❒schakel de richtingaanwijzer rechts
uit;
❒schakel de richtingaanwijzer links in;
❒schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts
in;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts
uit;
❒schakel de richtingaanwijzer links in;
❒schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒draai de contactsleutel naar de
stand STOP;
❒draai de contactsleutel naar de stand
MAR.
BELANGRIJK
17) Het gebruik van
alarmknipperlichten wordt
geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het
land waar u rijdt: neem de
wettelijke voorschriften in acht.
18) Als na een botsing een
brandstoflucht wordt geroken of
brandstoflekkage wordt
geconstateerd, het systeem niet
opnieuw inschakelen om het
risico op brand te voorkomen.
INTERIEURUITRUSTINGOPBERGVAKKEN
19)
Bovenste opbergvak
Open het opbergvak A fig. 43 in het
punt aangegeven met de pijl.
Dashboardkastje
passagierszijde
Trek aan de handgreep A fig. 44 om het
dashboardkastje te openen.
Wanneer het kastje geopend wordt,
gaat er een lampje branden.
Er is een documentenhouder in het
dashboardkastje en een brillenhouder
op de achterkant van de klep.43
A0K0565
48
WEGWIJS IN UW AUTO
DUAL PINION
STUURBEKR
ACHTIGINGWerking
Dit systeem werkt alleen als de
contactsleutel in de stand MAR-ON
staat en bij draaiende motor. De
stuurinrichting zorgt ervoor dat de
benodigde kracht voor het verdraaien
van het stuurwiel wordt aangepast aan
de rijomstandigheden. Met de
DNA-standen van de “Alfa DNA
Systeem” hendel kunnen verschillende
soorten stuurbekrachtiging worden
gekozen (zie de paragraaf “Alfa
DNA-Systeem”).
56)
BELANGRIJK Na loskoppeling van de
accu moet de stuurbekrachtiging
geïnitialiseerd worden. Het lampje gaat
branden om dit aan te geven. Ga
hiervoor als volgt te werk: draai het
stuurwiel van het ene uiteinde naar het
andere of rijd circa honderd meter op
een rechtlijnig stuk weg.
BELANGRIJK
56) After-market werkzaamheden
waarbij wijzigingen van de
stuurinrichting of de stuurkolom
betrokken zijn (bv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten
strengste verboden. Dergelijke
werkzaamheden kunnen de
prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar
brengen waardoor de auto niet
meer aan de typegoedkeuring
voldoet.
INBOUWVOOR
BEREIDING VOOR
AUTORADIO(voor bepaalde versies/markten)
Als er bij de auto geenUconnect™5"
Radio ofUconnect™ 6.5" Radio Nav
is aangevraagd, wordt de auto geleverd
met een dubbel opbergvak in het
dashboard fig. 87.
De inbouwvoorbereiding voor een
autoradio bestaat uit:
❒voedingskabels autoradio, speakers
voor en achter en een antenne;
❒vak voor autoradio;
❒antenne op dak.87
A0K0665
79
De autoradio moet in het hiervoor
bestemde vak A fig. 87 gemonteerd
worden; toegang tot dit vak wordt
verkregen door te drukken op de twee
borglipjes in het vak zelf; de
voedingskabels kunnen hier gevonden
worden.
57)BELANGRIJK
57) Neem voor verbinding van de
radio met de inbouwvoorbereiding
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om elk probleem
te voorkomen dat de veiligheid
van de auto in gevaar brengt.
OPTIONELE
ACCESSORIESAls men na aanschaf van het voertuig
accessoires wil monteren die constante
elektrische voeding nodig hebben
(radio, diefstalalarm, satellietbewaking
via GPS enz.) of veel stroom verbruiken,
dient men contact op te nemen met
het gespecialiseerde personeel van het
Alfa Romeo Servicenetwerk. Zij kunnen
de meest geschikte apparatuur uit
het assortiment Lineaccessori
Alfa Romeo aanbevelen en controleren
of de elektrische installatie berekend
is op de vereiste belasting en of het
noodzakelijk is een accu met een
grotere capaciteit te monteren.
58)
MONTAGE VAN
ELEKTRISCHE/
ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN
Elektrische/elektronische systemen die
na aanschaf van de auto door de
aftersales-service worden gemonteerd,
moeten van het volgende merkteken
zijn voorzien:fig. 88Fiat Group Automobiles S.p.A.
autoriseert de montage van zend-/
ontvangstapparatuur op voorwaarde
dat deze door een gespecialiseerd
bedrijf op vakkundige wijze en
overeenkomstig de aanwijzingen van de
fabrikant wordt uitgevoerd.
