Het symbool
fig. 81 verschijnt op de
display als de motor wordt afgezet.
De motor opnieuw
starten
Trap het koppelingspedaal in om de
motor opnieuw te starten.
HET SYSTEEM
HANDMATIG
INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
Druk op de knop
op de
tunnelconsole fig. 82 om het systeem
handmatig in of uit te schakelen.Inschakeling Start&Stop
systeem
Er verschijnt een bericht op het display
wanneer het Start&Stopsysteem wordt
ingeschakeld. In deze toestand is de
led op de knop
gedoofd.
Start&Stop systeem
uitschakelen
❒Versies met multifunctionele display:
er wordt een melding getoond
wanneer het Start&Stop-systeem
wordt uitgeschakeld.
❒Versies met herconfigureerbare
multifunctionele display:het symbool
en een melding worden getoond
wanneer het Start&Stop-systeem
wordt uitgeschakeld.
De led op de knop
gaat branden
wanneer het systeem wordt
uitgeschakeld.OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
NIET WORDT AFGEZET
Bij ingeschakeld systeem wordt,
omwille van comforteisen,
emissieregeling en veiligheidsredenen,
de motor niet afgezet onder de
volgende omstandigheden
10):
❒nog koude motor;
❒buitengewoon lage
buitentemperatuur;
❒onvoldoende acculading;
❒bezig met regeneratie van het
roetfilter (DPF) (alleen bij
dieselmotoren);
❒bestuurdersportier niet gesloten;
❒veiligheidsgordel van de bestuurder
niet omgelegd;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij het
parkeren);
❒bij versies met dual zone
automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten), wanneer
een comfortabele temperatuur in
het interieur moet worden bereikt of
bij ingeschakelde MAX-DEF functie;
❒tijdens de inrijperiode, als het
systeem wordt geïnitialiseerd.
81
A0K0163
82
A0K0613
73
OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
Bij ingeschakeld systeem wordt, om
redenen van comfort, emissiecontrole
en veiligheid, de motor niet afgezet
onder de volgende omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒onvoldoende onderdruk in het
remsysteem (bijvoorbeeld na
meermaals intrappen van het
rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als
bergaf wordt gereden);
❒als de motor langer dan circa 3
minuten is afgezet door het
Start&Stop-systeem;
❒bij versies met dual zone
automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten), wanneer
een comfortabele temperatuur in
het interieur moet worden bereikt of
bij ingeschakelde MAX-DEF functie.
Wanneer een versnelling is
ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch worden gestart door het
koppelingspedaal helemaal in te
trappen. De start wordt aan de
bestuurder gemeld met een bericht en,
voor bepaalde versies/markten, gaat
het symbool
op de display
knipperen.Opmerkingen
Als de bestuurder het koppelingspedaal
niet intrapt, kan de motor, 3 minuten
na het afzetten, alleen m.b.v. de
contactsleutel worden gestart.
Als de motor onbedoeld is afgeslagen,
bijvoorbeeld door het koppelingspedaal
te snel los te laten met ingeschakelde
versnelling, en het Start&Stop-systeem
is actief, dan kan men de motor
herstarten door het koppelingspedaal
helemaal in te trappen of door de
versnellingspook in de vrijstand
te schakelen.
VEILIGHEIDS
INSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurdersportier of het
passagiersportier, dan kan men de
motor alleen herstarten m.b.v. de
contactsleutel.
De bestuurder wordt op de hoogte
gebracht door een geluidssignaal, het
knipperen van het symbool
op de
display en bij sommige versies
verschijnt ook een melding op de
display."ENERGY SAVING"
FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende 3
minuten geen enkele handeling uitvoert,
dan schakelt het Start&Stop-systeem
de motor definitief uit om brandstof
te kunnen besparen. In dergelijke
gevallen kan men de motor alleen
herstarten m.b.v. de contactsleutel.
OPMERKING De motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door het
Start&Stop-systeem uit te schakelen.
ONREGELMATIGE
WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Start&Stopsysteem uitgeschakeld.
De bestuurder wordt op de hoogte
gebracht van de storing door het
knipperende
symbool (uitvoeringen
met multifunctioneel display) of
symbool (uitvoeringen met
herconfigureerbaar multifunctioneel
display). Voor bepaalde
uitvoeringen/markten, indien aanwezig,
wordt er ook een bericht weergegeven.
Neem in dit geval contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
74
WEGWIJS IN UW AUTO
LANGDURIGE STILSTAND
VAN DE AUTO
Als de auto enige tijd niet gebruikt
wordt (of als de accu wordt vervangen),
moet speciale aandacht besteed
worden aan het loskoppelen van de
stroomvoorziening van de accu.
Ga als volgt te werk: koppel de stekker
A fig. 83 (door bediening van knop B)
van de accusensor C op de minklem D
van de accu los. Deze sensor mag
nooit van de accu losgemaakt worden,
behalve bij vervanging van de accu.
48)
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen.STARTEN MET
HULPACCU
Wanneer men met een hulpaccu moet
starten, mag de minkabel (–) van de
hulpaccu nooit worden aangesloten op
de minpool A fig. 84 van de accu in
de auto. Sluit de minkabel aan op een
massapunt op de motor of op de
versnellingsbak.
