Page 206 of 329

204Rijden en bediening9Waarschuwing
De waarschuwing wisselen van rij‐
strook vervangt niet het kijken
door de bestuurder.
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Wanneer het systeem een aanzinelijk
snellere achterligger detecteert, licht
het oranje waarschuwingssymbool
F in de betreffende buitenspiegel
op. Als de bestuurder vervolgens de
richtingaanwijzer gebruikt, gaat het waarschuwingssymbool F geel
knipperen als waarschuwing om niet
van rijstrook te wisselen.
Als de auto wordt gestart, lichten
beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het sys‐
teem operationeel is.
Detectiezones
De sensoren van het systeem bestrij‐
ken een zone van ongeveer
3,5 meter parallel aan beide zijden
van de auto en ongeveer 3 meter naar achteren bij het blindehoeksysteem
(A) en ongeveer 70 meter naar ach‐
teren bij waarschuwing wijzigen van
rijstrook (B) op parallelle rijstroken.
De zones beginnen bij elke buiten‐
spiegel. De zone is ongeveer tussen
de 0,5 meter en 2 meter hoog, vanaf
de grond.
Page 207 of 329

Rijden en bediening205
DeactiveringU kunt de waarschuwing voor het wis‐selen van rijstroom in het menu Per‐
soonlijke instellingen op het Colour-
Info-Display in- of uitschakelen.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Het systeem wordt geactiveerd als er
een aanhangwagen aangekoppeld is.
De deactivering wordt aangegeven
met een tekst op het Driver Informa‐
tion Centre (DIC).
Let op
Na gebruik moet het systeem wor‐
den gekalibreerd. Rijd voor optimale prestaties zo spoedig mogelijk een
stuk op een rechte snelweg met ob‐
jecten aan de kant van de weg,
bijv. vangrails en afsluitingen.
Storing
Onder normale omstandigheden of in
scherpe bochten geeft het systeem
soms geen waarschuwing. Anderskan het systeem vanwege vangrails,
verkeersborden, bomen, struikgewas of andere onbeweeglijke objecten op‐
lichten. Dit is normaal bedrijf en het
systeem hoeft niet te worden nage‐
keken.
Het alarm bij wisselen van rijstrook
werkt wellicht niet als de bumper aan
de linker- of rechterzijde vervuild is
met modder, vuil, sneeuw, ijs of slijk.
Instructies voor reinigen 3 272.
Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstan‐ digheden niet operationeel is, dan
verschijnt er een melding op het Dri‐
ver Information Centre (DIC). De hulp
van een werkplaats inroepen.
Achteruitkijkcamera De achteruitkijkcamera helpt de be‐
stuurder bij het achteruitrijden door
middel van een weergave van het ge‐
bied achter de auto.
Het camerabeeld wordt getoond in de
Colour-Info-Display.9 Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder ver‐
vangen. Let op: voorwerpen die
zich buiten het bereik van de ca‐
mera en de sensoren van de ge‐
avanceerde parkeerhulp bevin‐
den, bijv. onder de bumper of on‐
der de auto, worden niet getoond.
Rijd nooit achteruit als u alleen op het Info-Display hebt gekeken.
Controleer eerst de omgeving aan
de achterzijde en rondom de auto
voordat u achteruit rijdt.
Activering
De achteruitkijkcamera wordt auto‐matisch ingeschakeld als de auto in
de achteruitversnelling wordt gescha‐
keld.
Page 208 of 329

206Rijden en bediening
Werking
De camera bevindt zich tussen de
lampjes van de kentekenverlichting
en heeft een zichthoek van 130°.
Vanwege de hoge positie van de ca‐
mera is, bij wijze van leidraad voor de
positie, de achterbumper op het dis‐
play zichtbaar.
De camera bestrijkt slechts een be‐
perkt gebied. De afstand op het beeld op de display, verschilt van de wer‐
kelijke afstand.
Geleidingsstrepen
Dynamische-geleidingsstrepen zijn
horizontale lijnen met een onderlinge
afstand van 1 meter, die op de afbeel‐ ding zijn geprojecteerd om de afstand
tot de getoonde objecten te kunnen
bepalen.De baan van de auto wordt afgebeeld
overeenkomstig de stuurhoek.
De functie kan in het menu Persoon‐
lijke instellingen op het Colour-Info-
Display worden uitgeschakeld.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Waarschuwingssymbolen
Waarschuwingssymbolen zijn op het beeld weergegeven als driehoekjes
9 en geven obstakels aan die door de
Page 209 of 329

