106
I
Infotainmentsysteem inschakelen 12
Intellitext ....................................... 52
Interactieve selectiebalk ...............22
Invoer van de bestemming ..........75
K Kaarten ......................................... 68
Kalibratie van het aanraakscherm 44
Klokdisplay ................................... 44
Koppelen ...................................... 93
L
L-Band .......................................... 52
Lettertekenherkenningsveld .........25
Lijst met afslagen.......................... 79
M Maximaal inschakelvolume........... 43
Meldingen ..................................... 22
Menubediening ............................. 38
MENU-knop .................................. 15
Middenbereik ................................ 42
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur .................100
Mute.............................................. 12
N Navigatie....................................... 79 Adresboek ........................... 33, 75Bestemmingsinvoer................... 75
Contacten .................................. 33
Favorieten ................................. 28
Gesproken instructies ...............79
Huidige locatie........................... 68 Kaartupdate .............................. 66
Kaartvenster .............................. 68
Lijst met afslagen ......................79
Persoonlijke NP's ......................68
Recente bestemmingen ............75
Routebegeleiding ......................79
Routebegeleidingsmenu's .........79
Routelijst ................................... 79
Scherm met
bestemmingsdetails ..................75
Schermtoets OVERZICHT ........68
TMC-stations (verkeersinfor‐
matiekanalen) ..................... 66, 79
Trip met routepunten .................75
Verkeersincidenten ...................79
Werken met de kaart .................68
Noodoproep .................................. 95
Nuttige plaatsen............................ 75
O Omgekeerde bladerrichting ..........44
Overzicht bediening aanraakschermen .....................38
Overzicht bedieningselementen .....8P
Persoonlijke NP's .........................68
PIN vergeten................................. 44
R Radio Categorielijst ............................. 49
DAB ........................................... 52
DAB-berichten ........................... 52
DAB-menu................................. 52
Digital Audio Broadcasting ........52
Favorieten ................................. 28
FM menu ................................... 51
Frequentielijst ............................ 49
Golfband.................................... 49
Golfbandmenu .......................... 50
Intellitext .................................... 52
L-Band....................................... 52 Radio Data System ...................51
RDS........................................... 51
Regio ......................................... 51
Regio-instelling.......................... 51
TP.............................................. 51
Traffic Program ......................... 51
Zender zoeken .......................... 49
Zenderlijst.................................. 49
Radio activeren............................. 49
Radio Data System (RDS) ........... 51
Regio ............................................ 51
110InleidingInleidingAlgemene aanwijzingen.............110
Antidiefstalfunctie ......................111
Overzicht bedieningselementen 112
Gebruik ...................................... 115Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u eer‐
steklas infotainment voor in uw auto.
Met de FM-, AM-, of DAB-radiofunc‐
ties kunt u op diverse favorietenpagi‐
na's een groot aantal zenders op‐
slaan.
U kunt externe gegevensopslagappa‐ raten als alternatieve audiobron op
het Infotainmentsysteem aansluiten,
bv. een iPod, USB-apparaten of an‐
dere randapparatuur; via een kabel of
via Bluetooth.
Het digitale geluidssysteem heeft di‐
verse vooraf ingestelde equaliser-
modi, waarmee u het geluid kunt op‐
timaliseren.
Ook is het Infotainmentsysteem uit‐
gevoerd met een Telefoonportaal waarmee u uw mobiele telefoon com‐
fortabel in de auto kunt gebruiken.
Daarnaast kan het Infotainmentsys‐ teem worden bediend met behulp van het bedieningspaneel of de knoppenop het stuur.Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies. Be‐
paalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties, gel‐
den vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Rijd altijd veilig wanneer u het in‐
fotainment-systeem gebruikt.
Stop bij twijfel de auto voordat u het infotainment-systeem bedient.
9 Waarschuwing
In sommige gebieden zijn eenrich‐
tingsstraten en andere wegen en
inritten (bijv. voetgangerszones) waar u niet mag inrijden niet op de
Inleiding111kaart aangegeven. In dergelijke
gebieden geeft het infotainment‐
systeem mogelijk een waarschu‐
wing die geaccepteerd moet wor‐
den. Hier moet u in het bijzonder
letten op eenrichtingsstraten, we‐
gen en inritten waar u niet mag in‐ rijden.
