DE MOTOR STARTENSTARTPROCEDURE
VOOR BENZINEVERSIES
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan en zet de
versnellingspook in de vrijstand;
❒trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
❒draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
BELANGRIJKE INFORMATIE
100) 101)
102)
❒Als de motor niet bij de eerste poging
start, draai dan de contactsleutel
naar de stand STOP alvorens de
procedure te herhalen.
❒Als, met de contactsleutel in de stand
MAR, het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel (of
het symbool op het display) samen
met het waarschuwingslampjeblijft branden, draai dan de
sleutel naar STOP en weer terug naar
MAR. Als het waarschuwingslampje
(of het symbool op het display) blijft
branden, probeer dan met de andere
sleutels die bij de auto zijn geleverd.
Neem contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk als de motor
nog steeds niet gestart kan worden.❒Laat de contactsleutel nooit in de
MAR stand bij afgezette motor.
STARTPROCEDURE
VOOR DIESELVERSIES
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan en zet de
versnellingspook in de vrijstand;
❒draai de contactsleutel naar MAR: de
waarschuwingslampjes
en
op het instrumentenpaneel gaan
branden (voor bepaalde versies/
markten);
❒wacht tot de waarschuwingslampjes
doven;
❒trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
❒draai de contactsleutel naar AVV
zodra het waarschuwingslampjedooft. Als te lang wordt
gewacht, is het werk van de
voorgloeibougies tevergeefs. Laat de
sleutel los zodra de motor start.
DE GESTARTE MOTOR
OPWARMEN
Ga als volgt te werk:
❒rijd langzaam weg en laat de motor
bij gemiddelde toerentallen draaien
zonder bruusk te accelereren;❒verlang in het begin geen maximale
prestaties. Wacht tot de wijzer van
de koelvloeistoftemperatuurmeter
begint te bewegen.
DE MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na
een zware rit wordt uitgezet, moet men
hem even stationair laten draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de
motorruimte dalen.
BELANGRIJK
100) Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten
draaien. De motor verbruikt
zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en
andere giftige gassen.
101) De rembekrachtiging werkt niet
zolang de motor niet is gestart;
om die reden is meer kracht dan
normaal benodigd voor de
bediening van het rempedaal.
158
STARTEN EN RIJDEN
1)
17)
1)19) 6
8
De hendel is voorzien van een knop A,
die ingedrukt moet worden om de
hendel van P naar R te verplaatsen.
DISPLAY
Op het display kan het volgende
worden weergeven:
❒in automatische rijmodus,de
gekozen versnelling (P, R, N, D). Met
de hendel in de stand D (Drive),
toont het display D en de
ingeschakelde versnelling (bijv. D3 -
zie fig. 130).
❒in sequentiële rijmodus,de
handmatige inschakeling van een
(lagere of hogere) versnelling, met het
betreffende nummer fig. 131;STANDEN VAN DE
HENDEL
Parkeren (P)
Stand P komt overeen met de vrijstand
van de versnellingsbak en blokkeert
de aandrijfwielen mechanisch.
Deze mag alleen ingeschakeld worden
als de auto stil staat en de handrem
moet, indien nodig, worden
aangetrokken.
Als, met de contactsleutel op MAR of
draaiende motor, of wanneer de motor
wordt afgezet, de keuzehendel niet
juist in P is gezet, gaat de sierlijst van
de keuzehendel ter hoogte van de letter
P knipperen.
Plaats in dit geval de handel correct in
de stand P.
21)
De contactsleutel kan alleen verwijderd
worden als de hendel in stand P staat.
Het verplaatsen van de hendel van P
naar D mag alleen gebeuren bij
stilstaande auto en stationair draaiende
motor.
Het verplaatsen van de keuzehendel
van stand P naar elke andere stand,
met de contactsleutel in de stand MAR,
mag alleen gebeuren met ingetrapt
rempedaal en met behulp van de knop
op de keuzehendel (zie paragraaf
"Keuzehendel").
Als de accu leeg is moet u, om de
hendel te ontgrendelen, de manchet
verwijderen en hendel A bedienen
fig. 132.
BELANGRIJK Verlaat de auto NOOIT
voordat de versnellingspook in P is
gezet.
130
A0K1540
131
A0K1541
132
A0K0619
162
STARTEN EN RIJDEN
Als de auto heuvelopwaarts tot stilstand
wordt gebracht, dan wordt het
uitschakelen van de motor verhindert
om de "Hill Holder" functie beschikbaar
te houden (die alleen bij draaiende
motor werkt).
De motor wordt automatisch herstart
wanneer:
❒het rempedaal wordt losgelaten (en
de hendel niet in N of P staat)
❒de hendel verplaatst wordt naar een
onstabiele stand: +, – of R
❒de hendel van D naar links in de
"sequentiële modus" verplaatst wordt
❒bij bediening van de "+" of "–"
schakelpeddels op het stuurwiel
(voor bepaalde versies/markten)
Tijdens het uit- en inschakelen van de
motor wordt automatisch de vrijstand
ingeschakeld door het systeem en
toont het display de letter N.BELANGRIJK Onder bepaalde
omstandigheden (bijvoorbeeld op lichte
hellingen en rempedaal niet volledig
ingetrapt), wordt het afzetten van de
motor niet uitgeschakeld. Trap in
dergelijke gevallen het rempedaal
volledig in om de “Hill Holder” functie
beschikbaar te stellen en het herstarten
van de motor toe te staan, en bedien
hierbij de keuzehendel of de
schakelpeddels op het stuurwiel (voor
bepaalde versies/markten), zoals eerder
beschreven.
DE MOTOR AFZETTEN
De motor kan bij elke willekeurige stand
van de keuzehendel worden afgezet.
Versies met Start&Stop
systeem
Om de motor af te zetten, moet de auto
tot stilstand worden gebracht door het
rempedaal goed in te trappen; bij
onvoldoende druk op het rempedaal zal
de motor niet afgezet worden.
Dit kenmerk kan benut worden om te
voorkomen dat de motor afslaat in
bepaalde verkeerssituaties.Contactsleutel
verwijderen
De contactsleutel kan alleen verwijderd
worden als de hendel in stand P staat:
❒als de motor wordt uitgeschakeld
met de keuzehendel in stand P,
kan de contactsleutel binnen 30
seconden verwijderd worden;
❒als de motor wordt uitgeschakeld
met de keuzehendel in een andere
stand dan P, knippert de letter P
5 seconden op het display en op de
sierlijst van de keuzehendel en klinkt
tegelijkertijd een geluidssignaal.
Plaats de hendel binnen 5 seconden
in stand P; dan kan de contactsleutel
binnen 30 seconden verwijderd
worden.
In beide gevallen wordt de
contactsleutel automatisch geblokkeerd
als de beschreven tijden en
voorwaarden niet in acht worden
genomen.
Draai de contactsleutel naar MAR en
vervolgens naar STOP om hem te
verwijderen.
164
STARTEN EN RIJDEN
WAARSCHUWING Als de accu leeg is
en de contactsleutel is ingebracht,
dan blijft deze in het contactslot
geblokkeerd. Trek, om de sleutel
handmatig te verwijderen, de handrem
aan en steek de bijgeleverde
schroevendraaier in het gat onder het
dashboard A fig. 133 en oefen hierop
een lichte druk uit, totdat de
contactsleutel verwijderd is.
WEGRIJDEN MET DE
AUTO
Trap, om weg te rijden met de auto,
vanuit P het rempedaal in, en druk op
de knop op de keuzehendel om deze in
de gewenste stand (D, R of sequentieel)
te plaatsen.
Op het display verschijnt de
ingeschakelde versnelling.Wanneer het rempedaal wordt
losgelaten, beweegt de auto voor- of
achteruit zodra de manoeuvre is
ingeschakeld ("creeping" effect). In dit
geval hoeft het gaspedaal niet ingedrukt
te worden.
BELANGRIJK Als de ingeschakelde
versnelling (weergegeven op het
display) niet overeenstemt met de stand
van de keuzehendel, wordt dit gemeld
door het knipperen van de betreffende
letter op de sierlijst van versnellingsbak
(er wordt ook een geluidsignaal
afgegeven).
Deze toestand moet niet beschouwd
worden als een werkingsfout, maar
eenvoudigweg als een verzoek van het
systeem om de manoeuvre te herhalen.
BELANGRIJK Bij stationair draaiende
motor en in sequentiële modus wordt
het schakelverzoek voor de 2
e
versnelling niet door het systeem
aanvaard (ongeacht of het rempedaal al
dan niet wordt ingetrapt).
Als zich, bij ingeschakelde 1
e
versnelling of de achteruit (R), de
volgende omstandigheden voordoen:
❒hellingsgraad van de weg meer
dan 5%;
❒koppeling oververhit;❒motorkoppel gedurende bepaalde tijd
constant (bijvoorbeeld als de auto
tegen een trottoir aanrijdt of op een
helling naar boven/beneden
geparkeerd wordt);
kan de auto in beweging worden gezet
door het gaspedaal in te trappen.
BELANGRIJK Wees uiterst voorzichtig
bij niet aangetrokken handrem en
losgelaten rempedaal, stationair
draaiende motor en de keuzehendel in
de stand D, R of sequentieel, want
de auto kan ook voortbewegen zonder
dat het gaspedaal wordt bediend.
Deze toestand kan worden benut met
de auto op een vlakke ondergrond
tijdens scherpe parkeermanoeuvres
waarbij alleen het rempedaal wordt
gebruikt.
AUTOMATISCHE
RIJMODUS
De stand D kan vanuit sequentiële
bediening onder alle rijomstandigheden
geselecteerd worden.
In de automatische rijmodus kiest de
elektronische transmissieregeleenheid
de beste overbrengingsverhouding
op basis van snelheid, motorbelasting
(stand gaspedaal) en hellingsgraad
van de weg.
133
A0K0254
165
"Kick Down" functie
Om weer snel snelheid te kunnen
maken, schakelt het regelsysteem van
de versnellingsbak, als het gaspedaal
volledig wordt ingetrapt, naar een
lagere versnelling (kick-downfunctie).
BELANGRIJK Bij het rijden over wegen
met weinig grip (sneeuw, ijs, enz.)
wordt geadviseerd de kick-down
functie niet te gebruiken.
Integratie met "Alfa
DNA" systeem
Met het "Alfa DNA" systeem fig. 134
kunnen drie verschillende rijmodi
geselecteerd worden:
❒“Dynamic”: er wordt bij hogere
toerentallen geschakeld. Dit legt het
accent op een sportieve rijstijl;❒“Natural”: er wordt bij lage
toerentallen geschakeld. Dit legt het
accent op comfort en verlaagt het
verbruik;
❒"All Weather": rijprogramma voor
wegen met weinig grip (bijv. sneeuw,
ijs, modder, enz.).
Schakeladvies
Als men bij versnellingsbak in de
automatische modus (keuzehendel in
stand D), wil schakelen met de
schakelpeddels op het stuurwiel (voor
bepaalde versies/markten), schakelt het
systeem over naar de "sequentiële
modus", met bijbehorende weergave
van de ingeschakelde versnelling
gedurende ongeveer 5 seconden.
Als na deze tijd de schakelpeddels niet
meer bediend worden, keert het
systeem terug naar de automatische
modus (D) (met betreffende weergave
op het display).
SEQUENTIËLE RIJMODUS
In de sequentiële rijmodus werkt de
versnellingsbak als een
handgeschakelde bak.Schakelen met de
keuzehendel
Verplaats de hendel vanuit stand D
opzij (naar links) in de sequentiële
stand:
❒hendel naar "+": inschakeling hogere
versnelling;
❒hendel naar "−": inschakeling lagere
versnelling.
De correcte stand van de hendel in de
sequentiële modus wordt aangegeven
door het oplichten van de symbolen "+"
en "−" en het doven van symbool D
op het display (op het display wordt
alleen de ingeschakelde versnelling
getoond).
Schakelen met de
schakelpeddels op het
stuurwiel
(voor bepaalde versies/markten)
Bij sommige versies kan worden
geschakeld met de schakelpeddels op
het stuurwiel fig. 135.
106)
Om de schakelpeddels op het stuurwiel
te gebruiken, moet de keuzehendel in
de sequentiële stand of stand D staan:
❒schakelpeddel "+" (door de peddel
naar de bestuurder te trekken fig.
136): inschakelen van hogere
versnelling;
134
A0K0612
166
STARTEN EN RIJDEN
❒het gaspedaal en/of rempedaal
gedurende 3 minuten niet wordt
ingetrapt bij uitgeschakelde
"creeping" (bijvoorbeeld bij
aangetrokken handrem);
❒het rempedaal langer dan 10 minuten
wordt ingetrapt;
❒het bestuurdersportier geopend
wordt bij uitgeschakelde "creeping"
(bijvoorbeeld bij aangetrokken
handrem) zonder dat het rempedaal
en/of gaspedaal wordt ingetrapt;
❒er een storing is gedetecteerd in de
versnellingsbak.
BELANGRIJK De verplaatsing naar de
vrijstand (N) - uitgevoerd door het
systeem - brengt een toestand van
tegenstrijdigheid tussen de stand van
de keuzehendel en de ingeschakelde
versnelling met zich mee. De
manoeuvre gaat dus vergezeld van een
geluidssignaal dat deze
tegenstrijdigheid aangeeft. Dit
geluidssignaal blijft actief totdat de
keuzehendel in stand P of N wordt
gezet, zodat de correcte
gebruikstoestand van de
versnellingsbak wordt hersteld.DE AUTO PARKEREN
Om veilig te parkeren moet, bij ingetrapt
rempedaal, P ingeschakeld worden en
als op hellend wegdek geparkeerd
wordt, moet de handrem worden
aangetrokken.
Wacht, voordat het rempedaal wordt
losgelaten, tot P op het display
verschijnt.
BELANGRIJK Verlaat de auto NOOIT
voordat de hendel in P is gezet.
SLEPEN VAN DE AUTO
Controleer of de versnellingsbak in de
vrijstand staat (N) (door te controleren
of de auto door te duwen verplaatst
kan worden) en ga vervolgens te werk
zoals bij een auto met
handgeschakelde versnellingsbak.
BELANGRIJK Sleep de auto niet als de
versnellingsbak niet in de vrijstand (N)
kan worden gezet en neem contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als de versnellingspook in P staat,
ontgrendel hem dan alvorens de auto te
slepen (zie paragraaf "Standen van de
keuzehendel").BELANGRIJKE
INFORMATIE
Houd het rempedaal altijd ingetrapt bij
stilstaande auto en ingeschakelde
versnelling, totdat wordt weggereden;
laat vervolgens het rempedaal los en
geef geleidelijk gas.
Houd de versnellingsbak in de vrijstand
(N) als de auto lang stilstaat met een
draaiende motor.
Om de koppeling te beschermen, mag
nooit het gaspedaal worden gebruikt
om de auto stil te houden (als deze
bijvoorbeeld op een helling staat): de
oververhitting kan namelijk de koppeling
beschadigen. Gebruik in dit geval het
rempedaal of de handrem en bedien
het gaspedaal alleen als men gereed is
om weg te rijden;
Als de achteruitversnelling (R) is
ingeschakeld, schakel dan alleen de
1
ste
versnelling in, of andersom, als de
auto volledig stil staat.
168
STARTEN EN RIJDEN
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUDJuist onderhoud is uiterst belangrijk
voor een lange levensduur van de auto
onder optimale omstandigheden.
Om die reden heeft Alfa Romeo een
reeks controles en onderhoudsbeurten
opgesteld die elke 30.000 kilometer
(voor 1.4 benzineversies) of elke 35.000
kilometer (voor 1750 Turbo Benzine-
en dieselversies) uitgevoerd moeten
worden.