Rijden en bediening207
achtersensoren van de geavan‐
ceerde parkeerhulp zijn geconsta‐
teerd.
Ook verschijnt 9 op de bovenste re‐
gel van het Info-Display met de waar‐ schuwing om de omgeving van de
auto te controleren.
Deactivering De camera wordt gedeactiveerd wan‐ neer een bepaalde snelheid vooruit
wordt overschreden of als de achter‐
uitversnelling gedurende ong.
10 seconden niet is ingeschakeld.
U kunt de achteruitkijkcamera in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display in- of uitschake‐
len.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Storing
Storingsmeldingen worden weerge‐
geven met een 9 op de bovenste re‐
gel van het Info-Display.De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
■ in een donkere omgeving,
■ als de zon of koplampen van an‐ dere auto's direct in de lens van decamera schijnen,
■ als de cameralens door ijs, sneeuw, modder of iets anders is
vervuild. Reinig de lens, spoel deze
af met water en wrijf na met een
zachte doek,
■ de achterklep niet goed gesloten is,
■ de auto een aanhangwagen trekt,
■ de auto een aanrijding aan de ach‐
terzijde heeft gehad,
■ bij extreme temperatuurwisselin‐ gen.
Waarschuwing kruisend verkeer achter
Naast de achteruitkijkcamera 3 205
waarschuwt de waarschuwing krui‐
send verkeer achter bij het achteruit
rijden voor kruisend verkeer van links of rechts. Bij het herkennen van krui‐send verkeer na activeren van de
achteruitkijkcamera, verschijnt er op
het Colour-Info-Display een gevaren‐
driehoek met een pijltje K dat de
richting van het verkeer aangeeft.
Verder klinken er drie pieptonen uit de luidspreker aan de betreffende kant.
De radarafstandssensoren zitten aan
de zijkant in de achterbumper.
9 Waarschuwing
De waarschuwing kruisend ver‐
keer achter vervangt niet het kij‐
ken door de bestuurder. Let op:
Page 210 of 329

208Rijden en bedieningobjecten buiten het bereik van de
sensoren, bijv. onder de bumper
of onder de auto, worden niet
weergegeven.
Voetgangers, kinderen of dieren
worden niet gedetecteerd.
Rijd nooit achteruit als u alleen op het Info-Display hebt gekeken.
Controleer eerst de omgeving aan
de achterzijde en rondom de auto
voordat u achteruit rijdt.
Activering
De waarschuwing kruisend verkeer
achter wordt bij het inschakelen van
de achteruitversnelling automatisch
samen met de achteruitkijkcamera
geactiveerd.
Detectiezones
De systeemsensoren bestrijken een
zone van ongeveer 20 meter links of
rechts achter de auto.
Deactivering
De waarschuwing kruisend verkeer
achter wordt gedeactiveerd bij het
overschrijden van een bepaalde snel‐ heid voorwaarts of als de achteruit‐
versnelling gedurende ongeveer
10 seconden niet wordt ingeschakeld.
U kunt de waarschuwing voor krui‐
send verkeer achter in het menu Per‐ soonlijke instellingen op het Colour-
Info-Display in- of uitschakelen.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Storing
Het systeem werkt wellicht niet goed wanneer:
■ als sensoren door ijs, sneeuw, modder of iets anders bedekt zijn.
■ de auto een aanhangwagen trekt,
■ de auto een aanrijding aan de ach‐
terzijde heeft gehad,
■ bij extreme temperatuurwisselin‐ gen.
Verkeersbordherkenning WerkingHet verkeersbordherkenningssys‐
teem herkent bepaalde borden via
een frontcamera en toont deze in het
Driver Information Center.
Page 211 of 329