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kan gesis,
geruis, signaalvervorming of signaal‐
uitval optreden door:
■ wijzigingen in de afstand tot de zen‐
der,
■ ontvangst van meerdere signalen tegelijk door reflecties,
■ obstakels.
Antidiefstalfunctie Het Infotainmentsysteem is voorzien
van een elektronisch beveiligingssys‐ teem dat het systeem tegen diefstal
beveiligt.
De beveiliging houdt in dat het Info‐
tainmentsysteem alleen in uw auto
werkt en daarom voor een eventuele
dief waardeloos is.
Inleiding115
Bestuurdersinformatiecentrum
Het Driver Information Center geeft
aan Infotainment gerelateerde infor‐
matie en menu's weer.
De menu's in het Driver Information
Center worden bediend via de vijf‐ standenknop rechts op het stuur.
Gebruik
Bedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt be‐
diend met behulp van functietoetsen,
een knop MENU en menu's op het
display.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden via:
■ het bedieningspaneel op het Info‐ tainmentsysteem 3 112
■ audioknoppen op het stuurwiel 3 112.
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk de X-knop kort in. Na het in‐
schakelen wordt de laatst geselec‐
teerde Infotainmentbron actief.
Druk op de knop X en houd deze in‐
gedrukt om het systeem uit te scha‐
kelen.
Automatisch uitschakelen
Wordt het Infotainmentsysteem inge‐
schakeld met de knop X terwijl het
contact uitgeschakeld is, dan scha‐ kelt deze na 1 uur automatisch weer
uit.
Volume instellen
Draai aan de m-knop. De actuele in‐
stelling wordt weergegeven op het
display.Bij het inschakelen van het Infotain‐
mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld, mits dit het maximale inscha‐
kelvolume niet overschrijdt 3 119.
Automatische volumeregeling
Na inschakeling van het voor snel‐
heid gecompenseerd volume 3 119
wordt het volume automatisch zoda‐
nig aangepast dat er geen geluid van het wegdek of van de wind hoorbaar
is.
Stiltefunctie
Druk op de m-knop voor het dempen
van de audiobronnen.
Druk op de m-knop om de mute-func‐
tie te annuleren.
Bedieningsmodi
Radio
Druk herhaaldelijk op RADIO om de
radiomodus te activeren of om tussen
de verschillende golfbanden te wis‐
selen.
Vind een gedetailleerde beschrijving
van de radiofuncties 3 123.
116Inleiding
CD-speler
Druk herhaaldelijk op de toets
MEDIA om de cd-speler te activeren.
Zoek een gedetailleerde beschrijving
van de functies van de cd-speler
3 130.
Externe apparaten
Druk herhaaldelijk op MEDIA om de
afspeelmodus van een verbonden ex‐ tern apparaat te activeren (bv. USB-apparaat, iPod of smartphone).
Zoek gedetailleerde beschrijvingen
over het aansluiten en bedienen van
externe apparaten 3 133.
Telefoon
Druk op de ;-toets om het Start‐
scherm weer te geven.
Selecteer de knop TEL. op het
scherm om een Bluetooth-verbinding
tussen het Infotainmentsysteem en
een mobiele telefoon tot stand te
brengen.
Bij het tot stand brengen van een ver‐
binding verschijnt het hoofdmenu van de telefoonmodus.U vindt een gedetailleerde beschrij‐
ving van de werking van de mobiele
telefoon via het Infotainmentsysteem
3 142.
Als er geen verbinding tot stand kan
worden gebracht, verschijnt er een
bericht met die strekking. Een gede‐
tailleerde beschrijving van het opzet‐
ten en het tot stand brengen van een
Bluetooth-verbinding tussen het Info‐
tainmentsysteem en een mobiele te‐
lefoon 3 139.
120Basisbediening
Automatische
volumeaanpassing Het volume kan automatisch wordenafgestemd op de snelheid van de
auto.
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELL.. Blader door
de lijst en selecteer Radio en vervol‐
gens Volume autom. .
