85
1 1-3. Antidiefstalsysteem
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Supervergrendeling
Auto's die met dit systeem zijn uitge-
rust, zijn voorzien van labels op de rui-
ten van de beide voorportieren.
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden de auto verlaten en controleer of alle
portieren gesloten zijn.
Gebruik van de instapfunctie:
Raak het sensorgedeelte van de buitenportiergreep binnen 5 seconden 2 keer
aan.
Gebruik van de afstandsbediening:
Druk 2 keer binnen 5 seconden op
.
Gebruik van de instapfunctie: Houd de buitenportiergreep vast.
Gebruik van de afstandsbediening: Druk op .
: Indien aanwezig
Toegang door onbevoegden wordt voorkomen door het ontgrendelen van de
portieren zowel van buitenaf als van binnenuit onmogelijk te maken.
Inschakelen van de supervergrendeling
De supervergrendeling uitschakelen
WA A R S C H U W I N G
■Voorzorgsmaatregel in verband met de supervergrendeling
Schakel de supervergrendeling nooit in als er zich nog personen in de auto bevinden,
omdat de portieren dan niet van binnenuit kunnen worden geopend.
861-3. Antidiefstalsysteem
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Alarm
Met licht en geluid worden alarmsignalen gegeven wanneer er een inbraakpo-
ging wordt gedetecteerd.
Wanneer het alarmsysteem is ingeschakeld, wordt het alarm onder de volgende
omstandigheden geactiveerd:
●Als een vergrendeld portier wordt ontgrendeld of geopend zonder gebruik te
maken van de instapfunctie (indien aanwezig) of de afstandsbediening.
●Als de motorkap wordt geopend.
●De inbraaksensor signaleert een beweging in de auto. (Iemand dringt de auto
binnen.)
●Als de hellingsensor een verandering van de helling van de auto signaleert.
(indien aanwezig)
●De achterruit wordt stukgeslagen. (indien aanwezig)
Sluit de portieren, de achterklep en de
motorkap en vergrendel alle portieren
met de instapfunctie (indien aanwezig)
of de afstandsbediening. Na 30 secon-
den wordt het systeem automatisch
ingeschakeld.
Het systeem is ingeschakeld zodra het
controlelampje niet meer constant
brandt maar knippert.
Het alarm kan op een van de volgende manieren worden gedeactiveerd.
●Ontgrendel de portieren met de instapfunctie (indien aanwezig) of de
afstandsbediening.
●Schakel het hybridesysteem in. (Het alarm wordt na enkele seconden gede-
activeerd of uitgeschakeld.)
: Indien aanwezig
Het alarm
Inschakelen van het alarmsysteem
Deactiveren of uitschakelen van het alarm
881-3. Antidiefstalsysteem
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
●De inbraaksensor signaleert indringers of een beweging in de auto.
●De hellingsensor signaleert een verandering van de hoek van de auto ten
opzichte van het wegdek, die bijvoorbeeld ontstaat als de auto weggesleept
wordt.
Dit systeem is ontworpen om diefstal te voorkomen, maar een optimale beveili-
ging tegen elke vorm van inbraak kan niet worden gegarandeerd.
■De inbraaksensor en hellingsensor instellen
Als het alarm wordt ingeschakeld, worden de inbraaksensor en de hellingsen-
sor automatisch ingesteld. (Blz. 86)
■De inbraaksensor en de hellingsensor uitschakelen
Als u huisdieren of bewegende voorwerpen in de auto achterlaat, moet u
ervoor zorgen dat u de inbraaksensor en de hellingsensor uitschakelt voordat
u het alarm instelt, omdat deze sensoren reageren op bewegingen binnen in
de auto.
Zet het contact UIT.
Druk op de toets voor het uit-
schakelen van de inbraaksensor
en hellingsensor.
Er wordt een melding weergegeven
op het multi-informatiedisplay in het
instrumentenpaneel.
De inbraaksensor en hellingsensor
zullen iedere keer dat het contact
AAN wordt gezet, worden ingescha-
keld.
■Uitschakelen en automatisch weer inschakelen van de inbraaksensor en hellingsensor
●Het alarm wordt ingeschakeld zelfs wanneer de inbraaksensor en de hellingsensor zijn
uitgeschakeld.
●Nadat de inbraaksensor en de hellingsensor uitgeschakeld zijn, worden deze opnieuw
ingeschakeld door op de startknop te drukken of de portieren te ontgrendelen met de
instapfunctie of de afstandsbediening.
●De inbraaksensor en de hellingsensor zullen automatisch weer worden ingeschakeld
wanneer het alarmsysteem gedeactiveerd wordt.
OPMERKING
■Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of tijdelijk verwijderen kan de
werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
Inbraaksensor en hellingsensor (indien aanwezig)
1
2
1153-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
De mechanische sleutel uit de houder
nemen:
Elektronische sleutels: Verschuif het
hendeltje en neem de sleutel uit de
houder.
Sleutelkaart: Druk het ontgrendel-
knopje in en neem de sleutel uit de
houder.
De mechanische sleutel kan maar in één
richting ingestoken worden, aangezien
slechts één zijde van de sleutel van een
groef is voorzien. Als u de sleutel niet in
de slotcilinder kunt steken, draait u de
sleutel om en probeert u het opnieuw.
Bewaar de mechanische sleutel na
gebruik in de elektronische sleutel. Zorg
dat u de mechanische sleutel en de
elektronische sleutel bij u hebt. Als de
batterij van de elektronische sleutel leeg
is of de instapfunctie niet goed werkt,
bent u op de mechanische sleutel aan-
gewezen. (Blz. 568)
■Paniekfunctie (indien aanwezig)
Gebruik van de mechanische sleutel
Wanneer langer dan ongeveer een
seconde wordt ingedrukt, klinkt er met tussen-
pozen een alarm en gaat de voertuigverlichting
knipperen om diefstal of beschadiging van uw
auto te voorkomen.
Druk op een willekeurige toets van de elektroni-
sche sleutel om het alarm uit te schakelen.
119
3 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Bediening van elk onderdeel
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Po r t i e re n
◆Smart entry-systeem met startknop (auto's met instapfunctie)
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u hebt om deze functie in te kunnen
schakelen.
Pak de voorportiergreep vast om
de portieren te ontgrendelen.
Zorg ervoor dat u de sensor aan de
achterzijde van de portiergreep aan-
raakt.
De portieren kunnen gedurende
3 seconden na het vergrendelen niet
worden ontgrendeld.
Raak de vergrendelsensor (inke-
ping aan de bovenzijde van de
voorportiergreep) aan om de
portieren te vergrendelen.
Controleer of het portier goed gesloten is.
◆Afstandsbediening
Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed
gesloten is.
Houd deze toets ingedrukt om de
ruiten te sluiten.
*
Ontgrendelen van alle portieren
Houd deze toets ingedrukt om de
ruiten te openen.*
*
: Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aan-
gepast door een erkende Lexus-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeer-
de en uitgeruste deskundige.
■Bedieningssignalen
Portieren: De alarmknipperlichten knipperen om aan te geven dat de portieren zijn ver-
grendeld/ontgrendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld: tweemaal)
Ruiten: Er klinkt een zoemer om aan te geven dat de ruiten geopend worden.
De auto kan worden vergrendeld en ontgrendeld met behulp van de instap-
functie, de afstandsbediening of de schakelaar van de centrale vergrendeling.
Van buitenaf ontgrendelen en vergrendelen van de portieren
1
2
1
2
1203-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen 30 seconden na het ontgrendelen van de auto een portier wordt
geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor dat de auto weer automatisch wordt ver-
grendeld.
