•Wanneer u de sleutelhouder uit het contact
neemt (of de contactschakelaar in de stand
OFF zet, voor auto’s die zijn uitgerust met
Keyless Enter-N-Go), beweegt de bestuur-
dersstoel ongeveer 60 mm naar achteren wan-
neer de stoel zich 67,7 mm of meer vóór de
achterste stand bevindt. De stoel keert terug
naar de ingestelde positie zodra u de contact-
schakelaar in de stand ACC of RUN zet.
•Wanneer u de sleutelhouder uit het contact
neemt (of de contactschakelaar in de stand
OFF zet, voor auto’s die zijn uitgerust met
Keyless Enter-N-Go), beweegt de bestuur-
dersstoel naar een positie die 7,7 mm vóór
de achterste stand ligt wanneer de bestuur-
dersstoel zich in een positie tussen de 22,7
mm en 67,7 mm vóór de achterste stand
bevindt. De stoel keert terug naar de inge-
stelde positie zodra u de contactschakelaar
in de stand ACC of RUN zet.
• De functie Easy Entry/Easy Exit is uitgescha-
keld wanneer de bestuurdersstoel zich op
minder dan 22,7 mm vóór de achterste stop
bevindt. Bij deze positie heeft het voor de
bestuurder geen zin om de stoel te verplaat-
sen voor gemakkelijk in- en uitstappen. Elke opgeslagen geheugeninstelling heeft een
bijbehorende positie voor Easy Entry en Easy
Exit.
OPMERKING:
De functie Easy Entry/Easy Exit is af-fabriek
niet ingeschakeld. De functie Easy Entry/
Easy Exit wordt ingeschakeld (of later uitge-
schakeld) via het scherm van het Uconnect®
systeem. Raadpleeg de paragraaf
Door de
klant te programmeren functies - Instellin-
gen Uconnect® Access 8.4 in het hoofdstuk
Het instrumentenpaneel voor meer infor-
matie hierover.
OPENEN EN SLUITEN VAN DE
MOTORKAP
Om de motorkap te openen, moeten er twee
vergrendelingen worden ontgrendeld.
1. Trek aan de hendel die zich onder het instru-
mentenpaneel en vóór het bestuurdersportier
bevindt. 2.
Grijp onder de motorkap, beweeg de veilig-
heidsvergrendeling naar links en open de motor-
kap.
Motorkapontgrendeling
Locatie van de veiligheidsvergrendeling
11 4
WAARSCHUWING!
•Laat nooit kinderen zonder toezicht achter
in een auto en laat de sleutel niet in het
contactslot zitten (of het contact van auto’s
met Keyless Enter-N-Go™ in de stand
ACC of ON/RUN staan). Inzittenden, en
vooral kinderen zonder toezicht, kunnen
bekneld raken in de opening van het elek-
trisch bedienbare zonnedak wanneer ze
de schakelaars voor het elektrisch bedien-
bare zonnedak bedienen. Een dergelijke
beknelling kan ernstig of zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
• In geval van een aanrijding is het risico om
uit een voertuig geslingerd te worden gro-
ter wanneer het zonnedak geopend is. U
kunt ernstig of zelfs dodelijk gewond ra-
ken. Maak altijd uw veiligheidsgordel op de
juiste wijze vast en controleer of alle pas-
sagiers dit ook gedaan hebben.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Sta niet toe dat kleine kinderen het zonne-
dak bedienen. Steek nooit vingers, li-
chaamsdelen of voorwerpen door het
schuifdak naar buiten. Anders bestaat er
kans op letsel.
Zonnedak openen — snelDruk de schakelaar naar achteren en laat hem
binnen een halve seconde los. Het zonnedak
en de zonwering worden automatisch geopend
vanuit elke stand. Het zonnedak en de zonwe-
ring worden volledig geopend en stoppen auto-
matisch. Dit is de functie "Snel openen".De
functie Snel openen zorgt dat bij iedere bewe-
ging van de schakelaar het zonnedak stopt.
Zonnedak openen — handmatigOm het zonnedak te openen, drukt u de scha-
kelaar naar achteren en houdt u de schakelaar
in deze stand. Als u de schakelaar loslaat, stopt
de beweging. Het zonnedak en de zonwering
blijven gedeeltelijk geopend totdat de schake-
laar opnieuw naar achteren wordt gedrukt.
