Als de voorligger extreem langzaam rijdt
●Onmiddellijk nadat de cruise control-snelheid is ingesteld
●Op het moment dat het gaspedaal wordt ingetrapt
■Waarschuwingszoemer
Blz. 521
Geeft aan dat de EV-modus automatisch uitgeschakeld
is
*
De reden voor het niet beschikbaar zijn van de EV-
modus (ladingstoestand batterij is laag, rijsnelheid is
hoger dan de snelheid waarbij de EV-modus werkt,
gaspedaal is te ver ingetrapt) wordt mogelijk weerge-
geven.
Er klinkt ook een zoemer.
Rijd een tijdje met de auto.
WaarschuwingsmeldingDetails/handelingen
(Knippert
3 keer)
5528-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Bij gebruik van het compacte reservewiel
●Houd er rekening mee dat het compacte reservewiel speciaal ontworpen is voor
gebruik onder uw auto. Gebruik uw reservewiel daarom niet onder een andere auto.
●Monteer niet gelijktijdig meer dan één reservewiel onder uw auto.
●Vervang het reservewiel zo snel mogelijk door een wiel met een standaardband.
●Vermijd plotseling accelereren, abrupte stuuracties, plotseling remmen en schakel-
handelingen die een plotselinge motorremwerking veroorzaken.
■Bij gebruik van het compacte reservewiel
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid niet goed wordt weergegeven en dat de vol-
gende systemen niet goed werken:
■Snelheidsbeperking bij gebruik van het compacte reservewiel
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een compact reservewiel onder de auto is gemon-
teerd.
Het compacte reservewiel is niet ontworpen voor gebruik bij hoge snelheden. Het niet
opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een ongeval en ernstig letsel.
■Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het gereedschap en de krik weer goed zijn opgeborgen
en bevestigd. Dit om te voorkomen dat een van deze voorwerpen bij een aanrijding of
bij hard remmen letsel veroorzaakt.
■Bij het opbergen van de lekke band
●Zet de rugleuningen achter weer in de oorspronkelijke stand.
●Maak de band vast met een speciale bevestigingsriem. Anders kan de lekke band bij
plotseling remmen of een aanrijding naar voren schieten, waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
• ABS en Brake Assist
•VSC
•TRC
• Cruise control (indien aanwezig)
•Dynamic Radar Cruise Control
(indien aanwezig)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig)•EPS
•Rear View Monitor-systeem
(indien aanwezig)
• Lexus Parking Assist Monitor
(indien aanwezig)
• Lexus Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)
• Navigatiesysteem (indien aanwezig)
611Alfabetische index
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Blokkeerschakelaar
ruitbediening .......................................... 161
Bluetooth
®....................................315, 393
Audiosysteem........................... 309, 371
Handsfree-systeem (voor
mobiele telefoon) ...............289, 373
Bougie ...................................................... 585
Bovenste gordel ....................................... 66
Brake Assist ............................................238
Brandstof
Brandstofmeter...................................... 97
Informatie .............................................. 589
Informatie voor bij het
tankstation .......................................... 624
Inhoud......................................................582
Soort.........................................................582
Tanken..................................................... 202
Buitenspiegels ......................................... 157
Buitenspiegelverwarming .... 412, 419
Verstellen en inklappen....................157
Verwarming ................................ 412, 419CD-speler .................................... 270, 347
Claxon.........................................................153
Condensor .............................................. 462
Consolevak............................................. 429
Contact (startknop)............................... 177
Als uw auto in geval van nood
tot stilstand moet worden
gebracht .............................................509
Auto power off-functie ..................... 179
Starten van het hybridesysteem ...177
Wijzigen van de standen van
de startknop ....................................... 178
Controlelampje ECO ........................... 99
Controlelampje EV-modus .................73
Controlelampje veiligheidsgordel
bestuurder .............................................519
Controlelampje
voorpassagiersgordel .......................519
Controlelampjes...................................... 92
Cruise control
Cruise control ..................................... 205
Dynamic Radar Cruise
Control................................................ 208
Curtain airbags ........................................ 43
C