Page 17 of 303
Kort en bondig15
Voorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Voorruitsproeiers en koplampsproei‐
ers 3 101, sproeiervloeistof 3 232.
Achterruitwisser
Druk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:
schakelaar
boven=continue wer‐
kingschakelaar
onder=onderbroken
werkingmiddenstand=uitAchterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 102.
Page 56 of 303

54Stoelen, veiligheidssystemen9Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels) kan de gordelspanners in werking
stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan de voortdurend bran‐
dende controlelamp v 3 113.
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen. Gor‐
delspanners worden slechts eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐ res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners kun‐
nen verstoren. Geen aanpassingen
aan onderdelen van de gordelspan‐
ners aanbrengen, anders vervalt de
typegoedkeuring van de auto.
Driepuntsgordel
Bevestiging
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs ha‐
len en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of mo‐
biele telefoons tussen de gordel en
uw lichaam leggen.
9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Gordelverklikker X, > 3 112 en
3 119
Page 58 of 303

56Stoelen, veiligheidssystemen
Verwijder de onderste slotplaat uit de
houder en klik deze in de linkergesp
( 1 ) van de middelste stoel. Trek de
bovenste slotplaat over uw schoot en schouder (niet verdraaien) en klik
deze in de rechtergesp ( 2) van de
middelste stoel.
Doe de veiligheidsgordel los door
eerst op de knop op de rechtergesp
( 2 ) te drukken en de bovenste slot‐
plaat te verwijderen. Druk daarna op
de knop op de linkergesp ( 1) en ver‐
wijder de onderste slotplaat. De vei‐
ligheidsgordel wordt automatisch op‐
gerold.Duw de bovenste slotplaat in de hou‐
der. Klap de ineen vergrendelde slot‐ platen tegen de veiligheidsgordel.
Steek deze in de houder van de vei‐
ligheidsgordel en laat hierbij de on‐
derste slotplaat naar voren wijzen.
Veiligheidsgordels op de derde
zitrij
De stoelen op derde zitrij zijn voorzien van driepuntsgordels.
Als de gordels niet worden gebruikt
en bij het inklappen van de stoelen,
de slotplaten van de veiligheidsgor‐
dels aan weerszijden in de vakjes op
de gordel plaatsen.
Page 65 of 303

Stoelen, veiligheidssystemen63Inbouwposities kinderveiligheidssystemen
Toegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een kinderveiligheidssysteem
Gewichts- of leeftijdsgroep
Op passagiersstoelOp buitenste
zitplaatsen
tweede zitrijOp middelste
zitplaats
tweede zitrijOp zitplaatsen
derde zitrij
geactiveerde
airbaggedeactiveerde
airbagGroep 0: tot 10 kg
of ca. 10 maandenXU 1UXUGroep 0+: tot 13 kg
of ca. 2 jaarXU 1UXUGroep I: 9 tot 18 kg
of ca. 8 maanden tot 4 jaarXU 1UXUGroep II: 15 tot 25 kg
of ca. 3 tot 7 jaarXXUXUGroep III: 22 tot 36 kg
of ca. 6 tot 12 jaarXXUXU1=Wanneer u het kinderveiligheidssysteem met een driepuntsgordel vastzet, moet u de stoelhoogteverstelling in de
hoogste stand zetten en de gordel vóór het bovenste verankeringspunt langs laten lopen. Zet de rugleuning zo ver
als noodzakelijk rechtop, zodat de gordel bij de gesp gespannen is.U=Universeel bruikbaar in combinatie met een driepuntsveiligheidsgordel.X=Kinderveiligheidssystemen zijn in deze gewichtsgroep niet toegestaan.
Page 89 of 303

Opbergen87
Uitvoeringen zonder derde zitrij, zijnvoorzien van opbergvakken onder de vloerbedekking. Om deze te openen,
de vloerbedekking optillen en rechtop naar de achterstoelen vouwen.
Beschermingsmat
De beschermingsmat dient als afdek‐ king en bescherming van de bagage‐ ruimte wanneer alle of sommige stoe‐len/rugleuningen ingeklapt zijn.
Door de mat op of uit te vouwen zijn
er veel verschillende configuraties
mogelijk.
De beschermingsmat is verkrijgbaar
in twee versies:
■ Standaard beschermingsmat , deze
bedekt het oppervlak tussen de achterklep en de tweede stoelenrij,
wanneer de derde rij volledig of ge‐
deeltelijk is ingeklapt.
■ Met de flexibele beschermingsmat
kan de standaard beschermings‐
mat via een rits tweemaal zo groot
worden gemaakt. Hiermee kan de
volledige bagageruimte worden af‐gedekt, als alle of sommige stoelen van de tweede en derde zitrij zijn
ingeklapt.
De beschermingsmat is in de lengte
opvouwbaar: in vieren (standaard), resp. achten (Flex cover) met centrale rits en is in de breedte in vieren op‐
vouwbaar.
Hieronder volgt een beschrijving van
slechts een paar toepassingen van
de matten.
Voor het op- of uitvouwen van de mat,
eerst eventuele voorwerpen bij de zij‐ relingen en de sjorogen verwijderen.
De sjorogen moeten in de opgebor‐
gen stand staan.
Afdekken van de bagageruimte
tussen de achterklep en de tweede
zitrij
zowel mogelijk via de standaard
beschermingsmat of Flex cover
beschermingsmat , bij de rits in
tweeën gevouwen (dubbele laag).
Mat bevindt zich in vieren gewouwen
achter de rechtop staande stoelen
van de derde zitrij.
■ Inklappen zitplaatsen derde zitrij.
Page 104 of 303
102Instrumenten en bedieningsorganen
Instelbare gevoeligheid van de
regensensor
Draai aan het stelwiel om de gevoe‐
ligheid in te stellen:
lage
gevoelig‐
heid=draai het stelwiel om‐
laaghoge
gevoelig‐
heid=draai het stelwiel om‐
hoog
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Voorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit ge‐
spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Als de koplampen branden, wordt er
ook sproeiervloeistof op de koplam‐
pen gesproeid als u lang genoeg aan
de hendel trekt. Daarna kan het was‐ systeem van de koplampen niet wor‐
den gebruikt gedurende 5 wascycli of
tot de motor of de koplampen uit- en
opnieuw werden aangezet.
Wis-/wasinstallatie
achterruit
Page 110 of 303

108Instrumenten en bedieningsorganenVoorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Brandstofmeter
Weergave van het brandstofpeil of de gasdruk in de tank, afhankelijk van de
geselecteerde brandstof.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp i. Meteen tanken
wanneer deze knippert.
Tijdens het rijden op LPG schakelt het
systeem automatisch over op rijden
op benzine als de gastanks leeg zijn
3 108.
Tank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Brandstofkeuzeschake‐
laar
Rijden op aardgasDoor knop Y in te drukken kunt u wis‐
selen tussen het gebruik van benzine en aardgas. De LED 1-status toont
de huidige werkingsmodus.1 uit=rijden op aardgas.1 brandt=rijden op benzine.1 knippert=omschakelen is niet
mogelijk, één van de
brandstofsoorten is
leeg.
Zodra de aardgastank leeg is, wordt
tot aan het uitschakelen van de ont‐
steking automatisch op benzine over‐
geschakeld.
Brandstof voor rijden op aardgas
3 213.
Page 125 of 303

Instrumenten en bedieningsorganen123
wordt de huidige verbruikswaarde
weergegeven.
■ Grootverbruikers : lijst met grootste
momenteel ingeschakelde comfort‐ gebruikers verschijnt in aflopende
volgorde. De mogelijke brandstof‐
besparing wordt weergegeven.
Een uitgeschakelde verbruiker ver‐
dwijnt van de lijst en de consump‐
tiewaarde wordt aangepast.
Onder bepaalde omstandigheden
activeert de motor de achterruitver‐ warming automatisch om de motorzwaarder te belasten. In dat gevalwordt de achterruitverwarming
aangeduid als een van de grootste
verbruikers, zonder dat de klant
deze heeft geactiveerd.
■ Zuinig rijden : toont de ontwikkeling
van het gemiddelde verbruik over
een afstand van 50 km. Gevulde
segmenten tonen het verbruik in
stappen van 5 km en tonen de ge‐
volgen van het terrein of het rijge‐
drag voor het brandstofverbruik.
Graphic-Info-Display,
Color-Info-Display
Afhankelijk van de voertuigconfigura‐ tie heeft het voertuig een
Graphic- of een Colour-Info-Display.
Het Info-Display bevindt zich in het in‐
strumentenpaneel boven het infotain‐ ment-systeem.
Graphic-Info-Display
Afhankelijk van het infotainmentsys‐
teem is het Graphic-Info-Display in
twee versies leverbaar.