Zonnedak sluiten — snelAls u de schakelaar naar voren drukt en snel
(binnen een halve seconde) loslaat, wordt het
zonnedak automatisch vanuit iedere stand ge-
sloten. Het zonnedak wordt volledig gesloten en
stopt automatisch. Dit is de functie "Snel slui-
ten". De functie Snel sluiten zorgt dat bij iedere
beweging van de schakelaar het zonnedak
stopt.
Zonnedak sluiten — handmatigOm het zonnedak te sluiten, drukt u de schake-
laar naar voren en houdt u de schakelaar in
deze stand. Als u de schakelaar loslaat, stopt
de beweging en blijft het zonnedak gedeeltelijk
gesloten totdat de schakelaar opnieuw naar
voren wordt gedrukt.
KlembeveiligingDeze functie zorgt ervoor dat obstakels in de
opening van het zonnedak worden gedetec-
teerd bij gebruik van de functie Snel sluiten. Als
een obstakel in de baan van het zonnedak
wordt gedetecteerd, trekt het zonnedak zich
automatisch terug. Verwijder het obstakel als dit
gebeurt. Druk vervolgens de schakelaar kort
naar voren om het zonnedak snel te sluiten.
161
WAARSCHUWING!
•Laat nooit kinderen zonder toezicht achter
in een auto en laat de sleutel niet in het
contactslot zitten (of het contact van auto’s
met Keyless Enter-N-Go™ in de stand
ACC of ON/RUN staan). Inzittenden, en
vooral kinderen zonder toezicht, kunnen
bekneld raken in de opening van het elek-
trisch bedienbare zonnedak wanneer ze
de schakelaars voor het elektrisch bedien-
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
bare zonnedak bedienen. Een dergelijke
beknelling kan ernstig of zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
• In geval van een aanrijding is het risico om
uit een voertuig geslingerd te worden gro-
ter wanneer het zonnedak geopend is. U
kunt ernstig of zelfs dodelijk gewond ra-
ken. Maak altijd uw veiligheidsgordel op de
juiste wijze vast en controleer of alle pas-
sagiers dit ook gedaan hebben.
• Sta niet toe dat kleine kinderen het zonne-
dak bedienen. Steek nooit vingers, li-
chaamsdelen of voorwerpen door het
schuifdak naar buiten. Anders bestaat er
kans op letsel.
Zonnedak openen — snelDruk de schakelaar naar achteren en laat hem
binnen een halve seconde los. Het zonnedak
en de zonwering worden automatisch geopend
vanuit elke stand. Het zonnedak en de zonwe-
ring worden volledig geopend en stoppen auto- matisch. Dit is de functie
"Snel openen".De
functie Snel openen zorgt dat bij iedere bewe-
ging van de schakelaar het zonnedak stopt.
Zonnedak openen — handmatigOm het zonnedak te openen, drukt u de scha-
kelaar naar achteren en houdt u de schakelaar
in deze stand. Als u de schakelaar loslaat, stopt
de beweging. Het zonnedak en de zonwering
blijven gedeeltelijk geopend totdat de schake-
laar opnieuw naar achteren wordt gedrukt.
Zonnedak sluiten — snelAls u de schakelaar naar voren drukt en snel
(binnen een halve seconde) loslaat, wordt het
zonnedak automatisch vanuit iedere stand ge-
sloten. Het zonnedak wordt volledig gesloten en
stopt automatisch. Dit is de functie "Snel slui-
ten". De functie Snel sluiten zorgt dat bij iedere
beweging van de schakelaar het zonnedak
stopt.
Zonnedak sluiten — handmatigOm het zonnedak te sluiten, drukt u de schake-
laar naar voren en houdt u de schakelaar in
deze stand. Als u de schakelaar loslaat, stopt
Schakelaars voor CommandView® zonnedak
en elektrisch bediende zonwering
163
ten van dit type worden vervolgens opgeslagen
(zolang de oorzaak waardoor ze zijn geacti-
veerd blijft bestaan) en kunnen opnieuw worden
bekeken via de optie"Messages"(berichten) in
het hoofdmenu. Zolang een opgeslagen bericht
aanwezig is, wordt de letter "i"getoond in de
kompas-/buitentemperatuurregel van het EVIC.
Voorbeelden van dit type bericht zijn "Right
Front Turn Signal Lamp Out" (rechter richting-
aanwijzer vóór defect) en "Low Tire Pressure"
(bandenspanning laag).