Vóór 30.000/35.000 km en vervolgens
tussen elke twee servicebeurten is
het sowieso nodig om bepaalde items
van het Geprogrammeerde
Onderhoudsplan te controleren (bijv.
periodieke controle van het niveau van
de vloeistoffen, bandenspanning, etc.).De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud worden
volgens een vast tijdsschema door
het Alfa Romeo Servicenetwerk
uitgevoerd. Eventuele reparaties die
nodig blijken tijdens het uitvoeren van
de diverse inspecties en controles
van het geprogrammeerd onderhoud,
mogen uitsluitend worden uitgevoerd
na toestemming van de klant. Als
de auto dikwijls gebruikt wordt voor het
trekken van aanhangers, dan moet
een korter interval tussen de
onderhoudsbeurten worden
aangehouden.WAARSCHUWING
Op 2000 km vóór de volgende
servicebeurt zal de display een melding
tonen.
De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud zijn
door de fabrikant voorgeschreven. Het
niet uitvoeren ervan kan het vervallen
van de garantie tot gevolg hebben.
Het is raadzaam het Alfa Romeo
Servicenetwerk onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende servicebeurt.
208
ONDERHOUD EN ZORG
– lamp vervangen ......................... 191
De sleutels ..................................... 11
– CODE-card ............................... 11
– Sleutel met
afstandsbediening ..................... 11
– Sleutel zonder
afstandsbediening ..................... 11
Diefstalalarm .................................. 13
Dieselfilter ...................................... 222
Dimlicht
– lamp vervangen ......................... 189
Display ........................................... 90
DPF (roetfilter) ................................ 87
DST-systeem (Dynamic Steering
Torque)......................................... 67
Dual pinion stuurbekrachtiging ....... 79EBD-systeem................................ 65
Een lamp vervangen....................... 186
– Algemene instructies ................. 186
Een wiel vervangen ........................ 177“Electronic Q2”-systeem
(“E-Q2”) ....................................... 68Elektrische ruitbediening ............... 56
– Bedieningselementen ................ 56
EOBD-systeem .............................. 78
ESC-systeem (Electronic
Stability Control) ........................... 65
Extra verwarming ........................... 36Fix&Go Automatic kit .................... 182"Follow me home" systeem ........... 39
Frontairbag bestuurderszijde ......... 150
Frontairbag passagierszijde ............ 151
Frontairbags ................................... 150Gear Shift Indicator ....................... 91
Gebruik van de versnellingsbak ...... 160
Geprogrammeerd
onderhoudsschema ..................... 209
Gewichten...................................... 251
Gordelspanners ............................. 139
– Krachtbegrenzers ...................... 139
Grootlicht ....................................... 38
– lamp vervangen ......................... 189
Grootlichtsignaal ............................ 39Handbediende airconditioning....... 25
Handrem ........................................ 160
HBA-systeem................................. 67
Herconfigureerbaar
multifunctioneel display ................ 90
Hill Holder-systeem ........................ 66
Hoofdairbags (window bags) .......... 154
Hoofdsteunen ................................ 19
– “Anti-Whiplash” voorziening....... 19
– Hoofdsteunen achter................. 19
– Hoofdsteunen voor.................... 19Identificatiegegevens
– Chassisnummer ........................ 232
– identificatieplaatje
carrosserielak ............................ 233
– motorcode ................................ 233– typeplaatje met
identificatiegegevens ................. 232
Imperiaal/skidrager......................... 63
Inbouwvoorbereiding voor
autoradio ..................................... 79
Inbouwvoorbereiding voor
"Isofix" kinderzitje ......................... 146
Installatie van
elektrische/elektronische
systemen ..................................... 80
Instapverlichting ............................. 39
– lamp vervangen ......................... 194
Instrumentenpaneel........................ 101
– Herconfigureerbaar
multifunctioneel display ............. 102
– Multifunctioneel display ............. 101
Interieur (reiniging) .......................... 229
Interieuruitrusting............................ 48
iTPMS-systeem.............................. 76
Kentekenverlichting
– lamp vervangen ......................... 192
Klimaatcomfort............................... 24
– Uitstroomopeningen/roosters .... 24
Klimaatregeling............................... 22
– Luchtrooster achter ................... 23
– Luchtroosters aan zijkant........... 22
– Luchtroosters boven ................. 23
– Luchtroosters in het midden ...... 22
Koelvloeistoftemperatuurmeter ....... 103
Koplampen .................................... 64
– Hoogteregeling koplampen ....... 64