Bij inschakeling van de sensoren, begint het
systeem geluidssignalen uit de voorste of achterste
zoemers af te geven zodra een obstakel wordt
gedetecteerd. De frequentie neemt toe naarmate
het obstakel dichterbij komt. Wanneer het
obstakel zich op minder dan 30 cm bevindt, wordt
het geluid ononderbroken. Afhankelijk van de
positie van het obstakel (voor of achter) wordt het
geluid door de bijbehorende zoemers (voor of
achter) geproduceerd. Het obstakel dat zich het
dichtst bij de auto bevindt wordt gesignaleerd.
Het geluidssignaal stopt onmiddellijk wanneer de
afstand ten opzichte van het obstakel toeneemt.
De geluidscyclus blijft constant als de door de
middelste sensoren gemeten afstand ongewijzigd
blijft. Als deze situatie optreedt voor de
zijsensoren, wordt het signaal na circa 3 seconden
onderbroken (bijvoorbeeld om signalen te
voorkomen tijdens manoeuvres langs muren).
BELANGRIJK
De verantwoordelijkheid voor de
parkeermanoeuvres ligt echter altijd
bij de bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen, dieren
of voorwerpen in het manoeuvregebied
aanwezig zijn. De parkeersensoren dienen
als hulp voor de bestuurder, die echter nooit
zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden verricht.
GELUIDSMELDING
De informatie over de aanwezigheid en afstand
van een obstakel ten opzichte van de auto wordt
gegeven door middel van geluidssignalen uit
zoemers die in het interieur zijn gemonteerd:
❒bij de versies met 4 sensoren achter, meldt een
zoemer in de dashboardzone de aanwezigheid
van obstakels achter de auto;
❒bij de versies met 10 sensoren, meldt een
zoemer voorin de aanwezigheid van obstakels
vóór de auto en een zoemer achterin de
aanwezigheid van obstakels achter de auto.
De geluidsmelding:
❒neem toe naarmate de afstand tussen de auto en
het obstakel afneemt;
fig. 86
L0F0038
112WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❒wordt ononderbroken wanneer de afstand
tussen de auto en het obstakel minder dan 30
cm bedraagt en stopt onmiddellijk als de
afstand toeneemt
❒blijft constant als de afstand ongewijzigd blijft;
als deze situatie de zijsensoren betreft, zal de
zoemer na circa 3 seconden stoppen om
bijvoorbeeld signalen te voorkomen tijdens
manoeuvres langs muren.
Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit
bevuild zijn met modder, vuil, sneeuw
of ijs. Zorg ervoor dat ze tijdens het reinigen
niet gekrast of beschadigd worden. Vermijd
het gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water worden
gewassen, waaraan eventueel autoshampoo
is toegevoegd. Wanneer speciale
reinigingsapparaten worden gebruikt, zoals
stoomreinigers of hogedrukreinigers, reinig
dan de sensoren zeer snel en houd de straal
op minstens 10 cm afstand.Voor het overspuiten van de bumpers
of eventueel bijwerken van de laklaag
in de zone van de sensoren, dient men
zich uitsluitend tot het Lancia Servicenetwerk
te richten. Het verkeerd aanbrengen van de
lak kan de werking van de parkeersensoren
negatief beïnvloeden.WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch
uitgeschakeld zodra de elektrische stekker van de
aanhanger in het stopcontact van de trekhaak
van de auto wordt gestoken. De sensoren worden
automatisch ingeschakeld zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
BELANGRIJK Als de trekhaak gemonteerd moet
blijven, ook als er geen aanhanger is, wordt
geadviseerd zich tot het Lancia Servicenetwerk te
wenden om het systeem te laten bijwerken,
aangezien de trekhaak door de middelste sensoren
als een obstakel gedetecteerd kan worden.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres in bijzondere mate
op obstakels die zich boven of onder de sensoren
kunnen bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen
voorwerpen voor of achter de auto niet
gedetecteerd worden en kunnen zo schade aan de
auto veroorzaken of zelf beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen de werking
van de parkeersensoren beïnvloeden:
❒Verminderde gevoeligheid van de sensoren en
afname van de prestaties van het systeem
kunnen te wijten zijn aan de aanwezigheid van
ijs, sneeuw, modder, dikke verf op de sensoren.
113WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK
De vervaldata van de explosieve
lading en de klokveer staan vermeld
op een specifiek etiket in het
dashboardkastje. Neem contact op met het
Lancia Servicenetwerk om ze te laten
vervangen wanneer de vervaldatum nadert.
