Page 186 of 624

1864-2. Rijprocedures
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Tijdens het rijden met de cruise control of de Dynamic Radar Cruise Control ingescha-
keld
Ook wanneer de sportmodus wordt ingeschakeld met als doel op de motor af te rem-
men, wordt er niet op de motor afgeremd omdat de cruise control of de Dynamic Radar
Cruise Control niet wordt uitgeschakeld.
■Functie voor het automatisch selecteren van stand P
Wanneer een andere stand dan stand P is geselecteerd, wordt, door op de startknop te
drukken wanneer de auto volledig stilstaat, automatisch stand P ingeschakeld waarna
het contact UIT gaat.
■Als de schakelstand niet vanuit stand P gewijzigd kan worden
De kans bestaat dat de 12V-accu leeg is. Controleer in dit geval de 12V-accu.
(Blz. 570)
■Na het laden/aansluiten van de 12V-accu
Blz. 466
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bv. waarschuwingszoemer achteruitrijden) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 591)
WA A R S C H U W I N G
■Rijden op glad wegdek
Accelereer of wijzig de schakelstand niet plotseling.
Door plotseling afremmen op de motor kan de auto in een slip raken hetgeen een
ongeluk kan veroorzaken.
■Selectiehendel
Verwijder de selectiehendelknop niet en gebruik uitsluitend een originele Lexus-selec-
tiehendelknop. Hang ook niets aan de selectiehendel.
Hierdoor kan de selectiehendel mogelijk niet in zijn oorspronkelijke positie terugkeren
met mogelijk ongevallen tot gevolg wanneer de auto in beweging is.
■Schakelaar stand P
Druk nooit op de schakelaar voor stand P terwijl de auto nog rijdt.
Als u op de schakelaar van stand P drukt terwijl u zeer langzaam rijdt (bv. direct voor-
dat u de auto tot stilstand brengt), kan de auto plotseling tot stilstand komen wanneer
de schakelstand wijzigt naar P. Dit kan tot een ongeval leiden.
Page 205 of 624
205
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Cruise control*
Met de cruise control kan een ingestelde snelheid worden vastgehouden zonder
dat hiervoor het gaspedaal hoeft te worden ingetrapt.
Controlelampje
Display
Cruise control-schakelaar
Schakel de cruise control in met de
toets ON-OFF.
Het controlelampje cruise control gaat
branden.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Accelereer of decelereer naar de
gewenste snelheid en druk de hen-
del naar beneden om de snelheid in
te stellen.
SET (ingesteld) wordt weergegeven.
De rijsnelheid op het moment dat de
schakelaar wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid.
: Indien aanwezig
Overzicht van functies
1
2
3
Instellen van de rijsnelheid
1
2
Page 206 of 624

2064-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de gewenste
snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Fijne afstelling: Beweeg de hendel kort
in de gewenste richting.
Ruime afstelling: Houd de hendel in de
gewenste richting gedrukt.
De ingestelde snelheid wordt als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend wordt
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of verlaagd totdat
de hendel wordt losgelaten.
Door de hendel naar u toe te trek-
ken wordt de constante-snelheids-
regeling uitgeschakeld.
De snelheidsregeling wordt eveneens
onderbroken als het rempedaal wordt
ingetrapt.
Door de hendel omhoog te drukken
wordt de constante-snelheidsrege-
ling hervat.
Hervatten van de cruise control is
mogelijk vanaf een rijsnelheid van onge-
veer 40 km/h of meer.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1
2
Uitschakelen en hervatten van de constante-snelheidsregeling
1
2
Page 207 of 624