• Niet-opgeslagen berichten
Deze berichten worden weergegeven totdat de
oorzaak waardoor het bericht is geactiveerd is
verholpen. Voorbeelden van dit type bericht zijn
"Turn Signal On" (richtingaanwijzer aan, als een
richtingaanwijzer niet is uitgeschakeld) en
"Lights On" (lampen aan, als de bestuurder
uitstapt).
• Niet-opgeslagen berichten tot RUN
Deze berichten gaan hoofdzakelijk over de op
afstand bediende startfunctie. Deze berichten
worden weergegeven totdat de contactschake-
laar in de stand RUN wordt gezet. Voorbeelden van dit type berichten zijn:
"Remote Start Abor-
ted - Door Ajar" (Starten op afstand afgebroken
- Portier open) en "Press Brake Pedal and Push
Button to Start" (Trap rempedaal in en druk op
knop om te starten).
• Niet-opgeslagen berichten met vijf-
seconden-weergave
Zodra ze van toepassing zijn, worden deze
berichten gedurende vijf seconden in het hoofd-
scherm weergegeven, waarna opnieuw het vo-
rige scherm wordt getoond. Een voorbeeld van
dit type bericht is "Automatic High Beams On"
(Automatisch grootlicht aan).
Indicator voor olieverversingOlieverversing vereist
Uw auto is uitgerust met een indicator voor
olieverversing. De melding "Oil Change Re-
quired" (olie verversen) knippert ongeveer 10
seconden in het EVIC-scherm na één geluids-
signaal om de volgende oliebeurt aan te geven.
De indicator voor olieverversing is gebaseerd
op de belasting van de motor, wat betekent dat
de periodieke oliebeurten afhankelijk zijn van
uw persoonlijke rijstijl. Als u deze melding niet reset dan wordt het
iedere keer dat u de contactschakelaar op
ON/RUN draait of op ON/RUN zet met Keyless
Enter-N-Go™ weergegeven. Om het bericht
tijdelijk uit te schakelen, drukt u kort op de knop
MENU. Om de indicator voor olieverversing (na
het uitvoeren van periodiek onderhoud) te re-
setten, volgt u de volgende stappen.
Auto’s met Keyless Enter-N-Go™
1. Druk op de knop ENGINE START/STOP en
zet de contactschakelaar in de stand ON/RUN
zonder het rempedaal in te trappen (maar start
de motor niet.)
2. Trap binnen 10 seconden drie keer lang-
zaam het gaspedaal volledig in.
3. Druk, zonder het rempedaal in te trappen,
eenmaal op de knop ENGINE START/STOP om
de contactschakelaar terug te zetten in de stand
OFF/LOCK.
OPMERKING:
Als het indicatiebericht wordt weergegeven
wanneer u de motor start, is de indicator
voor olieverversing niet gereset. Herhaal
deze procedure indien nodig.
189
Meldingen op het elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
•Front Seatbelts Unbuckled (voorste veilig-
heidsgordels niet vastgegespt)
• Driver Seatbelt Unbuckled (Bestuurdersgor-
del niet vastgegespt)
• Passenger Seatbelt Unbuckled (passagiers-
gordel niet vastgegespt)
• Service Airbag System (airbagsysteem ver-
eist onderhoud)
• Traction Control Off (traction control uit)
• Washer Fluid Low (ruitensproeiervloeistof
bijna op)
• Oil Pressure Low (oliedruk laag)
• Olieverversing vereist
• Fuel Low (brandstof laag)
• Service Antilock Brake System (antiblokkeer-
systeem vereist onderhoud)
• Service Electronic Throttle Control (elektroni-
sche gasklepregeling vereist onderhoud) •
Service Power Steering (stuurbekrachtiging
vereist onderhoud)
• Cruise Off (cruisecontrol uitgeschakeld)
• Cruise Ready (cruisecontrol gereed)
• Cruise Set To XXX MPH (cruisecontrol inge-
steld op XXX mph)
• Tire Pressure Screen With Low Tire(s) “In-
flate Tire to XX” (bandenspanning-scherm
met te lage bandenspanning(en) "band op-
pompen tot XX")
• Service Tire Pressure System (bandenspan-
ningscontrolesysteem vereist onderhoud)
•
Parking Brake Engaged (handrem inge-
schakeld)
• Brake Fluid Low (remvloeistofpeil laag)
• Service Electronic Braking System (elektro-
nisch remsysteem vereist onderhoud)