BELANGRIJK
Laat bij diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Lancia
Servicenetwerk controleren.
BELANGRIJK
Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Om die reden mogen kinderen
nooit op de voorstoel worden geplaatst,
ook als de auto stilstaat. Als de sleutel echter
in de stand STOP staat, wordt bij een
ongeval geen enkel veiligheidssysteem
(airbag of gordelspanners) geactiveerd. In
dat geval duidt de niet-activering niet op een
storing van het systeem.
BELANGRIJK
Wanneer de contactsleutel naar de
stand MAR wordt gedraaid, gaat het
waarschuwingslampje
(bij actieve
frontairbag aan passagierszijde) enkele
seconden branden, om eraan te herinneren
dat de passagiersairbag bij een botsing
geactiveerd wordt. Hierna moet het lampje
doven.
BELANGRIJK
Het
waarschuwingslampje
knippert om te wijzen op
een
storing van het lampje. In dit geval worden
de explosieve ladingen van de
passagiersairbag gedeactiveerd (voor
bepaalde versies/markten).
144WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTENSTARTPROCEDURE VOOR
BENZINEVERSIES
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan en zet de versnellingsbak
in de vrijstand;
❒trap het koppelingspedaal volledig in zonder het
gaspedaal aan te raken;
❒draai de contactsleutel naar AVV en laat deze
los zodra de motor start.
Als de motor niet bij de eerste poging start, draai
dan de contactsleutel naar de stand STOP
alvorens de procedure te herhalen.
Als, met de contactsleutel in de stand MAR, het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel samen met het
waarschuwingslampjeblijft branden, draai dan
de sleutel naar STOP en weer terug naar MAR;
als het waarschuwingslampje blijft branden,
probeer dan met de andere sleutels die bij de auto
zijn geleverd.
Neem contact op met het Lancia Servicenetwerk
als de motor nog steeds niet gestart kan worden.
Laat de contactsleutel nooit in de MAR stand
bij afgezette motor.
146WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als, met de contactsleutel in de stand MAR, het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel samen met het
waarschuwingslampjeblijft branden, draai dan
de sleutel naar STOP en weer terug naar MAR;
als het waarschuwingslampje blijft branden,
probeer dan met de andere sleutels die bij de auto
zijn geleverd.
Neem contact op met het Lancia Servicenetwerk
als de motor nog steeds niet gestart kan worden.
Laat de contactsleutel nooit in de MAR stand
bij afgezette motor. (uitgezonderd 0.9 TwinAir 85 pk)Starten van de motor bij 0.9 TwinAir 85 pk
versies
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan en plaats de
versnellingspook in z'n vrij of trap het
koppelingspedaal volledig in als een andere
versnelling dan de vrijstand is ingeschakeld;
❒draai de contactsleutel naar AVV en laat deze
los zodra de motor start.
OpmerkingAls de motor niet bij de eerste poging
start, draai dan de contactsleutel naar de stand
STOP en herhaal de startprocedure door de
versnellingspook in z'n vrij te plaatsen en het
koppelingspedaal volledig in te drukken.
Als, met de contactsleutel in de stand MAR, het
waarschuwingslampje
blijft branden, draai dan
de sleutel naar STOP en weer terug naar MAR;
als het waarschuwingslampje blijft branden,
probeer dan met de andere sleutels die bij de auto
zijn geleverd.
Neem contact op met het Lancia Servicenetwerk
als de motor nog steeds niet gestart kan worden.
Als het waarschuwingslampje
na
het starten of na langdurig
"aanzwengelen" 60 seconden knippert,
duidt dit op een defect van de gloeibougies.
Als de motor start kan de auto zoals
gewoonlijk gebruikt worden, maar moet zo
snel mogelijk contact worden opgenomen met
het Lancia Servicenetwerk.
BELANGRIJK
Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien.
De motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere giftige
gassen.
147WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STARTPROCEDURE VOOR DIESELVERSIES
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan en zet de versnellingsbak
in de vrijstand;
❒draai de contactsleutel naar MAR: de
waarschuwingslampjes
en
op het
instrumentenpaneel gaan branden;
❒wacht tot de waarschuwingslampjes
en
doven;
❒trap het koppelingspedaal volledig in zonder het
gaspedaal aan te raken;
❒draai de contactsleutel naar AVV zodra het
waarschuwingslampje
dooft. Als te lang
wordt gewacht, is het werk van de
voorgloeibougies tevergeefs. Laat de sleutel los
zodra de motor start.
