WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn
in situaties waar het systeem geen
constante snelheid kan aanhouden.
Uw auto kan gezien de omstandig-
heden te snel gaan, waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen
en mogelijk een ongeval veroor-
zaakt. Gebruik de cruisecontrol
nooit in druk verkeer of op boch-
tige, beijzelde, besneeuwde of an-
derszins gladde wegen.
ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Adaptieve cruisecontrol (ACC) ver-
groot het gebruiksgemak van de
cruisecontrol tijdens het rijden op au-
tosnelwegen en andere hoofdwegen.
Het is echter geen veiligheidssysteem
en draagt niet bij aan het voorkomen
van ongevallen.
Met ACC kunt u de cruisecontrol in-
geschakeld houden in lichte tot ma-
tige verkeersdrukte zonder dat uvoortdurend uw cruisecontrol op-
nieuw hoeft in te stellen. ACC maakt
gebruik van een radarsensor, die is
ontworpen om direct voor u rijdende
voertuigen te detecteren.
OPMERKING:
Als de sensor geen voor u rijdend
voertuig detecteert, houdt ACC
een vaste ingestelde snelheid
aan.
Wanneer de ACC-sensor een voor u rijdend voertuig detec-
teert, zorgt ACC dat uw auto au-
tomatisch iets afremt of versnelt
(maximaal tot de oorspronkelijk
ingestelde snelheid) om een
vooraf ingestelde volgafstand
aan te houden, waarbij de snel-
heid wordt aangepast aan de
snelheid van uw voorligger.
WAARSCHUWING!
Adaptieve cruisecontrol (ACC) iseen systeem voor meer gebruiks-
gemak. Het is geen systeem dat de
taken en verantwoordelijkheden
van de bestuurder overneemt. De
bestuurder blijft te allen tijde ver-
antwoordelijk voor het aanpassen
van zijn of haar rijstijl aan de
weg-, verkeers- en weersomstan-
digheden, rijsnelheid, afstand tot
de voorligger en - als belangrijk-
ste - het bedienen van de remmen
voor veilig gebruik van de auto
onder alle omstandigheden. Vei-
lig autorijden vereist altijd uw
volle aandacht. Het negeren van
deze waarschuwingen kan een
aanrijding en ernstig of zelfs do-
delijk letsel tot gevolg hebben.
Het ACC-systeem:
Reageert niet op voetgangers, te- gemoetkomend verkeer, en stil-
staande objecten (bijv. stilstaande
voertuigen in een file).
(Vervolgd)
146
Het ACC-systeem kan maximaalslechts 25% van het remvermo-
gen van uw auto aanspreken en
zal de auto niet volledig tot stil-
stand brengen.
Het ACC-systeem handhaaft de ingestelde rijsnelheid als u op
een helling of afdaling rijdt. Een
kleine snelheidsverandering op
lichte hellingen is echter nor-
maal. Tijdens het rijden op een
helling of afdaling kan de trans-
missie terugschakelen. Dit is
normaal en noodzakelijk om de
ingestelde rijsnelheid aan te
houden.
VOLGAFSTAND
INSTELLEN IN ACC
U kunt de volgafstand voor de ACC
instellen door de waarde 3 (groot), 2
(normaal) of 1 (klein) te kiezen. Aan
de hand van deze instelwaarde voor
de volgafstand en de rijsnelheid bere-
kent ACC de afstand tot uw voorlig-
ger. Deze afstand wordt ingesteld. De
instelling van de volgafstand wordt
getoond op het EVIC. U wijzigt de volgafstand door kort op
de knop Distance (afstand) te druk-
ken. Bij iedere druk op deze knop
schakelt de instelling voor de volgaf-
stand tussen 3 (groot), 2 (normaal) en
1 (klein).
Als er geen voertuig voor u rijdt,
houdt uw auto de ingestelde snelheid
aan. Als een langzamer rijdend voer-
tuig op dezelfde rijstrook wordt gede-
tecteerd, toont het EVIC het picto-
gram voor een gedetecteerd voertuig,
waarna het systeem de rijsnelheid au-
tomatisch aanpast om de ingestelde
volgafstand te handhaven, ongeacht
de ingestelde snelheid.
Uw auto handhaaft dan de ingestelde
volgafstand totdat:
Het voorliggende voertuig versnelt
tot een waarde die hoger ligt dan de
ingestelde rijsnelheid.
Het voorliggende voertuig naar een andere rijbaan gaat of buiten het
bereik van de sensor komt.
Het voorliggende voertuig ver- traagt tot een snelheid die lager is
Volgafstand 3 (groot)
Volgafstand 2 (normaal)
Volgafstand 1 (klein)
151
MENU VAN DE ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)
Het EVIC toont de huidige instellin-
gen van het ACC-systeem. Het EVIC
bevindt zich in het bovenste deel van
de instrumentengroep, tussen de snel-
heidsmeter en de toerenteller. De ge-
toonde informatie is afhankelijk van
de status van het ACC-systeem.
OMHOOG- en OMLAAG-knoppen
Druk herhaaldelijk op de knop
MENU (op het stuur), totdat een van
de volgende meldingen wordt weerge-
geven in het EVIC:
Adaptive Cruise Control OFF
(adaptieve cruisecontrol uitge-
schakeld)
Als ACC is uitgeschakeld, ver-schijnt op het scherm de melding
"Adaptive Cruise Control OFF
(adaptieve cruisecontrol uitgescha-
keld).
Adaptive Cruise Control (ACC)
Ready (adaptieve cruisecontrol ge-
reed) Als ACC is ingeschakeld, maar de
rijsnelheid niet is ingesteld, ver-
schijnt op het scherm de melding
"Adaptive Cruise Control (ACC)
Ready" (adaptieve cruisecontrol
gereed).
ACC ingesteld
Als ACC is ingesteld, wordt de in- gestelde snelheid weergegeven.
De ingestelde snelheid blijft zicht- baar op het scherm in plaats van de
kilometerstand wanneer het EVIC-
scherm verandert terwijl ACC is
ingesteld.
Het ACC-scherm wordt opnieuw ge-
toond wanneer een ACC-activiteit
plaatsvindt, zoals bijvoorbeeld:
Wijzigen van de ingestelde snelheid
Wijzigen van de ingestelde volgafstand
Annuleren van het systeem
Ingreep door de bestuurder
Uitschakelen van het systeem
Naderingswaarschuwing van ACC Waarschuwing ACC niet beschik-
baar
Als het ACC-scherm langer dan 5 seconden niet actief is, toont het
EVIC het laatst gekozen scherm.
WAARSCHUWINGEN EN
ONDERHOUDSAANWIJ-
ZINGEN OP HET SCHERM
Waarschuwing "Clean Radar
Sensor In Front Of Vehicle"
(reinig radarsensor aan voorzijde
voertuig).
De ACC-waarschuwing "Clean Radar
Sensor In Front Of Vehicle" (reinig
radarsensor aan voorzijde voertuig)
wordt getoond wanneer de systeem-
prestaties tijdelijk worden beperkt
door de omstandigheden. Dit komt
vooral voor bij slecht zicht, zoals tij-
dens sneeuwval of zware regenbuien.
Het ACC-systeem kan ook tijdelijk
niet beschikbaar zijn doordat de sen-
sor is bedekt met modder, vuil of ijs.
In dergelijke gevallen zal de waar-
schuwing "Clean Radar Sensor In
Front Of Vehicle" (reinig radarsensor
153
aan voorzijde voertuig) op het EVIC
verschijnen en wordt het systeem uit-
geschakeld.
Het bericht "Clean Radar Sensor In
Front Of Vehicle" (reinig radarsensor
aan voorzijde voertuig) wordt soms
getoond als u rijdt in omgevingen met
veel reflectie (zoals tunnels met reflec-
terende tegels of gebieden met ijs en
sneeuw). Het ACC-systeem herstelt
zich nadat de auto deze omgevingen
heeft verlaten. In zeldzame gevallen,
wanneer de radar geen voertuigen of
objecten vóór zich detecteert, kan
deze waarschuwing tijdelijk worden
weergegeven.
OPMERKING: Als de ACC-
waarschuwing "Clean Radar Sen-
sor In Front Of Vehicle" (reinig ra-
darsensor aan voorzijde voertuig)
actief is, is de modus Normale
cruisecontrol (vaste snelheid) nog
steeds beschikbaar. Raadpleeg de
paragraaf "Modus Normale
cruisecontrol (vaste snelheid)" in
dit hoofdstuk voor meer informa-
tie hierover.Als de weersomstandigheden geen
oorzaak kunnen zijn, dient u de sen-
sor te controleren. Het kan noodzake-
lijk zijn een obstakel van de sensor te
verwijderen of deze te reinigen. De
sensor bevindt zich in het midden van
de auto, achter de onderste grille.
Voor een juiste werking van het ACC-
systeem dient u de volgende onder-
houdsaanwijzingen op te volgen:
Houd de sensor altijd schoon. Veeg
de lens voorzichtig schoon met een
zachte doek. Voorkom beschadi-
ging van de sensorlens.
Verwijder geen schroeven van de sensor. Het verwijderen van schroe-
ven kan een storing in het ACC-
systeem tot gevolg hebben of het
opnieuw uitlijnen van de sensor
noodzakelijk maken.
Laat de auto nakijken door een er- kende dealer als de sensor is be-
schadigd door een aanrijding.
Monteer geen accessoires in de na- bijheid van de sensor, ook geen transparant materiaal of een an-
dere grille. Dat kan een storing of
defect in het ACC-systeem veroor-
zaken.
Als de omstandigheid waardoor het
systeem werd uitgeschakeld niet lan-
ger aanwezig is, keert het systeem te-
rug naar de status "Adaptive Cruise
Control OFF (adaptieve cruisecontrol
uitgeschakeld). U kunt het systeem
dan opnieuw activeren, waarna de
huidige instellingen weer worden ge-
bruikt.
OPMERKING: Het monteren van
een bescherming of een andere
grille of wijzigen van de grille
wordt afgeraden. Hierdoor kan de
sensor worden geblokkeerd en de
werking van het ACC-systeem wor-
den belemmerd.
Waarschuwing ACC niet
beschikbaar
Als het systeem wordt uitgeschakeld
en in het EVIC de melding "Adaptive
Cruise Control (ACC) Unavailable"
(adaptieve cruisecontrol niet beschik-
baar) wordt weergegeven, is er moge-
lijk sprake van een tijdelijke storing
154
Het elektronischstabiliteitsregelsysteem/
tractieregelsysteem (ESP/ASR)
wordt geactiveerd.
Hervatten
Druk op de knop RES +en neem
vervolgens uw voet van het gaspedaal.
Het EVIC toont de laatst ingestelde
snelheid.
Uitschakelen
Het systeem wordt uitgeschakeld en
wist de ingestelde snelheid uit het ge-
heugen als u:
Kort op de knop ON/OFF drukt.
De contactschakelaar in de stand OFF zet.
ESP uitschakelt.
Als het cruisecontrolsysteem wordt
uitgeschakeld en vervolgens weer in-
geschakeld, activeert het systeem de
laatste instelling van de bestuurder
(ACC of Normale cruisecontrol).FORWARD COLLISION
WARNING (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Forward Collision Warning (FCW)
waarschuwt de bestuurder voor een
mogelijke aanrijding met het voertuig
vóór u en wijst de bestuurder erop
actie te ondernemen om een aanrij-
ding te voorkomen.
FCW bewaakt de informatie van de
vooruitkijksensor, van de elektroni-
sche remregeling EBC (Electronic
Brake Controller) en van de wielsnel-
heidsensoren om te berekenen of zich
het gevaar van een kop-staartbotsing
voordoet. Wanneer het systeem con-
stateert dat een kop-staartbotsing
waarschijnlijk is, verschijnt een waar-
schuwingsmelding (met geluidssig-
naal) in het EVIC. Wanneer het sys-
teem bepaalt dat een aanrijding met
het voertuig vóór u niet langer waar-
schijnlijk is, worden de waarschuwin-
gen uitgeschakeld.
OPMERKING: De minimumsnel-
heid voor inschakeling van het
FCW-systeem is 16 km/u.
WAARSCHUWING!
Forward Collision Warning (FCW)
is niet bedoeld om zelfstandig een
aanrijding te voorkomen en kan
ook niet elke soort mogelijke aan-
rijding herkennen. De bestuurder
blijft verantwoordelijk voor de be-
sturing van de auto en het voorko-
men van een aanrijding. Als u deze
waarschuwing niet opvolgt, kan dit
ernstig en zelfs dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
De FCW-status wijzigen
De FCW-functie kan worden ingesteld
op veraf of dichtbij, of kan worden
uitgeschakeld met het Uconnect®
systeem, raadpleeg "Uconnect® in-
stellingen" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel" voor meer infor-
matie. De FCW-status Off (uit), Near
(dichtbij) of Far (veraf) wordt weer-
gegeven op het Uconnect® scherm.
De standaardinstelling van de FCW is
"Far" (veraf). Hierbij waarschuwt het
systeem u voor een mogelijke aanrij-
ding met een voertuig vóór u terwijl u
158
Wanneer u de contactschakelaar in de
stand ON/RUN zet, wordt door Park-
Sense® automatisch de systeemstatus
(ingeschakeld of uitgeschakeld) her-
steld die actief was voordat het con-
tact werd uitgeschakeld.
ParkSense® kan uitsluitend worden
geactiveerd wanneer de schakelhen-
del in de stand REVERSE (achteruit)
of DRIVE (rijden) staat. Wanneer
ParkSense® bij een van deze standen
van de schakelhendel wordt ingescha-
keld, blijft het systeem actief totdat de
rijsnelheid is toegenomen tot ongeveer
11 km/u of hoger. Het systeem wordt
weer actief als de rijsnelheid is ge-
daald tot minder dan ongeveer
9 km/u.PARKSENSE® SENSOREN
De vier ParkSense® sensoren die zich
in achterkant/achterbumper bevin-
den, bewaken het gebied achter de
auto dat binnen het zichtveld van de
sensoren valt. De sensoren kunnen
obstakels detecteren tot een afstand
van ongeveer 150 cm van de
achterkant/achterbumper in horizon-
tale richting, afhankelijk van de
plaats, het type en de stand van het
obstakel.
De zes ParkSense® sensoren die zich
in de voorkant/voorbumper bevin-
den, bewaken het gebied vóór de auto
dat binnen het zichtveld van de sen-
soren valt. De sensoren kunnen obsta-
kels detecteren tot een afstand van
ongeveer 120 cm van de voorkant/
voorbumper in horizontale richting,
afhankelijk van de plaats, het type en
de stand van het obstakel.
PARKSENSE® WAAR-
SCHUWINGSSCHERM
Het ParkSense® waarschuwings-
scherm wordt alleen weergegeven als
Sound and Display (beeld en geluid) is
geselecteerd met het Uconnect® sys-
teem. Raadpleeg "Uconnect® instellin-
gen" in het hoofdstuk "Het instrumen-
tenpaneel" voor meer informatie
hierover.
Het ParkSense® waarschuwings-
scherm bevindt zich in het elektroni-
sche voertuiginformatiecentrum
(EVIC). Het geeft visuele waarschu-
wingen om de afstand tussen de
achterkant/achterbumper en/of de
voorkant/voorbumper en het gedetec-
teerde obstakel aan te geven.
Parkeerhulpscherm
160
WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (cm) Groter dan
150 cm 150-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan 30
cm
Afstand vóór (cm) Groter dan
120 cm 120-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan 30
cm
Geluidssignaal Geen Enkele toon, 1/2
seconde (alleen
voor achterzijde) Langzaam
(alleen voor ach- terzijde) Snel
Continu
Boog Geen3 brandend
(continu) 3 langzaam
knipperend 2 langzaam
knipperend 1 langzaam knip-
perend
GELUIDSSIGNALEN VAN
PARKEERHULP VÓÓR
ParkSense® schakelt het geluidssig-
naal van de parkeerhulp vóór 3 secon-
den nadat een obstakel is gedetec-
teerd uit als de auto stilstaat en het
rempedaal is ingetrapt.
PARKSENSE® IN- EN
UITSCHAKELEN
ParkSense® kan worden in- en uitge-
schakeld met het Uconnect® systeem.
De beschikbare keuzemogelijkheden
zijn: OFF (uit), Sound Only (alleen
geluid) of Sound and Display (beeld
en geluid). Raadpleeg "Uconnect® instellingen" in het hoofdstuk "Het
instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
Wanneer de schermtoets ParkSense®
wordt gekozen om het systeem uit te
schakelen, verschijnt op het EVIC ge-
durende vijf seconden het bericht
"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (par-
keerhulpsysteem uit).. Raadpleeg de
paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover. Als de
schakelhendel in de stand REVERSE
(achteruit) wordt gezet en Park-
Sense® is uitgeschakeld, verschijnt
op het instrumentenpaneel het bericht"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (par-
keerhulp uitgeschakeld) zolang de
schakelhendel in REVERSE (achter-
uit) staat bij een rijsnelheid van
11 km/u of lager.
ONDERHOUD VAN
PARKSENSE® PARKEER-
HULPSYSTEEM
Tijdens het starten van de auto, wan-
neer het ParkSense® parkeerhulpsys-
teem een storing heeft gedetecteerd,
laat het elektronische voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) eenmaal per
contactcyclus een geluidssignaal ho-
ren en op het display wordt het be-
richt "CLEAN PARK ASSIST" (par-
keersensoren reinigen), "SERVICE
162
PARK ASSIST" (parkeersensoren re-
pareren) of "SERVICE PARK ASSIST
SYSTEM" (parkeerhulpsysteem re-
pareren) weergegeven. Raadpleeg de
paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover. Wan-
neer de schakelhendel in de stand RE-
VERSE wordt gezet en het systeem
een storing heeft gedetecteerd, geeft
het EVIC het bericht "CLEAN PARK
ASSIST" (parkeersensoren reinigen)
of "SERVICE PARK ASSIST SYS-
TEM" (parkeerhulpsysteem repare-
ren) weer zolang de schakelhendel in
de stand REVERSE staat. In een der-
gelijk geval werkt ParkSense® niet.
HET PARKEERHULPSYS-
TEEM REINIGEN
Reinig de sensoren met water, een
schoonmaakmiddel voor auto's en een
zachte doek. Gebruik geen ruwe of
harde doeken. Maak de sensoren
voorzichtig schoon (niet hard druk-
ken of borstelen). Anders kunnen de
sensoren beschadigd raken.
VOORZORGSMAATREGELEN
VOOR GEBRUIK VAN HET
PARKSENSE® SYSTEEM
OPMERKING:
Houd de voor- en achterbumpervrij van sneeuw, ijs, modder, stof
en vuil om te zorgen dat het
ParkSense® systeem correct
werkt.
Drilboren, grote vrachtwagens en
andere bronnen van trillingen
kunnen de werking van Park-
Sense® nadelig beïnvloeden.
Wanneer u ParkSense® uitscha- kelt, wordt op het EVIC het be-
richt "PARK ASSIST SYSTEM
OFF" (parkeerhulpsysteem uit-
geschakeld) weergegeven. Het
systeem blijft dan uitgescha-
keld, totdat u het systeem op-
nieuw inschakelt, ook als u het
contact opnieuw inschakelt.
Als u de schakelhendel in de stand REVERSE (achteruit) zet
en ParkSense® is uitgescha-
keld, zal het EVIC het bericht
"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (parkeerhulp uitgeschakeld)
weergeven zolang de schakel-
hendel in REVERSE (achteruit)
staat bij een rijsnelheid van
11 km/u of lager.
Indien ingeschakeld, zal Park- Sense® het geluid van de radio
ONDERBREKEN wanneer het
systeem een geluidssignaal laat
horen.
Reinig de ParkSense® sensoren regelmatig, maar let daarbij op
dat u geen krassen of andere
schade toebrengt. De sensoren
mogen niet bedekt zijn met ijs,
sneeuw, modder, vuil of afval.
Verontreiniging van de sensoren
kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Mogelijk kan
het ParkSense® systeem hier-
door obstakels voor of achter de
auto niet detecteren, of geeft het
systeem foutieve melding van
een obstakel voor of achter de
auto.
Objecten zoals fietsendragers,
trekhaken, etc. mogen niet binnen
een afstand van 30 cm van de
163