• Engine Temperature Hot (motortemperatuur
hoog)
• Battery Voltage Low (accuspanning laag)
• Service Electronic Throttle Control (elektroni-
sche gasklepregeling vereist onderhoud) •
Lights On (verlichting aan)
• Right Turn Signal Light Out (richtingaanwij-
zer rechts uit)
• Left Turn Signal Light Out (richtingaanwijzer
links uit)
• Turn Signal On (richtingaanwijzer aan)
• Vehicle Not in Park (auto niet in
parkeerstand)
• Key in ignition (sleutel in contactslot)
• Key In Ignition Lights On (sleutel in contact,
lampen aan)
• Remote Start Active Key to Run (starten op
afstand actief Sleutel voor starten)
• Remote Start Active Push Start Button (star-
ten op afstand actief Druk op startknop)
• Remote Start Aborted Fuel Low (starten op
afstand afgebroken Brandstof laag)
• Remote Start Aborted Too Cold (starten op
afstand afgebroken Te koud)
• Remote Start Aborted Door Open (starten op
afstand afgebroken Portier open)
190
de schakelhendel in de stand PARK of NEU-
TRAL staat en het bestuurdersportier wordt
geopend. Kies de schermtoets Auto Unlock On
Exit (portieren ontgrendelen bij uitstappen) tot
een vinkje naast de instelling verschijnt, dat
aangeeft dat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om naar het
vorige menu terug te keren.
•Claxonsignaal bij vergrendelen
Wanneer deze functie is geselecteerd, klinkt
een claxonsignaal wanneer de portiersloten
worden geactiveerd. Kies de schermtoets
Sound Horn With Lock (Claxonsignaal bij ver-
grendelen) tot een vinkje naast de instelling
verschijnt, dat aangeeft dat de instelling is ge-
kozen. Kies de schermtoets met de pijl naar
links om naar het vorige menu terug te keren.
• Sound Horn With Remote Start (Claxon-
signaal bij starten met afstandsbediening)
Wanneer deze functie is geselecteerd, klinkt de
claxon wanneer de motor met de afstandsbe-
diening wordt gestart. Kies de schermtoets
Sound Horn With Remote Start (Claxonsignaal
bij starten met afstandsbediening) tot een vinkje naast de instelling verschijnt, dat aangeeft dat
de instelling is gekozen. Kies de schermtoets
met de pijl naar links om naar het vorige menu
terug te keren.
•
1st Press of Key Fob Unlocks (Ontgren-
delen door eenmaal te drukken op de sleu-
telhouder)
Wanneer de optie 1st Press Of Key Fob Un-
locks (ontgrendelen met één druk op de ont-
grendelknop) is geselecteerd, wordt alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld bij de eerste
druk op de ontgrendelknop van de afstandsbe-
diening. Wanneer de optie 1st Press Of Key
Fob Unlocks (ontgrendelen met één druk op de
ontgrendelknop) is geselecteerd, moet u twee
keer op ontgrendelknop van de afstandsbedie-
ning drukken om de andere portieren te ont-
grendelen. Wanneer u All Doors 1st Press se-
lecteert, ontgrendelen alle portieren bij de
eerste keer indrukken op de UNLOCK-toets op
de afstandsbediening.
OPMERKING:
Als de instelling 1st Press Of Key Fob Un-
locks (ontgrendelen met één druk op de ontgrendelknop) is geprogrammeerd, wor-
den alle portieren ontgrendeld, ongeacht
welke portiergreep met Passive Entry wordt
vastgepakt. Als de instelling 1st Press Of
Key Fob Unlocks (ontgrendelen met één
druk op de ontgrendelknop) is geprogram-
meerd, wordt alleen het bestuurdersportier
ontgrendeld wanneer de greep van deze
portier wordt vastgepakt. Wanneer de instel-
ling 1st Press Of Key Fob Unlocks (ontgren-
delen met één druk op de ontgrendelknop)
met Passive Entry is geprogrammeerd en de
portiergreep meer dan één keer wordt aan-
geraakt, wordt alleen het bestuurdersportier
geopend. Als eerst de bestuurdersportier is
geopend, dan kunnen de overige portieren
ontgrendeld worden met behulp van de
ontgrendel-/vergrendelschakelaar in de auto
(of met de afstandsbediening).
•
Passive Entry
Met deze functie kunt u portieren van uw auto
vergrendelen en ontgrendelen zonder dat u op
de vergrendel- en ontgrendelknoppen van de
205
afstandsbediening hoeft te drukken. Kies de
schermtoets Passive Entry tot een vinkje naast
de instelling verschijnt, dat aangeeft dat de
instelling is gekozen. Kies de schermtoets met
de pijl naar links om naar het vorige menu terug
te keren. Raadpleeg voor meer informatie de
paragraaf"Keyless Enter-N-Go™" in het hoofd-
stuk "Uw auto" .
• Memory To FOB (geheugen naar sleutel-
houder) — Indien aanwezig
Deze functie verstelt automatisch de bestuur-
dersstoel, zodat de bestuurder gemakkelijker
kan in- en uitstappen. Kies de schermtoets
Memory Linked To FOB (geheugen koppelen
aan sleutelhouder) tot een vinkje naast de in-
stelling verschijnt, dat aangeeft dat de instelling
is gekozen. Kies de schermtoets met de pijl
naar links om naar het vorige menu terug te
keren.
OPMERKING:
De stoel keert terug naar de geheugenstand
(als het oproepen van het geheugen met de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
is ingeschakeld) zodra de afstandsbedie- ning wordt gebruikt om het portier te ont-
grendelen. Raadpleeg de paragraaf
Geheu-
genstoel in het hoofdstuk De functies van
uw auto voor meer informatie hierover.
Auto-On Comfort & Remote Start (comfort
automatisch aan & starten met
afstandsbediening)
Nadat de schermtoets Auto-On Comfort & Re-
mote Start (comfort automatisch aan & starten
met afstandsbediening) is ingedrukt, zijn de
volgende instellingen mogelijk.
• Sound Horn With Remote Start (claxon-
signaal bij starten met afstandsbediening)
Wanneer deze functie is geselecteerd, klinkt de
claxon wanneer de motor met de afstandsbe-
diening wordt gestart. Kies de schermtoets
Sound Horn With Remote Start (claxonsignaal
bij starten met afstandsbediening) tot een vinkje
naast de instelling verschijnt, dat aangeeft dat
de instelling is gekozen. Kies de schermtoets
met de pijl naar links om naar het vorige menu
terug te keren. •
Verwarmde/geventileerde bestuurders-
stoel en stuurwiel automatisch inschakelen
bij starten voertuig — Indien aanwezig
Wanneer deze functie is geselecteerd, wordt de
verwarming in de bestuurdersstoel en het stuur-
wiel automatisch ingeschakeld bij temperaturen
lager dan 4,4 °C (40 °F). Bij temperaturen
boven 26,7 °C (80 °F) wordt het ventilatiesys-
teem in de bestuurdersstoel ingeschakeld. Kies
de schermtoets Auto Heated Seats (Automati-
sche stoelverwarming) tot een vinkje naast de
instelling verschijnt, dat aangeeft dat de instel-
ling is gekozen. Kies de schermtoets met de pijl
naar links om naar het vorige menu terug te
keren.
Engine Off Options (opties voor
uitgeschakelde motor)
Nadat u de schermtoets Engine Off Options
(opties voor uitgeschakelde motor) hebt geko-
zen, zijn de volgende instellingen mogelijk.
• Engine Off Power Delay (vertraging voe-
dingsspanning bij uitgeschakelde motor)
Wanneer deze functie is geselecteerd, blijven
de schakelaars voor elektrische raambedie-
206
5
STARTEN EN RIJDEN
•STARTPROCEDURES ..........................223•Automatische versnellingsbak ....................223
• Keyless Enter-N-Go™ ........................ .224
• Normaal starten ............................ .224
• Extreem lage temperaturen (lager dan 29°C of -20°F) ......225
• Als de motor niet start ....................... .225
• Na het starten ............................. .226
• Normaal starten — dieselmotor ....................226
•AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK ................228•Sleutelblokkering ........................... .229
• Blokkeersysteem rem/transmissie ..................230
• ECO-modus .............................. .230
• Automatische transmissie met acht versnellingen ........230
•WERKING VAN DE VIERWIELAANDRIJVING ............236•Bedieningsaanwijzingen/voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac I® -
Indien aanwezig ........................... .236
• Bedieningsaanwijzingen/voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac II® -
Indien aanwezig ........................... .237
• Schakelstanden ............................ .237
219