Page 17 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
234
5
6
7
8
9
DAU10472
Contactslot/stuurslot Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.OPMERKINGGebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-lies te minimaliseren.
DAU10560
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentek enverlichting en het parkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKINGDe koplamp gaat automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijft aan
totdat de sleutel naar “OFF” wordt gedraaidof de zijstandaard omlaag wordt bewogen.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-val.
DAU10684
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen1. Draai het stuur helemaal naar links. 2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai deze dan naar “LOCK”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU34341
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.LET OP
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-den raken.
59C-9-D1.book 2 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 18 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
1
23
4
5
6
7
8
9
DAU49392
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU43023
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer een elektrisch systeem dat de mo-
torwerking controleert, defect is. Vraag in
dat geval een Yamaha dealer het zelfdia-
gnosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.OPMERKINGDit waarschuwingslampje gaat branden als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de
startknop wordt ingedru kt. Dit wijst echterniet op een storing.
DAU53990
ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor
modellen met ABS)
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid en uit als
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger wordt gereden.
Als het ABS-waarschuwingslampje:
niet gaat branden wanneer de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden
niet uitgaat wanneer met een snelheid
van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt
gereden
Werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.
Vraag als een van de bovenstaande geval-
len zich voordoet zo snel mogelijk een
Yamaha dealer het systeem te controleren.
(Zie pagina 3-15 voor uitleg over de werking
van het ABS-systeem.)WAARSCHUWING
DWA16040
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat zodra met een snelheid van 10
km/h (6 mi/h) of hoger wordt gereden, of
als het waarschuwingslampje tijdens het
rijden gaat branden of knipperen, keert
het remsysteem terug naar conventio-
neel remmen. Als een van de boven-
staande gevallen zich voordoet, of als
1. Controlelampjes richtingaanwijzers “ ” en “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor modellen met ABS)
4. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
5. Controlelampje startblokkering
1
541
1
2
3
ABS
ABS
59C-9-D1.book 3 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 19 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
234
5
6
7
8
9
het waarschuwingslampje helemaal niet
gaat branden, rij dan extra voorzichtig
om te voorkomen dat de remmen in
noodsituaties blokkeren. Laat het rem-
systeem en de elektrische circuits zo
snel mogelijk door een Yamaha dealercontroleren.OPMERKING
Als de startknop wordt ingedrukt terwijl
de motor draait gaat het ABS-waar-
schuwingslampje branden, maar dit
duidt niet op een storing.
Het ABS-waarschuwingslampje kan
gaan branden wanneer er gas wordt
gegeven terwijl de scooter op de mid-
denbok staat. Er is dan echter geensprake van een storing.
DAU38624
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren. Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-11 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesys-
teem.)
DAU11601
Snelheidsmeter De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de snelheidsme-
ter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste
snelheid en keert daarna weer terug naar
nul om het elektrische circuit te testen.1. Snelheidsmeter1
59C-9-D1.book 4 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 20 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
1
23
4
5
6
7
8
9
DAU11872
Toerenteller Met de elektrische toerenteller kan de mo-
torrijder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot aan het hoogste aantal toe-
ren per minuut en keert daarna weer terug
naar nul tpm om het elektrische circuit te
testen.LET OP
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.Rode zone: 8250 tpm en hoger
DAU52242
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12312
Zet de machine stil voordat u wijzigingen
aanbrengt in de instellingen van het mul-
tifunctionele display. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op eenongeval.Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:
een brandstofniveaumeter
een temperatuurmeter koelvloeistof
een kilometerteller
1. Rode zone toerenteller
2. Toerenteller
21
1. Linker instelknop
2. Brandstofniveaumeter
3. Waarschuwingsindicator brandstofniveau “”
4. Kilometerteller
5. Waarschuwingsindica tor koelvloeistoftem-
peratuur “ ”
6. Temperatuurmeter koelvloeistof
7. Rechter instelknop
23
4
56
11
7
1. