Voor uitvoeringen met EVIC
De schakelaar voor het elektrisch be-
diende zonnedak blijft ongeveer 10
minuten actief nadat de contactscha-
kelaar in de stand LOCK is gezet.
Door het openen van een voorportier
wordt deze functie uitgeschakeld.
ELEKTRISCHE
AANSLUITCONTACTEN
Onder in het instrumentenpaneel, on-
der het open opbergvak, bevinden
zich twee aansluitcontacten van 12
volt (13 ampère). Het aansluitcontact
aan bestuurderszijde wordt geregeld
via de contactschakelaar en het aan-
sluitcontact aan passagierszijde is
rechtstreeks aangesloten op de accu.
Het aansluitcontact aan bestuurders-
zijde kan ook worden gebruikt voor
een conventionele sigarettenaanste-
ker (voor bepaalde uitvoeringen/
landen, met optioneel rokerspakket).LET OP!
Zorg ervoor dat het maximum-vermogen van 160 watt (13 amp)
bij 12 volt niet wordt overschre-
den. Als het vermogen van 160
Watt (13 amp) wordt overschre-
den zal de zekering, die het sys-
teem beveiligt, vervangen moeten
worden.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
De aansluitcontacten zijn uitslui-tend bedoeld voor accessoirestek-
kers. Steek geen voorwerpen in de
aansluitcontacten, om te voorko-
men dat de contacten worden be-
schadigd en de zekering door-
brandt. Bij verkeerd gebruik van
het elektrische aansluitcontact
kan schade worden veroorzaakt
die niet door de beperkte garantie
van een nieuw voertuig wordt ge-
dekt.
Het aansluitcontact in de verwijder-
bare vloerconsole (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) wordt beveiligd
via dezelfde zekering als het onderste
aansluitcontact in het instrumenten-
paneel en is eveneens aangesloten op
de accu. Overschrijd niet het maxi-
male vermogen van 160 watt (13 am-
père) dat gedeeld wordt tussen het
onderste aansluitcontact van het pa-
neel en het aansluitcontact van de uit-
neembare vloerconsole.
Aansluitcontacten in het instrumentenpaneel
170
gASCAP
Wanneer het diagnosesysteem detec-
teert dat de brandstofvuldop los zit,
onjuist aangebracht of beschadigd is,
verschijnt het bericht "gASCAP"
(brandstofvuldop) op het scherm van
de kilometerteller. Draai de brand-
stofvuldop stevig aan en druk op de
STEP-knop op het stuurwiel om het
bericht te verwijderen. Als het pro-
bleem zich opnieuw voordoet, ver-
schijnt de melding de volgende keer
dat de auto wordt gestart opnieuw.
noFUSE
Wanneer het diagnosesysteem detec-
teert dat de IOD-zekering (spanning
bij uitgeschakeld contact) verkeerd
gemonteerd of beschadigd is, ver-
schijnt het bericht "noFUSE" op het
scherm van de kilometerteller. Raad-
pleeg de paragraaf "Zekeringen" in
het hoofdstuk "Onderhoud van uw
auto" voor meer informatie over zeke-
ringen en zekeringlocaties.
CHAngE OIL
Uw auto is uitgerust met een indicator
voor olieverversing. Het berichtCHAngE OIL
(olie verversen) knip-
pert ongeveer 12 seconden op het
scherm van de kilometerteller na een
geluidssignaal, om de volgende ge-
plande olieverversingsbeurt aan te ge-
ven. De indicator voor olieverversing
is gebaseerd op de belasting van de
motor, wat betekent dat de periodieke
oliebeurten afhankelijk zijn van uw
persoonlijke rijstijl.
Als dit bericht niet wordt gereset, ver-
schijnt dit bericht telkens wanneer u
de contactschakelaar in de stand ON/
RUN zet. Druk op de STEP-knop van
het stuurwiel om dit bericht tijdelijk
uit te schakelen. Om de indicator voor
olieverversing (na periodiek onder-
houd) te resetten, volgt u de volgende
stappen.
1. Zet de contactschakelaar in de
stand ON/RUN (maar start de motor
niet).
2. Trap binnen 10 seconden drie keer
langzaam het gaspedaal volledig in.
3. Draai de contactsschakelaar in de
stand OFF/LOCK. OPMERKING: Als het indicatie-
bericht wordt weergegeven wan-
neer u de motor start, is de indica-
tor voor olieverversing niet
gereset. Herhaal deze stappen, in-
dien nodig.
Weergave elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC) (voor be-
paalde uitvoeringen/landen)
Het elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC) heeft een interactief
scherm dat zich in de instrumenten-
groep bevindt. Raadpleeg het hoofd-
stuk "Elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC)" voor meer
informatie hierover.
7. Controlelampje antiblokkeer-
systeem (ABS)
Dit lampje is een indicator
van het ABS-systeem. Het
lampje gaat branden wan-
neer u de contactschakelaar
in de stand ON/RUN zet en kan
daarna nog vier seconden blijven
branden.
198
Automatisch ontgrendelen,
portieren
Als u ON selecteert, worden alle por-
tieren ontgrendeld zodra de auto stopt
en de transmissie in de parkeerstand
of neutraal is geschakeld. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort
op de selectieknop, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem ge-
activeerd is, of totdat het vinkje ver-
dwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld.
Remote Unlock Sequence
(Volgorde bij ontgrendelen met
afstandsbediening)
Als uDriver Door 1st Press (be-
stuurdersportier na één keer druk-
ken) selecteert, wordt alleen het be-
stuurdersportier ontgrendeld bij de
eerste druk op de ontgrendeltoets op
de afstandsbediening. Als u Driver
Door 1st Press selecteert, moet u twee
keer op de ontgrendeltoets van de af-
standsbediening drukken om de an-
dere portieren te ontgrendelen. Als u
All Doors 1st Press (alle portieren na één keer drukken) selecteert, ontgren-
delen alle portieren bij de eerste keer
indrukken op de UNLOCK-toets op
de afstandsbediening. Om uw keuze
te maken drukt u herhaald kort op de
selectieknop, totdat een vinkje naast
de functie verschijnt, waarmee aange-
geven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt
waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
RKE Linked To Memory
(Afstandsbediening gekoppeld
aan geheugen) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Als u deze functie selecteert, nemen de
bestuurdersstoel, de spiegels en de ra-
dio wanneer u op de afstandsbedie-
ning (RKE-zender) de ontgrendel-
knop indrukt, de instellingen aan die
in het geheugen staan. Als deze func-
tie niet is geselecteerd, kunnen de ge-
heugenstoel, de spiegels en de radio
alleen worden teruggezet naar de ge-
heugeninstellingen via de schakelaar
op het portier. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de selectie-
knop, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
Flash Lamps With Lock
(verlichting knippert bij
vergrendelen)
Als u ON selecteert, knipperen de
richtingaanwijzers voor en achter
wanneer u de portieren vergrendelt of
ontgrendelt via de afstandsbediening.
Deze functie kan worden geselecteerd
met of zonder claxonsignaal bij ver-
grendelen. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de selectie-
knop, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven
wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
Automatic High Beams
(Automatisch grootlicht) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Wanneer u deze functie selecteert, zal
het grootlicht onder bepaalde om-
standigheden automatisch uitgescha-
keld worden. Om uw keuze te maken
218
zender veranderen totdat de radiomo-
dus veranderd is in een modus die
anders is dan de in VES™ gekozen
radiomodus. Bij deling heeft de radio
voorrang boven VES™ of alle radio-
modi (FM, AM). Het VES™ kan de
tuner (AM/FM), SEEK, SCAN,
TUNE (zoeken, scannen, afstemmen)
omschakelen en vooraf ingestelde ra-
diomodi terugroepen zolang het sys-
teem niet in de gedeelde modus staat.
Als de radio en de VES™ zich in de
modus Gedeelde schijf bevinden,
kunnen de videofuncties via beide
toestellen worden bediend. VES™
kan de volgende videomodi regelen:
1. Cd: mogelijkheid tot snel vooruit
spoelen, terugspoelen, aftasten en
nummer verder/terug.
2.
Cd-wisselaar (in radio): mogelijk-
heid disk verder/terug en programme-
ren van alle vermelde cd-
bedieningstoetsen (snel vooruitspoelen,
terugspoelen, aftasten en nummer
verder/terug).
VES™ kan zelfs de radio- of video-
modi regelen wanneer de radio is uit-
geschakeld. VES™ heeft toegang tot de radio- of diskmodi door naar die
modi te navigeren op VES™ en een
radio- of diskmodus te activeren.
SCHERM
INFORMATIEMODUS
1. Kanaal 1 Modus
2. Kanaal 1 Alleen audio / Dempen
3. Kanaal 2 Alleen audio / Dempen
4. Kanaal 2 Modus
5. Vergrendeling van afstandsbedie-
ning
6. Clock (klok)
7. Bronmodus
MENU MET NUMERIEK
TOETSENBLOK
Als op het scherm voor kanaal 1 of 2
de melding DIRECT TUNE (DIRECT
AFSTEMMEN) wordt getoond, kunt
u op de OK-toets van de afstandsbe-
diening drukken om een menu met
een numeriek toetsenbord te openen.
In dit scherm kunt u eenvoudig een
bepaalde radiofrequentie of nummer
invoeren. Het gewenste cijfer invoe-
ren:
1. Druk op de navigatietoetsen (
▲,
▼, ►,◄) van de afstandsbediening
om naar het gewenste cijfer te gaan.
2. Als het cijfer wordt gemarkeerd,
drukt u op de ENTER/OK-toets van
de afstandsbediening om het cijfer te
selecteren. Herhaal deze stappen tot u
alle cijfers heeft ingevoerd.
3. Om het laatste cijfer te wissen na-
vigeert u naar de toets Del (wistoets)
en drukt u op de ENTER/OK-toets
van de afstandsbediening.
Weergave van de informatiemodus op
het videoscherm
241
Regelknop luchtverdeling achterin
Auto
Het achtersysteem handhaaft auto-
matisch de correcte luchtdistributie
en het comfortniveau zoals gewenst
door de inzittenden achterin.
Dakbekleding stand
Er komt lucht naar binnen via
de ventilatieroosters in de dak-
bekleding. U kunt deze roosters afzon-
derlijk verstellen om zo de luchtstro-
ming te regelen. Als de lamellen van de
roosters naar één kant worden gezet,
wordt de luchtstroom onderbroken.
Stand Twee niveaus
Er stroomt lucht naar binnen
via de dakventilatieroosters en
de vloerroosters.
OPMERKING:
Bij veel tempera-
tuurinstellingen is de tweeledige
ventilatiestand bedoeld om koelere
lucht toe te voeren via de dakventi-
latieroosters en warmere lucht via
de vloerroosters.
Vloerstand
Lucht stroomt uit de lucht-
roosters in de vloer.
Automatische temperatuurregeling
achterin (ATC) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het ATC-systeem achterin heeft
vloerroosters aan de achterkant van
de rechterschuifdeur en luchtroosters
boven beide buitenste zitplaatsen
achterin. Het systeem voert warme
lucht toe via beide vloeropeningen of
koele, gedroogde lucht via de ventila-
tieroosters in de dakbekleding.
De temperatuurregeling achterin vindt
plaats via het ATC-paneel voorin, dat
zich op het instrumentenpaneel bevindt.
Als u op het ATC-paneel voorin drukt
op de toets Rear Temperature Lock
(Blokkering temperatuur achterin),
wordt op het scherm achterin een ver-
licht vergrendelsymbool weergege-
ven. De temperatuur en de luchttoe-
voer achterin worden dan geregeld via
het ATC-paneel voorin.
De inzittenden op de tweede zitrij kun-
nen de ATC-regelknoppen achterin niet bedienen tenzij de functie met de
toets Rear Temperature Lock is uitge-
schakeld.
Het ATC-systeem achterin bevindt
zich in de dakbekleding in het midden
van het voertuig.
1.
Druk op de toets Rear Temperature
Lock (Blokkering temperatuur ach-
terin) op het ATC-paneel voorin. Hier-
door wordt het pictogram "Tempera-
tuur achterin geblokkeerd" in de
temperatuurregelknop achterin uitge-
schakeld.
Onderdelen ATC-regeling achterin
1 - Aanjagersnel-
heid 3 - Luchtdistri-
butie achterin
2 – Temperatuur
achter 4 - Blokkering
temperatuur ach-
terin
257
START en laat deze los zodra de start-
motor aanslaat. De startmotor blijft
draaien en slaat automatisch af als de
motor begint te draaien. Als de motor
niet aanslaat, slaat de startmotor au-
tomatisch binnen 10 seconden af. Als
dit gebeurt, draai dan de contactscha-
kelaar in de vergrendelstand (LOCK),
wacht 10 tot 15 seconden en herhaal
dan de procedure "Normaal starten".
KEYLESS ENTER-N-GO™
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Met deze functie
kan de bestuurder
de contactschake-
laar met een druk
op de knop bedie-
nen, mits de EN-
GINE START/
STOP-knop (motorstart/-stopknop)
is aangebracht en de afstandsbedie-
ning (RKE) zich in het passagiers-
compartiment bevindt. ENGINE START/STOP-knop
aanbrengen en verwijderen
Knop aanbrengen
1. Neem de sleutelhouder uit de con-
tactschakelaar.
2. Steek de ENGINE START/STOP-
knop in de contactschakelaar met de
letters naar boven en leesbaar.
3. Druk stevig midden op de knop
zodat deze goed op de plaats zit.
Knop verwijderen
1. De ENGINE START/STOP-knop
kan uit de contactschakelaar worden
verwijderd voor gebruik van de sleu-
telhouder.
2. Steek het metalen gedeelte van de
noodsleutel onder de verchroomde
ring in de stand 6 uur en wrik de knop
voorzichtig los.
OPMERKING:
De ENGINE
START/STOP-knop mag alleen
worden verwijderd of aangebracht
wanneer de contactschakelaar in
de stand OFF staat (stand OFF bij
Keyless Enter-N-Go™).
NORMAAL STARTEN —
BENZINEMOTOR
Gebruik van de knop ENGINE
START/STOP (motor aan/uit)
OPMERKING: Bij normaal star-
ten van een koude of warme motor
hoeft u het gaspedaal niet te bedie-
nen.
Om de motor te starten, moet de scha-
kelhendel in de stand PARK of NEU-
TRAL staan. Houd het rempedaal in-
getrapt terwijl u één keer op de knop
ENGINE START/STOP drukt. Het
systeem neemt het dan over en pro-
beert de auto te starten. Als de auto
niet start, wordt de startmotor auto-
matisch na 10 seconden uitgescha-
keld. Als u de startpogingen wilt on-
derbreken voordat de motor aanslaat,
druk dan nogmaals op de knop.
Motor uitschakelen met de knop
ENGINE START/STOP (motor
aan/uit)
1. Zet de schakelhendel in de stand
PARK en druk vervolgens kort op de
knop ENGINE START/STOP.
266
ALS DE MOTOR NIET
START
WAARSCHUWING!
Giet nooit brandstof of anderebrandbare vloeistoffen in de
luchtinlaat van het gasklephuis
om de auto te starten. Hierdoor
kunnen steekvlammen ontstaan
die ernstig letsel kunnen veroor-
zaken.
Probeer niet de auto te starten door middel van aanduwen of sle-
pen. Auto’s met een automatische
versnellingsbak mogen niet op die
manier worden gestart. Onver-
brande brandstof kan de kataly-
sator binnendringen, na het star-
ten ontbranden en zo de
katalysator en de auto beschadi-
gen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Wanneer de accu van de auto leegis, kunt u startkabels gebruiken
en de auto starten met een hulp-
accu of de accu van een andere
auto. Deze manier van starten
kan gevaarlijk zijn als dit niet op
de juiste manier wordt gedaan.
Raadpleeg de paragraaf "Starten
met startkabels" in het hoofdstuk
"Wat doen in geval van nood"
voor meer informatie hierover.
'Verzopen' motor starten (met de
knop ENGINE START/STOP)
Als de motor niet start nadat u de
procedures voor "Normaal starten" of
"Extreem lage temperaturen" hebt
gevolgd, is het mogelijk dat de motor
is 'verzopen'. Afvoeren van overtollige
brandstof:
1. Houd het rempedaal ingetrapt.
2. Houd het gaspedaal helemaal tot
aan de vloer ingetrapt.
3. Druk kort op de knop ENGINE
START/STOP. De startmotor wordt automatisch in-
geschakeld, draait gedurende 10 se-
conden, en wordt dan uitgeschakeld.
Als dit gebeurt, laat dan het gas- en
rempedaal los, wacht 10 tot 15 secon-
den, en herhaal dan de procedure
voor "Normaal starten".
'Verzopen' motor starten (met
houder met ingebouwde sleutel)
Als de motor niet start nadat u de
procedures voor "Normaal starten" of
"Extreme koude" hebt gevolgd, kan
het zijn dat de motor 'verzopen' is.
Afvoeren van overtollige brandstof:
1. Houd het gaspedaal helemaal tot
aan de vloer ingetrapt.
2. Draai de contactschakelaar in de
stand START en laat deze los zodra de
startmotor inschakelt.
De startmotor slaat automatisch bin-
nen 10 seconden af. Als dit gebeurt,
laat dan het gaspedaal los, draai de
contactschakelaar in de vergrendel-
stand (LOCK), wacht 10 tot 15 se-
conden en herhaal dan de procedure
"Normaal starten".
268
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Ongewenste beweging van deauto kan lichamelijk letsel tot ge-
volg hebben van mensen in en bij
de auto. Net als bij alle andere
voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zet
voordat u de auto verlaat altijd de
schakelhendel in de stand PARK,
trek de handrem aan en neem de
sleutelhouder uit het contact.
Wanneer de contactschakelaar in
de stand LOCK staat, wordt de
versnellingsbak in de parkeer-
stand vergrendeld, waardoor de
auto niet ongewenst in beweging
kan komen.
Verwijder altijd uw sleutelhouder bij het uitstappen en sluit de auto
af.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in eenauto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten. Het
achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de schakelhendel mo-
gen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto (of
op een voor kinderen bereikbare
plaats) en laat het contact (van
een voertuig met Keyless Enter-
N-Go™) niet in de stand ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de
knoppen van de elektrische
raambediening of andere schake-
laars kunnen bedienen of de auto
in beweging kunnen zetten.
SLEUTELBLOKKERING
Omdat deze auto is uitgerust met een
sleutelblokkering, moet de versnel-
lingsbak in de parkeerstand worden
gezet voordat de contactschakelaar
naar de stand LOCK kan worden ge-
draaid. De sleutelhouder kan alleen
uit het contact worden verwijderd
wanneer de contactschakelaar in de
stand LOCK staat, en de schakelhen-
del is vergrendeld in de stand PARK
wanneer de contactschakelaar in de
stand LOCK staat.
OPMERKING: Wanneer er een
storing optreedt, zal het systeem de
sleutelhouder in de contactscha-
kelaar blokkeren, om u zo te waar-
schuwen dat deze beveiliging niet
meer werkt. U kunt de motor star-
ten en afzetten, maar u kunt de
sleutelhouder niet uit het contact-
slot nemen zolang u de auto niet
voor onderhoud heeft aangeboden.
271