BELANGRIJK Bij koude motor moet het
gaspedaal volledig zijn opgekomen wanneer de
contactsleutel naar de stand AVV wordt gedraaid.
Als de motor niet bij de eerste poging start, draai
dan de contactsleutel naar de stand STOP
alvorens de procedure te herhalen.
Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden. Hierdoor
kan brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd wordt.
DE GESTARTE MOTOR OPWARMEN
Ga als volgt te werk:
❒Rijd langzaam weg en laat de motor bij
gemiddelde toerentallen draaien. Geef niet
abrupt gas;
❒Verlang in het begin geen maximale prestaties.
Wacht tot de wijzer van de
koelvloeistoftemperatuurmeter begint te
bewegen.
DE MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel naar de stand STOP
terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na een zware rit
wordt uitgezet, moet men hem even stationair
laten draaien. Hierdoor kan de temperatuur in de
motorruimte dalen.Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut,
verspilt brandstof en is, vooral voor
motoren met turbocompressor, schadelijk.
148WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK
Onthoud dat de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging
niet werken zolang de motor niet is gestart;
om die reden is meer kracht benodigd voor
de bediening van het rempedaal en het
stuur.Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale
prestaties van de auto te eisen (bijv.
snel accelereren, lange afstanden op
topsnelheid, krachtig remmen etc.).Laat de contactsleutel nooit in de stand
MAR staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
Topsnelheid
Bij een hogere snelheid neemt het
brandstofverbruik fors toe. Rijd dus zoveel
mogelijk met een constante snelheid, vermijd
overbodig remmen en optrekken. Dit kost alleen
brandstof en verhoogt tevens de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.Acceleratie
Bruusk optrekken kost veel brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten kan de
motor niet de optimale bedrijfstemperatuur
bereiken.
Hierdoor neemt zowel het brandstofverbruik als
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen toe (van
+15% tot +30% in stadsverkeer).
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op drukke wegen, bijvoorbeeld bij filerijden
waarbij vooral lage versnellingen worden gebruikt,
of in de stad waar zich veel verkeerslichten
bevinden, zal het brandstofverbruik gevoelig
hoger zijn. Bochtige trajecten zoals bergwegen en
een slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Bij langere stilstanden (bijv. spoorwegovergangen)
is het raadzaam de motor af te zetten.
152WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij stilstaande
auto, noch met stationair toerental noch met een
hoog toerental: zo warmt de motor veel langzamer
op en nemen het verbruik en de uitstoot van
uitlaatgassen toe. Het is beter om meteen rustig
weg te rijden en hoge toerentallen te vermijden: op
deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in wanneer men voor een
stoplicht stil staat of alvorens de motor af te
zetten. Deze handeling is bij moderne auto's net
als het overschakelen met tussengas nutteloos. Het
verhoogt alleen het brandstofverbruik en de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Schakel een hogere versnelling in zodra de
verkeers- en wegomstandigheden dit toelaten. Snel
accelereren met een lage versnelling verhoogt het
brandstofverbruik.
Ook het oneigenlijk gebruik van een hoge
versnelling doet het verbruik en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen toenemen en veroorzaakt
motorslijtage.
DE AUTO LANGDURIG STALLENTref de volgende voorzorgen als de auto langer
dan een maand niet gebruikt zal worden:
❒zet de auto in een overdekte, droge en indien
mogelijk goed geventileerde ruimte en zet de
ruiten iets open;
❒schakel een versnelling in en controleer of de
handrem niet is aangetrokken;
❒maak de minklem van de accu los (zie voor
versies met het Start&Stop systeem de
paragraaf "Start&Stop systeem" in het
hoofdstuk "Kennismaking met de auto"); als de
accu niet van de elektrische installatie wordt
losgekoppeld, controleer dan elke maand de
lading;
❒maak de met lak gespoten delen schoon en
behandel ze met een beschermende was;❒reinig en bescherm de glanzende metalen delen
met speciale middelen die in de handel
verkrijgbaar zijn;
❒bestrooi de wisserrubbers van de ruitenwissers
en achterruitwisser met talkpoeder en til ze
van de ruit op;
❒dek de auto af met een doek of een
geperforeerde kunststof hoes. Gebruik geen
dichte plastic hoezen, omdat het op de
carrosserie aanwezige vocht dan niet kan
verdampen;
❒pomp de banden 0,5 bar boven de
voorgeschreven spanning op en controleer de
spanning met regelmatige tussenpozen;
❒tap het koelsysteem van de motor niet af.
156WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER