VEILIGHEID
157
2
BELANGRIJK Als de achterbankleuning weer in de rij-
stand is gezet, de veiligheidsgordels zodanig plaatsen dat
ze klaar zijn voor gebruik.
BELANGRIJK Als bij verplaatsing van de achterbank
de middelste gordel tijdelijk vergrendelt, herstel dan
de normale omstandigheden door de achterbank naar
de achterzijde van de auto te verplaatsen.
fig. 2
L0E0062m
SBR-SYSTEEMHet voertuig is voorzien van het SBR-systeem (Seat Belt Re-
minder) dat de bestuurder en de passagier voorin als volgt
waarschuwt als hun veiligheidsgordel niet is omgelegd:
❍waarschuwingslampje
<
gaat branden en er klinkt
een ononderbroken geluidssignaal gedurende de eer-
ste 6 seconden;
❍waarschuwingslampje
seconden.
Neem contact op met het Lancia Servicenetwerk om
het SBR-systeem permanent te laten uitschakelen.
Het SBR-systeem kan te allen tijde via het Setup menu
van het display opnieuw worden ingeschakeld (zie hoofd-
stuk “1").
155-182 Delta NL 1ed 26/09/13 11.03 Pagina 157
158
VEILIGHEID
GORDELSPANNERSDe auto is uitgerust met gordelspanners voor de veili-
gheidsgordels voorin die in werking treden bij een hefti-
ge frontale botsing. Op die manier worden de inzitten-
den veel beter op hun plaats gehouden en wordt
de voorwaartse beweging ingeperkt.
Wanneer de gordelspanners hebben gewerkt; rolt de gor-
del niet meer op.
De auto is ook uitgerust met een tweede gordelspanner
(gemonteerd bij de dorpellijst). Wanneer die wordt inge-
schakeld, wordt de metalen kabel verkort.
Tijdens de werking van de gordelspanner kan er een wat
rook ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet
op brandgevaar.
BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door
de gordelspanners moet de veili
gheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en bekken aansluit.
De gordelspanner behoeft geen onderhoud of smering: elke
verandering van de oorspronkelijke conditie zal de werking
ervan benadelen. Als de gordelspanner door extreme na-
tuurlijke gebeurtenissen (bijv. overstromingen, vloedgol-
ven enz.) met water en modder in contact is geweest, dan
moet hij worden vervangen.
De gordelspanner kan slechts één maal ge-
bruikt worden. Neem contact op met
het Lancia Servicenetwerk om de gordel-
spanner te laten vervangen nadat deze in werking
is getreden. Werkzaamheden die leiden tot stoten, trillin-
gen of plaatselijke verhitting in de zone ron-
dom de gordelspanners (meer dan 100℃ge-
durende ten hoogste zes uur) kunnen de gordel-
spanners beschadigen of in werking doen treden.
Neem contact op met het Lancia Servicenetwerk voor
eventuele werkzaamheden aan deze componenten.
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van de passagiers zijn
de oprolautomaten van de gordels voor voorzien van
een krachtbegrenzer die bij een frontale botsing de piek-
belasting op de borst en schouders beperken.
155-182 Delta NL 1ed 26/09/13 11.03 Pagina 158
VEILIGHEID
159
2
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN VOOR HET
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder moet zich aan alle plaatselijke wettelijke
voorschriften met betrekking tot de verplichting en de ma-
nier waarop de gordel wordt gebruikt houden en moet ook
de inzittenden deze voorschriften doen naleven. Leg de vei-
ligheidsgordel altijd om alvorens weg te rijden.
Ook zwangere vrouwen moeten de veiligheidsgordel om-
leggen: voor zwangere vrouwen en het ongeboren kind
wordt het risico op verwondingen bij een ongeval fors in-
geperkt als de gordel wordt gedragen.
Natuurlijk moeten zwangere vrouwen wel het onderste
deel van de gordel lager omleggen, zodat de gordel over
het bekken en onder de buik komt (zie fig. 3). de beste
manier om het ongeboren kind te beschermen is om
de moeder te beschermen. Wanneer de veiligheidsgordelgoed is omgelegd, is het meer waarschijnlijk dat het on-
geboren kind niet gewond raakt bij een botsing. Voor
zwangere vrouwen, zoals voor iedereen, is de sleutel voor
het doelmatig werken van de veiligheidsgordels dat ze goed
omgelegd worden.
Voor optimale bescherming moet de rugleu-
ning rechtop gezet worden, moet men goed te-
gen de rugleuning aanzitten en moet de gor-
del goed aansluiten op de borst en het bekken. Draag
altijd veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin!
Rijden zonder veiligheidsgordels doet bij ongeval
het risico op ernstige verwondingen toenemen en kan
zelfs de dood tot gevolg hebben.
fig. 3
L0E0404m
Zorg dat de gordelband nooit gedraaid is. het bovenste
gordelgedeelte moet over de schouder en schuin over
de borst liggen. het onderste gordelgedeelte moet over
het bekken (zoals aangegeven in fig. 4) en dus niet over
de buik liggen.
Steek nooit voorwerpen (wasknijpers, klemmen enz.) tus-
sen de gordel en het lichaam van de inzittende.
Het demonteren of aanpassen van onderde-
len van de veiligheidsgordel of gordelspan-
ner is ten strengste verboden. Werkzaamhe-
den aan deze onderdelen moeten worden uitgevoerd
door gekwalificeerd en erkend personeel. Wend u al-
tijd tot het Lancia Servicenetwerk.
155-182 Delta NL 1ed 26/09/13 11.03 Pagina 159
VEILIGHEID
179
2
BELANGRIJK de frontairbags en/of zijairbags kunnen in
werking treden bij heftige stoten tegen de onderkant van
het voertuig (bijv. hard tegen treden, trottoirbanden rij-
den, kuilen of verkeersdrempels, enz.).
BELANGRIJK Als de airbag geactiveerd wordt, ontsnapt
een kleine hoeveelheid poeder. Dit poeder is niet schade-
lijk en duidt niet op het begin van een brand. Bovendien
kan het oppervlak van de opgeblazen airbag en het inte-
rieur van het voertuig bedekt zijn met een poederlaagje.
Dit poeder kan irriterend zijn voor de huid en de ogen. Na
aanraking onmiddellijk wassen met water en neutrale
zeep
.
BELANGRIJK Gordelspanners, frontairbags en zijairbags
worden op verschillende manieren geactiveerd, afhanke-
lijk van het type botsing. Als een of meerdere van deze
voorzieningen niet in werking treden, dan duidt dat niet
op een storing in het systeem.
Steun niet met het hoofd, de armen of de el-
lebogen tegen het portier, de ruiten of in
het gebied van de hoofdairbag om mogelijke
verwondingen tijdens het opblazen te voorkomen.
Steek nooit uw hoofd, armen of ellebogen uit
het raam.
BELANGRIJK Als een of meerdere veiligheidsvoorzienin-
gen in werking zijn getreden ten gevolge van een onge-
val, breng de auto dan naar een Lancia Servicepunt om
de geactiveerde voorzieningen te laten vervangen en het sy-
steem te laten controleren.
De controle, reparatie en vervanging van de airbags mo-
gen uitsluitend door het Lancia Servicenetwerk worden
uitgevoerd. Als het voertuig wordt gesloopt, moet het air-
bagsysteem eerst buiten werking gesteld worden bij
een Lancia Servicepunt. Bij verkoop van de auto moet
de nieuwe eigenaar op de hoogte worden gebracht van
de gebruiksaanwijzing van de airbags en bovengenoemde
waarschuwingen, en moet dit “Instructieboek” aan
de nieuwe e
igenaar worden overhandigd.
155-182 Delta NL 1ed 26/09/13 11.04 Pagina 179
180
VEILIGHEID
Reis niet met voorwerpen op schoot, voor
de borst of met iets in de mond zoals een pijp
of potlood, enz. In geval van een botsing
waarbij de airbags worden opgeblazen kan dit lei-
den tot ernstig letsel. Houd uw handen altijd in de juiste stand op
het stuurwiel tijdens het rijden zodat de air-
bags, indien ze in werking treden, goed op-
geblazen kunnen worden. Rijd niet met voorover ge-
bogen lichaam. Houd de rug goed rechtop tegen
de rugleuning gedrukt. Laat bij diefstal of poging tot diefstal, van-
dalisme of overstromingen het airbagsysteem
door het Lancia Servicenetwerk controleren.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
Als de contactsleutel naar MAR wordt ge-
draaid en het lampje ¬gaat niet branden of
blijft branden tijdens het rijden, dan kan er
een storing in de veiligheidssystemen zijn; in dat ge-
val kunnen de airbags of gordelspanners niet in
werking treden bij een ongeval of, in een zeer be-
perkt aantal gevallen, op verkeerde wijze in werking
treden. Neem onmiddellijk contact op met Lancia
Servicenetwerk om het systeem te controleren, al-
vorens verder te rijden.
Bedek de rugleuningen van de voorstoelen niet
met extra hoezen als het voertuig voorzien is van
zijairbags.
155-182 Delta NL 1ed 26/09/13 11.04 Pagina 180
STARTEN EN RIJDEN
185
3
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan;
❍zet de versnellingspook in de vrijstand;
❍draai de contactsleutel naar MAR: de lampjes
m
en
Y
op het instrumentenpaneel gaan branden;
❍wacht tot de lampjes
Y
en
m
uitgaan. Hoe war-
mer de motor, hoe sneller de lampjes doven;
❍trap het koppelingspedaal volledig in zonder het gas-
pedaal te bedienen;
❍draai de contactsleutel naar AVV zodra het lampje
m
uitgaat. Als te lang wordt gewacht, is het werk van
de voorgloeibougies tevergeefs.
Laat de sleutel los zodra de motor start. BELANGRIJK Bij koude motor moet het gaspedaal vol-
ledig losgelaten zijn wanneer de contactsleutel naar AVV
wordt gedraaid.
Als de motor niet bij de eerste poging start, draai dan de con-
tactsleutel weer naar STOP alvorens de procedure te her-
halen. Als het lampje
Y
op het instrumentenpaneel blijft
branden wanneer de contactsleutel naar MAR wordt ge-
draaid, draai dan de sleutel naar STOP en weer terug naar
MAR; als het lampje blijft branden, probeer dan met de an-
dere sleutels die bij het voertuig zijn geleverd. Neem con-
tact op met het Lancia Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
Als het lampje
m
na het starten of na lang-
durig “aanzwengelen” 60 seconden knippert,
duidt dit op een defect van de voorgloeibou-
gies. Als de motor start kan de auto normaal ge-
bruikt worden, maar moet men zo snel mogelijk
naar een Lancia Servicepunt gaan.
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 185
STARTEN EN RIJDEN
187
3
HANDREMDe handrem bevindt zich tussen de voorstoelen.
Trek de hefboom naar boven om de handrem in te scha-
kelen, tot het voertuig geremd is.
De auto moet geremd worden na enkele klik-
ken van de hendel; indien niet, neem dan con-
tact op met het Lancia Servicenetwerk om
hem te laten afstellen.
Bij aangetrokken handrem en contactsleutel in de stand
MAR, gaat het waarschuwingslampje xop het instru-
mentenpaneel branden.
Ga als volgt te werk om de handrem uit te schakelen:
❍trek de hendel iets omhoog en druk op de ontgrendel-
knop A-fig. 1;
❍houd knop A ingedrukt en laat de hendel zakken.
het waarschuwingslampje xop het instrumentenpa-
neel gaat uit.
Trap het rempedaal in terwijl de handrem wordt uitge-
schakeld, om te voorkomen dat de auto onbedoeld be-
weegt. PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❍zet de motor af en trek de handrem aan;
❍schakel een versnelling in (de eerste versnelling als
de auto omhoog is geparkeerd, de achteruit als de au-
to omlaag is geparkeerd) en zet de voorwielen iets uit-
gestuurd.
Als de auto op een steile helling wordt geparkeerd, blok-
keer de w
ielen dan met wiggen of stenen.
Laat de contactsleutel niet in de stand MAR staan om te
voorkomen dat de accu leeg raakt. Verwijder altijd de con-
tactsleutel als de auto wordt verlaten.
Laat kinderen nooit zonder toezicht in de auto achter. Ver-
wijder altijd de contactsleutel als de auto wordt verlaten
en neem deze mee.
fig. 1
L0E0072m
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 187
192
STARTEN EN RIJDEN
BELANGRIJK Als winterbanden worden gebruikt met
een maximum toegestane snelheid die lager is dan de top-
snelheid van de auto (plus een marge van 5%), dan moet
in het interieur een duidelijk zichtbaar waarschuwings-
plaatje worden geplaatst met de maximum toegestane snel-
heid wanneer met winterbanden wordt gereden (conform
de EU-richtlijnen).
Monteer op de vier wielen dezelfde banden (zelfde merk
en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en
het remmen en voor een betere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden zeker niet om.
De maximumsnelheid van sneeuwbanden
aangegeven met “Q” is 160 km/h, houd u
aan de voorschriften van de wegenverkeers-
wetgeving.
WINTERBANDENDe winterbanden moeten dezelfde maat hebben als
de standaard geleverde banden.
Het Lancia Servicenetwerk kan u raad geven over de meest
geschikte band voor elk gebruik.
Volg de aanwijzingen die vermeld zijn in de paragraaf “Wie-
len in hoofdstuk “6” zorgvuldig op inzake het type te mon-
teren sneeuwbanden, de bandenspanning en specificaties.
de specifieke eigenschappen van winterbanden verminde-
ren drastisch wanneer de profieldiepte minder is dan 4 mm.
Vervang ze in dat geval.
Door hun specifieke eigenschappen zijn de prestaties van
winterbanden onder normale omstandigheden of wanneer
lang op de snelweg wordt gereden, veel lager dan die vande standaard gemonteerde banden. Beperk het gebruik van
winterbanden tot de prestaties waarvoor ze zijn goedgekeurd.
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 192