2074-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■De cruise control kan worden gebruikt als
●Schakelstand D is geselecteerd.
●De rijsnelheid hoger is dan 40 km/h.
■Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
●Er kan normaal met de auto geaccelereerd worden. Na de acceleratie gaat de auto
weer rijden met de ingestelde snelheid.
●De ingestelde snelheid kan zelfs worden verhoogd zonder de cruise control uit te scha-
kelen, door eerst naar de gewenste snelheid te accelereren en vervolgens de hendel
omlaag te drukken om de nieuwe snelheid in te stellen.
■Automatisch uitschakelen van cruise control
De cruise control stopt onder de volgende omstandigheden met het in stand houden van
de rijsnelheid:
●De werkelijke rijsnelheid zakt tot meer dan 16 km/h onder de geprogrammeerde rij-
snelheid.
In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
●Werkelijke rijsnelheid is lager dan ongeveer 40 km/h.
●De VSC is geactiveerd.
■Als de waarschuwingsmelding voor de cruise control op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven
Druk eenmaal op de toets ON-OFF om het systeem uit te schakelen en druk vervolgens
opnieuw op de toets om het systeem in te schakelen.
Als er geen snelheid kan worden geprogrammeerd of de cruise control direct na het
activeren weer wordt uitgeschakeld, is er mogelijk een defect in het cruise control-sys-
teem aanwezig. Laat de auto nakijken door een erkende Lexus-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WA A R S C H U W I N G
■Onbedoeld inschakelen van de cruise control voorkomen
Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt gebruikt.
■Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de cruise control
Gebruik de cruise control niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
●In druk verkeer
●Op wegen met scherpe bochten
●Op slingerende wegen
●Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
●Op steile hellingen
Bij het afdalen van een steile helling kan de rijsnelheid de ingestelde snelheid over-
schrijden.
●Tijdens het slepen in een noodgeval
Page 208 of 624
2084-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Dynamic Radar Cruise Control
De Dynamic Radar Cruise Control is een conventionele cruise control die is uit-
gebreid met een afstandsregeling. Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld,
accelereert of decelereert de auto automatisch om een vooraf ingestelde
afstand tot de voorligger te bewaren.
Controlelampjes
Display
Ingestelde snelheid
Afstandsschakelaar
Cruise control-schakelaar
: Indien aanwezig
Overzicht van functies
1
2
3
4
5
Page 209 of 624
2094-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Schakel de cruise control in met de
toets ON-OFF.
Het controlelampje van de Dynamic
Radar Cruise Control gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Accelereer of decelereer naar de
gewenste snelheid en druk de hen-
del naar beneden om de snelheid in
te stellen.
SET (ingesteld) wordt weergegeven.
De rijsnelheid op het moment dat de
hendel wordt losgelaten, wordt de inge-
stelde snelheid.
Instellen van de rijsnelheid (afstandsregelmodus)
1
2
Page 211 of 624

2114-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Door de schakelaar in te drukken
wordt de tussenafstand als volgt gewij-
zigd:
Lang
Gemiddeld
Kort
De tussenafstand wordt automatisch op
lang ingesteld als het contact AAN
wordt gezet.
Als er een auto voor u rijdt, wordt het
symbool voor een voorligger ook weer-
gegeven.
Selecteer een afstand in de onderstaande tabel. Houd er rekening mee dat de
aangegeven afstanden overeenkomen met een rijsnelheid van 80 km/h. De tus-
senafstand is afhankelijk van de rijsnelheid.
Als u de hendel naar u toe trekt,
wordt de cruise control uitgescha-
keld.
De snelheidsregeling wordt eveneens
onderbroken als het rempedaal wordt
ingetrapt.
Door de hendel omhoog te drukken,
wordt de cruise control hervat en
wordt de opgeslagen snelheid inge-
steld.
Hervatten van de cruise control is
mogelijk vanaf een rijsnelheid van onge-
veer 40 km/h of meer.
Wijzigen van de tussenafstand
Symbool voorligger
1
2
3
Instellen afstand tot voorligger
AfstandsoptiesTu s s e n a f s t a n d
LangOngeveer 50 m
GemiddeldOngeveer 40 m
KortOngeveer 30 m
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsregeling
1
2
Page 213 of 624

2134-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Wanneer uw auto een voorligger te dicht nadert en automatisch decelereren
door middel van de cruise control niet mogelijk is, zal het scherm gaan knippe-
ren en een zoemer klinken om de bestuurder te waarschuwen. Dit kan bijvoor-
beeld gebeuren als een andere bestuurder vóór u invoegt terwijl u een
voorligger volgt. Gebruik het remsysteem om voldoende afstand tot uw voorlig-
ger te houden.
■Mogelijk worden geen waarschuwingen gegeven
In de volgende gevallen is het mogelijk dat de waarschuwing niet verschijnt:
●Als de snelheid van de auto voor u gelijk is aan of hoger is dan de snelheid
van uw eigen auto
●Als de voorligger extreem langzaam rijdt
●Direct nadat de snelheid van de cruise control is ingesteld
●Op het moment dat het gaspedaal wordt ingetrapt
De constante-snelheidsregelmodus is anders dan de afstandsregelmodus. Wan-
neer de constante-snelheidsregeling is geselecteerd, blijft de auto met een inge-
stelde snelheid rijden, ongeacht of zich voorliggers op de rijbaan bevinden.
Schakel de cruise control in met de
toets ON-OFF.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Schakel de constante-snelheidsre-
geling in.
(Duw de hendel naar voren en houd
de hendel in die stand ongeveer 1 s
vast.)
Het controlelampje cruise control gaat
branden.
Als u tijdens de constante-snelheidsregeling terug wilt keren naar de afstandsregel-
modus, drukt u de hendel weer naar voren en houdt u hem ongeveer 1 seconde vast.
Nadat de gewenste snelheid is ingesteld, kunt u niet terugkeren naar de afstandsre-
gelmodus.
Als het contact UIT en vervolgens weer AAN wordt gezet, wordt automatisch de
afstandsregelmodus weer ingesteld.
Wijzigen van de ingestelde snelheid: Blz. 210
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsregeling: Blz. 211
Naderingswaarschuwing
Selecteren van de conventionele constante-snelheidsregeling
1
2