■Verlichting Welcome Light-systeem
De parkeerlichten voor, de achterlichten en de kentekenplaatverlichting gaan in het don-
ker automatisch branden wanneer u de portieren ontgrendelt met de instapfunctie of de
afstandsbediening als de lichtschakelaar in de stand AUTO staat.
■Wanneer het portier niet kan worden vergrendeld met de vergrendelsensor aan de
bovenzijde van de portiergreep (auto's met instapfunctie)
■Zoemer centrale vergrendeling
Als geprobeerd wordt de portieren te vergrendelen wanneer een portier niet geheel
gesloten is, klinkt er gedurende 5 seconden een zoemer. Sluit het portier volledig om de
zoemer uit te schakelen en vergrendel de portieren opnieuw.
■Het alarm inschakelen (indien aanwezig)
Wanneer de portieren worden vergrendeld, wordt het alarmsysteem ingeschakeld.
(Blz. 86)
■Wanneer het Smart entry-systeem met startknop of de afstandsbediening niet goed werkt
●Gebruik de mechanische sleutel om de portieren te vergrendelen en ontgrendelen.
(Blz. 568)
●Vervang de sleutelbatterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen raakt.
(Blz. 484) Als het portier niet kan worden vergrendeld
wanneer het sensorgebied bovenaan wordt
aangeraakt, kunt u proberen de gebieden
bovenaan en onderaan tegelijkertijd aan te
raken.
WA A R S C H U W I N G
■Als u de ruiten met de afstandsbediening sluit
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voor-
zorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig letsel.
●Controleer of geen van de inzittenden een hand of ander lichaamsdeel naar buiten
steekt dat bekneld zou kunnen raken als de ruiten bediend worden.
●Geef nooit de afstandsbediening aan kleine kinderen om te voorkomen dat de elek-
trisch bedienbare ruiten per ongeluk bediend worden.
■Klembeveiliging
●Steek geen lichaamsdelen in de opening om te proberen of de klembeveiliging werkt.
●Het is mogelijk dat de klembeveiliging niet werkt als de ruit bijna gesloten is.
1243-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Achterklep
◆Smart entry-systeem met startknop (auto's met instapfunctie)
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u hebt om deze functie in te kunnen
schakelen.
Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed
gesloten is.
Ontgrendelen van alle portieren
De portieren en de achterklep kun-
nen gedurende 3 seconden na het
vergrendelen niet worden ontgren-
deld.
◆Afstandsbediening
Blz. 114
◆Schakelaar centrale vergrendeling
Blz. 121
De achterklep kan op de volgende manieren vergrendeld/ontgrendeld en
geopend worden.
Vergrendelen en ontgrendelen van de achterklep
1
2
129
3 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Bediening van elk onderdeel
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Smart entry-systeem met startknop
●Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren (auto's met instapfunctie)
(Blz. 119)
●Vergrendelen en ontgrendelen van de achterklep (auto's met instapfunctie)
(Blz. 124)
●Starten en stoppen van het hybridesysteem (Blz. 177)
■Plaats van antenne
■Bereik (gebieden waarin de elektronische sleutel wordt gedetecteerd)
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd als u de elektronische
sleutel (inclusief sleutelkaart) bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak. De bestuur-
der moet de elektronische sleutel altijd bij zich hebben.
Antennes buiten het interieur (auto's met
instapfunctie)
Antennes in het interieur
Antenne in de bagageruimte
Antenne buiten de bagageruimte
(auto's met instapfunctie)
Bij het vergrendelen of ontgrendelen van
de portieren
(auto's met instapfunctie)
Het systeem werkt als de elektronische
sleutel zich binnen 0,7m van de voorste
portierhandgreep of de ontgrendelschake-
laar van de achterklep bevindt. (Alleen de
portieren die de sleutel signaleren, kunnen
worden bediend.)
Bij het starten van het hybridesysteem of
veranderen van de standen van het contact
Het systeem werkt als de elektronische
sleutel zich in de auto bevindt.1
2
3
4