BELANGRIJK In geval van montage van
systemen waarbij de kenmerken van
de auto worden gewijzigd, kan het
kentekenbewijs door de bevoegde
instanties ingenomen worden. Dit kan
ook de ongeldigheid van de garantie
met zich meebrengen voor defecten
veroorzaakt door voornoemde wijziging
of die direct of indirect hierop terug te
voeren zijn.
Fiat Group Automobiles S.p.A. wijst
elke aansprakelijkheid af voor schade
die het gevolg is van montage van
accessoires die niet door Fiat Group
Automobiles S.p.A. zijn geleverd of
aanbevolen en die niet conform de
verschafte aanwijzingen zijn
gemonteerd.
88
DISPOSITIVI-ELETTRONICI
80
WEGWIJS IN UW AUTO
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.DISPLAY ......................................... 90
MENUOPTIES ................................. 93
INSTRUMENTENPANEEL ...............101
TRIP COMPUTER ...........................103
LAMPJES EN BERICHTEN .............107
- LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU/
HANDREM AANGETROKKEN ............. 108
- STORING EBD .................................. 108
- STORING AIRBAG ............................ 109
- VEILIGHEIDSGORDELS NIET
VASTGEMAAKT .................................. 109
- STORING DYNAMO .......................... 109
- MOTOROLIEDRUK TE LAAG ............ 111
-MOTOROLIE VERSLECHTERD .......... 112
- TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ....... 114
- STORING ALFA TCT ......................... 115
-PORTIEREN NIET GOED
GESLOTEN ......................................... 115
-SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN ............................... 116
- STORING DUAL PINION
STUURBEKRACHTIGING .................... 116
- STORING ALFA ROMEO CODE
SYSTEEM/STORING ALARM .............. 117
- BRANDSTOFRESERVE/BEPERKTE
ACTIERADIUS ..................................... 117
- ALGEMENE STORING ...................... 118
- ALGEMENE STORING ...................... 119
-MISTACHTERLICHTEN ...................... 120
- STORING ABS .................................. 121
-REMBLOKSLIJTAGE ......................... 121
- PASSAGIERSAIRBAG
UITGESCHAKELD ............................... 121
- STORING
INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM ................. 122- STORING VOORGLOEIBOUGIES/
VOORGLOEISYSTEEM
(dieselmotoren) .................................... 123
-WATER IN DIESELFILTER
(dieselversies) ..................................... 123
- REINIGING DPF (roetfilter) bezig
(alleen dieselversies met DPF) .............. 125
- iTPMS-SYSTEEM .............................. 127
- ELEKTRONISCHE
STABILITEITSREGELING (ESC) ........... 128
- CRUISE CONTROL ........................... 129
- STADSLICHT .................................... 129
- FOLLOW ME HOME ......................... 129
- DIMLICHT ......................................... 129
- MISTLAMPEN VOOR ........................ 130
- LINKER RICHTINGAANWIJZER ....... 130
- RECHTER RICHTINGAANWIJZER ... 130
- GROOTLICHT ................................... 130
- AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER ...................... 131
- MOGELIJKE IJSVORMING OP
WEGDEK............................................. 131
- STORING REMLICHTEN ................... 131
- STORING SCHEMERSENSOR.......... 132
- STORING REGENSENSOR ............... 132
- STORING PARKEERSENSOR ........... 132
-INSCHAKELING/UITSCHAKELING
START&STOP-SYSTEEM .................... 133
-STORING START&STOP .................... 133
- WEERGAVE VAN GEKOZEN
RIJMODUS (“Alfa DNA”-systeem) ........ 134
89
Wat het betekent Wat te doen
geelSTORING ALFA ROMEO CODE SYSTEEM/
STORING ALARM
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat
branden (en bij sommige versies verschijnt ook
een bericht op het display) om een Alfa Romeo
CODE systeem- of alarmstoring te melden (voor
bepaalde versies/markten).Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
Inbraakpoging
Als het lampje knippert of, bij sommige versies,
als het symbool op het display (samen met een
bericht) verschijnt, wordt een inbraakpoging
aangegeven.Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.geelBRANDSTOFRESERVE/BEPERKTE
ACTIERADIUS
Het lampje gaat branden wanneer er nog circa 8
à 10 liter brandstof in de tank is.
Wanneer de resterende actieradius minder is dan
ongeveer 50 km (of het equivalent in mijl) is,
verschijnt bij sommige versies een waarschuwing
op het display.
67)
117
BELANGRIJK
67) Als het lampje tijdens het rijden gaat knipperen, neem dan contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.Waarschuwingslampjes
op
instrumentenpaneel
Wat het betekent Wat te doen
groenMISTLAMPEN VOOR
Dit lampje gaat branden wanneer de mistlampen
voor worden ingeschakeld.groenLINKER RICHTINGAANWIJZER
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gebracht
of, samen met de rechter richtingaanwijzer,
wanneer de knop voor de alarmknipperlichten
wordt ingedrukt.groenRECHTER RICHTINGAANWIJZER
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omhoog wordt gebracht
of, samen met de linker richtingaanwijzer,
wanneer de knop voor de alarmknipperlichten
wordt ingedrukt.
Wat het betekent Wat te doen
blauwGROOTLICHT
Het lampje gaan branden wanneer het grootlicht
wordt ingeschakeld.
130
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampjes
op
instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes
op
instrumentenpaneel
BELANGRIJK
112) Het noodreservewiel is
specifiek voor deze auto bestemd.
Monteer het niet op andere
automodellen. Monteer ook geen
reservewielen van andere
modellen op uw auto. Gebruik het
noodreservewiel alleen in
noodgevallen. Het
noodreservewiel mag alleen zo
kort mogelijk en niet bij hogere
snelheden dan 80 km/h gebruikt
worden. Op het noodreservewiel
is een oranje etiket aangebracht
met de belangrijkste
waarschuwingen en
gebruiksbeperkingen. Verwijder
dit etiket nooit en dek het niet af.
Monteer nooit een wieldeksel
op het noodreservewiel.113) Gebruik de alarmknipperlichten,
de gevarendriehoek etc., om de
stilstaande auto aan te geven. Alle
inzittenden moeten de auto
verlaten, vooral als de auto zwaar
beladen is, en uit de buurt van
gevaarlijk verkeer wachten tot het
wiel is verwisseld. Leg wiggen of
ander geschikt materiaal onder de
wielen om de auto op een helling
of ongelijkmatig wegdek te
blokkeren.
114) De rijeigenschappen van de
auto veranderen bij een
gemonteerd reservewiel. Vermijd
bruusk optrekken en remmen,
scherpe stuurbewegingen en
snelle bochten. De totale
levensduur van het
noodreservewiel is ongeveer 3000
km. Hierna moet de band
vervangen worden door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type.
Monteer nooit een standaard
band op de velg van een
noodreservewiel. Zorg ervoor dat
het verwisselde wiel zo snel
mogelijk wordt gerepareerd en
gemonteerd. Het gebruik van
twee of meer noodreservewielen
is verboden. Smeer de
schroefdraad van de wielbouten
niet met vet voordat ze
gemonteerd worden: ze kunnen
hierdoor losraken.115) De krik mag alleen gebruikt
worden om wielen te vervangen
van de auto waarbij de krik
geleverd is of van auto's van
hetzelfde mode Gebruik de krik
niet voor andere doeleinden, zoals
het opkrikken van andere auto’s.
Gebruik de krik nooit voor het
uitvoeren van reparaties onder de
auto. Door een verkeerde
plaatsing van de krik, kan de auto
van de krik vallen. Gebruik de
krik niet voor zwaardere lasten
dan is aangegeven op het plaatje
op de krik. Monteer nooit
sneeuwkettingen op het
noodreservewiel. In geval van een
lekke voorband, kan het
reservewiel op de achteras en het
achterwiel op de vooras worden
geplaatst. Zo heeft de vooras
twee normale wielen waarop
sneeuwkettingen kunnen worden
gemonteerd.
116) Als het wieldeksel niet goed
gemonteerd is, kan het tijdens het
rijden losraken. Voer nooit
werkzaamheden aan het ventiel
uit. Steek nooit gereedschap
tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de
spanning van de banden en het
noodreservewiel (zie hoofdstuk
"Technische gegevens").
181
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA1.4 Turbo Benzine en 1.4 Turbo MultiAir VERSIESkm x 100030 60 90 120 150 180
Maanden24 48 72 96 120 144Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen●●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
interieur, bagageruimte, lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren.●●●●●●
Werking van de ruitenwisser/ruitensproeier controleren●●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren●●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren en de werking
van remblokslijtagesensor controleren●●●●●●
Remblokken van schijfremmen achter op conditie en slijtage controleren●●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem en
rubber elementen (hoezen - balgen - bussen enz.)●●●●●●
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren●●●●●●
De vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (koelsysteem, hydraulisch rem-
koppelingssysteem, ruitensproeiers, accu enz.)●●●●●●
De slag van de handrem controleren en zo nodig afstellen●●●●●●
Conditie distributieriem controleren●●
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel controleren●●
Uitlaatgasemissie controleren.●●●●●●
209