49)
BELANGRIJK
10) Als u de voorkeur geeft aan
klimaatcomfort, kan het
Start&Stop systeem uitgeschakeld
worden om een voordurende
werking van het aircosysteem toe
te staan.
BELANGRIJK
48) Wendt u zich voor vervanging
van de accu altijd tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk. Vervang
de accu door een exemplaar van
hetzelfde type (HEAVY DUTY)
en met identieke specificaties.
83
A0K0593
84
A0K0594
85
A0K0614
75
49) Controleer alvorens de
motorkap te openen of de motor
is afgezet en de contactsleutel
in de stand STOP staat. Volg
de instructies op die zijn
aangegeven op het plaatje op de
voorste traverse (fig. 85). Wij
adviseren om de contactsleutel uit
het contactslot te nemen als er
andere mensen in de auto
achterblijven. Alle inzittenden
moeten uit de auto stappen nadat
de contactsleutel is uitgenomen
of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer bij het
tanken of de motor is afgezet en
of de contactsleutel in de stand
STOP staat.
iTPMS (indirect Tyre
Pressure
Monitoring System)(voor bepaalde versies/markten)
BESCHRIJVING
De auto kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) dat via de
wielsnelheidsensoren de toestand van
de bandenspanning controleert.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn met een vast brand
waarschuwingslampje
en een
waarschuwingsbericht op het display.
Als slechts een band leeg is, kan het
systeem zijn positie aangeven: het
wordt echter aanbevolen om de
spanning van alle vier de banden te
controleren.
Deze aanduiding wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt
afgezet en weer gestart wordt, zolang
de resetprocedure niet wordt
uitgevoerd.RESETPROCEDURE
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegcondities) die begint wanneer de
resetprocedure wordt uitgevoerd.
De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
❒elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
❒wanneer ook maar een wiel
verwisseld wordt;
❒wanneer de banden worden gedraaid
of omgewisseld;
❒wanneer het noodreservewiel wordt
gemonteerd.
Pomp, voordat de RESET wordt
uitgevoerd, de banden met de juiste
bandenspanning op, vermeld in de
bandenspanningstabel (zie de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens").
Als de RESET niet wordt uitgevoerd in
alle bovenstaande gevallen, kan het
waarschuwingslampje
verkeerde
aanduidingen over een of meer banden
geven.
76
WEGWIJS IN UW AUTO
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.DISPLAY ......................................... 90
MENUOPTIES ................................. 93
INSTRUMENTENPANEEL ...............101
TRIP COMPUTER ...........................103
LAMPJES EN BERICHTEN .............107
- LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU/
HANDREM AANGETROKKEN ............. 108
- STORING EBD .................................. 108
- STORING AIRBAG ............................ 109
- VEILIGHEIDSGORDELS NIET
VASTGEMAAKT .................................. 109
- STORING DYNAMO .......................... 109
- MOTOROLIEDRUK TE LAAG ............ 111
-MOTOROLIE VERSLECHTERD .......... 112
- TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ....... 114
- STORING ALFA TCT ......................... 115
-PORTIEREN NIET GOED
GESLOTEN ......................................... 115
-SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN ............................... 116
- STORING DUAL PINION
STUURBEKRACHTIGING .................... 116
- STORING ALFA ROMEO CODE
SYSTEEM/STORING ALARM .............. 117
- BRANDSTOFRESERVE/BEPERKTE
ACTIERADIUS ..................................... 117
- ALGEMENE STORING ...................... 118
- ALGEMENE STORING ...................... 119
-MISTACHTERLICHTEN ...................... 120
- STORING ABS .................................. 121
-REMBLOKSLIJTAGE ......................... 121
- PASSAGIERSAIRBAG
UITGESCHAKELD ............................... 121
- STORING
INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM ................. 122- STORING VOORGLOEIBOUGIES/
VOORGLOEISYSTEEM
(dieselmotoren) .................................... 123
-WATER IN DIESELFILTER
(dieselversies) ..................................... 123
- REINIGING DPF (roetfilter) bezig
(alleen dieselversies met DPF) .............. 125
- iTPMS-SYSTEEM .............................. 127
- ELEKTRONISCHE
STABILITEITSREGELING (ESC) ........... 128
- CRUISE CONTROL ........................... 129
- STADSLICHT .................................... 129
- FOLLOW ME HOME ......................... 129
- DIMLICHT ......................................... 129
- MISTLAMPEN VOOR ........................ 130
- LINKER RICHTINGAANWIJZER ....... 130
- RECHTER RICHTINGAANWIJZER ... 130
- GROOTLICHT ................................... 130
- AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER ...................... 131
- MOGELIJKE IJSVORMING OP
WEGDEK............................................. 131
- STORING REMLICHTEN ................... 131
- STORING SCHEMERSENSOR.......... 132
- STORING REGENSENSOR ............... 132
- STORING PARKEERSENSOR ........... 132
-INSCHAKELING/UITSCHAKELING
START&STOP-SYSTEEM .................... 133
-STORING START&STOP .................... 133
- WEERGAVE VAN GEKOZEN
RIJMODUS (“Alfa DNA”-systeem) ........ 134
89
DISPLAYDe auto kan uitgerust zijn met een
multifunctionele/herconfigureerbare
display die tijdens het rijden nuttige
informatie op basis van wat eerder is
ingesteld aan de bestuurder toont.
Bij verwijderde contactsleutel, schakelt
de display in en toont enkele seconden
de tijd en de totaalstand van de
kilometerteller (in km of mijlen) wanneer
een portier wordt geopend/gesloten.
"STANDAARD" SCHERM
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
De volgende informatie wordt op de
display getoond fig. 96 :ADatumBKilometerteller (afgelegde afstand in
km of mijlen)
CDe rijmodus die is gekozen met het
"Alfa DNA"-systeem (dynamische
controle van de auto) (bij bepaalde
versies/markten): d = Dynamic;
n = Natural; a = All WeatherDTijd (altijd weergegeven, ook bij
verwijderde contactsleutel en
gesloten portieren)EAanduiding Start&Stop-functie (voor
bepaalde versies/markten)FBuitentemperatuurGGear Shift Indicator (voor bepaalde
versies/markten)HStand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht).
"STANDAARD" SCHERM
HERCONFIGUREERBAAR
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
De volgende informatie wordt op de
display getoond fig. 97 :
ATijdBReisteller (in km of mijlen)CKilometerteller (afgelegde afstand in
km of mijlen)DAanwijzingen autotoestand (bijv. open
portieren, eventuele ijsvorming op
de weg, etc.)/Aanduiding
Start&Stop-functie (voor bepaalde
versies/markten)/Gear Shift Indicator
(voor bepaalde versies/markten)EStand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht).FBuitentemperatuur
Bij sommige versies toont de display bij
het kiezen van de rijmodus “DYNAMIC”
(zie de paragraaf “Alfa DNA-systeem”
in dit hoofdstuk) de turbinedruk fig. 98.
96
A0K2010
97
A0K0600
98
A0K0539
90
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
GEAR SHIFT INDICATOR
De "GSI" (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling
in te schakelen via een speciale melding
op de display fig. 99.
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Daarom is het voor een zuinig
brandstofverbruik raadzaam om de
rijmodus "Natural" of "All Weather" te
selecteren, en om de aanwijzingen van
de Gear Shift Indicator op te volgen
wanneer de verkeersomstandigheden
dit toelaten.Wanneer het pictogram SHIFT UP
(
SHIFT) op de display wordt
getoond, geeft de GSI het advies om
een hogere versnelling in te schakelen,
terwijl wanneer het pictogram SHIFT
DOWN (
SHIFT) wordt getoond,
de bestuurder wordt geadviseerd een
lagere versnelling in te schakelen.
OpmerkingDe aanduiding op het
instrumentenpaneel blijft branden
zolang de bestuurder niet schakelt of
zolang de rijomstandigheden niet
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
WELCOME MOVEMENT
Bij sommige versies gebeurt het
volgende wanneer de sleutel in de
stand MAR-ON wordt gezet:
❒snelle beweging (op en neer) van de
wijzers van de snelheidsmeter en de
toerenteller;
❒verlichting van grafische symbolen/
display;
❒weergave van een grafische animatie
van het autoprofiel.Wijzerbewegingen
❒Als de sleutel uit het contactslot
wordt verwijderd terwijl de wijzers
bewegen, keren ze onmiddellijk naar
hun beginstand terug.
❒Nadat de wijzers de maximum
schaalwaarden hebben bereikt, keren
ze terug naar de door de auto
aangegeven waarde.
❒De beweging van de wijzers stopt
wanneer de motor is gestart.
Verlichting van
grafische symbolen/
display
Enkele seconden nadat de sleutel is
ingebracht, worden de meters, de
grafische symbolen en de display
achter elkaar verlicht.
Weergave van een
grafische animatie
Wanneer de sleutel uit het contactslot
wordt verwijderd (bij gesloten portieren),
blijft de display branden en wordt een
grafische animatie weergegeven.
De displayverlichting wordt geleidelijk
aan gedimd en tenslotte volledig
uitgeschakeld.
99
A0K0540
91
Wat het betekent Wat te doen
geelALGEMENE STORING
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat onder de volgende
omstandigheden branden.Neem in deze gevallen contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk om de storing zo spoedig
mogelijk te laten verhelpen.
Afsluiter van de brandstoftoevoer
Het lampje gaat branden wanneer de afsluiter van
de brandstoftoevoer wordt ingeschakeld. Op het
display verschijnt een speciaal bericht.
Start&Stop systeemstoring
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden wanneer er een storing
in het Start&Stop-systeem wordt gedetecteerd.
Storing regensensor
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden wanneer er een storing
in de regensensor wordt gedetecteerd.
Storing parkeersensor
(voor bepaalde versies/markten)
Zie de volgende beschrijving voor “Storing
parkeersensor”.
118
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampjes
op
instrumentenpaneel