Rijden en bediening209
Verkeersborden die worden herkend,zijn:
Verkeersborden met beperkingen en
geen doorgang ■ maximumsnelheid
■ inhaalverbod
■ einde maximumsnelheid
■ einde inhaalverbodBewegwijzering
begin en eind van:
■ snelwegen
■ A-wegen
■ speelstratenOnderborden ■ bijkomende hints bij verkeersbor‐ den
■ verbod op aanhanger trekken
■ waarschuwing bij nat wegdek■ waarschuwing bij ijzel
■ richtingspijlen
Snelheidsbeperkingsborden worden
in het Driver Information Center ge‐
toond tot het volgende snelheidsbe‐ perkingsbord of het einde van de
snelheidsbeperking wordt gedetec‐
teerd, of totdat een bepaalde time-out
van het verkeersbord is verstreken.
In het display zijn combinaties van
meerdere borden mogelijk.
Een uitroepteken in een kader bete‐
kent dat er een onderbord werd ge‐
detecteerd dat niet door het systeem
kan worden herkend.
Het systeem is actief tot een snelheid
van 200 km/u, afhankelijk van de
lichtomstandigheden. 's Nachts is het systeem actief tot een snelheid van
160 km/u.
Zodra de snelheid onder 55 km/u
komt, wordt het display gereset en
wordt de inhoud van de pagina met
verkeersborden gewist, bijv. bij het
betreden van een stadsgebied. De
volgende herkende snelheidsindica‐
tie zal worden weergegeven.
Displayweergave
Verkeersborden worden weergege‐
ven op de pagina
Verkeersbordherkenning op het Dri‐
ver Information Center.
Page 212 of 329
210Rijden en bediening
Selecteer op het Baselevel-display
Instellingen X met de toets Menu
en selecteer de optie
Verkeersbordherkenning via het stel‐
wiel op de richtingaanwijzer 3 114.Selecteer op een Midlevel- en Uple‐
vel-display het menu Info met de
knoppen rechts op het stuurwiel en druk op P om
Verkeersbordherkenning te selecte‐
ren 3 114.
Wanneer u een andere functie op het Driver Information Cent er-menu hebt
gekozen en u daarna weer de pagina Verkeersbordherkenning kiest, wordt
het laatst herkende verkeersbord ge‐
toond.
Na het wissen van de verkeersbor‐
denpagina door het systeem ver‐
schijnt het volgende symbool:
De inhoud van de pagina met ver‐
keersborden wordt ook teruggezet
wanneer u onderweg de knop
SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel of 9 rechts op het stuurwiel
langer indrukt.
Page 213 of 329

Rijden en bediening211
Pop-upfunctieMaximumsnelheden en inhaalverbo‐
den verschijnen als pop-up op elke
pagina van het Driver Information
Center.
De popup-functie kan worden uitge‐
zet op de verkeersbordenpagina door op de knop SET/CLR van de rich‐
tingaanwijzerhendel of de knop 9 op
het stuurwiel te drukken.
Illustratie toont Baselevel-DIC.
Illustratie toont Midlevel- of Uplevel-
DIC.
Selecteer wanneer de pagina Instel‐ lingen verschijnt Uit of stel waarschu‐
wingen I in om de pop-upfunctie te
deactiveren. Activeer deze weer door Aan of waarschuwingen J te selec‐
teren.
Wanneer u het contact aanzet, wordt
de pop-upfunctie uitgeschakeld.
Het pop-upvenster wordt gedurende
ca. 8 seconden in het Driver Informa‐
tion Center weergegeven.
Storing
De verkeersbordherkenning werkt
eventueel niet goed wanneer:
■ de voorruit ter hoogte van de front‐ camera niet schoon is
■ verkeersborden geheel of gedeel‐ telijk bedekt zijn of lastig waar‐neembaar zijn
■ de omgevingsomstandigheden on‐ gunstig zijn, bijv. harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of schadu‐
wen. In dat geval verschijnt Geen
verkeersbordherk. door het weer op het display