Druk op de MENU-knop, blader door
de lijst en selecteer Volume autom.
om de instellingen vanuit een audio-
hoofdmenu te benaderen.
Stel Volume autom. in op een van de
beschikbare opties om de mate van
volumeaanpassing in te stellen.
Uit : geen harder volume bij een toe‐
nemende snelheid.
Hoog : maximaal hard volume bij een
toenemende snelheid.
Systeeminstellingen
Er kunnen diverse instellingen en aanpassingen voor het Infotainment‐
systeem via INSTELL. worden ge‐
configureerd.
Tijd
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELL..
Selecteer het Tijd-menupunt.
Tijd instellen
Selecteer de menuoptie Tijd
instellen om het betreffende submenu
te openen.
Selecteer schermtoets AUTOSET
onder in het scherm. Activeer Aan -
RDS of Uit - handmatig .
Selecteer Uit - handmatig en stel de
uren en minuten in.
Selecteer herhaaldelijk de scherm‐
toets 12-24 u. onderin het scherm om
een tijdmodus te kiezen.
Is de 12-uursmodus geselecteerd,
dan verschijnt er een derde kolom
voor AM- en PM-keuze. Selecteer de
gewenste optie.
Klokdisplay
Selecteer de menuoptie
Klokweergave om het betreffende
submenu te openen.
Selecteer menuoptie Uit om de digi‐
tale klokdisplay in de menu's uit te
schakelen.
Taal
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELL..
Selecteer het Taal-menupunt.
Blader door de lijst en selecteer de
gewenste taal.
Valetmodus Is de valetmodus geactiveerd, danzijn alle voertuigdisplays vergrendeld
en kunnen er in het systeem geen
veranderingen worden doorgevoerd.
Basisbediening121
Let op
Voertuigmeldingen blijven geacti‐
veerd.
Het systeem vergrendelen
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELL..
Blader door de lijst en selecteer
menuoptie Personeelsmodus . Er ver‐
schijnt een toetsenblok.
Voer een viercijferige code in en se‐
lecteer de schermtoets INVOEREN.
Het toetsenblok wordt opnieuw weer‐
gegeven.
Voer de viercijferige code opnieuw in
om de invoer te bevestigen en selec‐
teer de schermtoets VERGREND..
Het systeem is vergrendeld.
Het systeem ontgrendelen
Schakel het Infotainmentsysteem in.
Er verschijnt een toetsenblok.
Voer de viercijferige code in en selec‐
teer de schermtoets ONTGREND..
Het systeem is ontgrendeld.
Pincode vergeten
Neem contact op met uw Opel Ser‐
vice Partner om de pincode naar de
standaardwaarde terug te zetten.
Beeldscherm
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELL..
Blader door de lijst en selecteer
menuoptie Display.
Selecteer menuoptie Display
uitschakelen om het display uit te
schakelen.
Druk op een knop in het instrumen‐
tenpaneel om het display weer te ac‐
tiveren.
Fabrieksinstellingen
terugzetten
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELL..
Blader door de lijst en selecteer
menuoptie Terug naar fabrieksin‐
stell. .
Instellingen van de auto herstellen
Selecteer Voertuiginstellingen
herstellen om alle persoonlijke instel‐
lingen te herstellen. Er verschijnt een
waarschuwing.
122Basisbediening
Selecteer de knop Hervatt. op het
scherm. De instellingen zijn terugge‐
zet.
Alle persoonlijke gegevens wissen
Selecteer Alle privégegevens wissen
om gekoppelde Bluetooth-apparaten, telefoonlijsten of favorieten te verwij‐deren.
Er verschijnt een waarschuwing.
Selecteer de knop WISSEN op het
scherm. De gegevens zijn gewist.
Radio-instellingen herstellen
Selecteer Radio-instellingen
herstellen om Infotainmentinstellin‐
gen (bv. geluidsinstellingen) te reset‐
ten.
Er verschijnt een waarschuwing. Selecteer de knop Hervatt. op het
scherm. De instellingen zijn terugge‐ zet.
Software-informatie
Druk op de knop ; en selecteer het
pictogram INSTELL..
Blader door de lijst en selecteer
menuoptie Software-informatie .Dit menu bevat specifieke informatie
over de software.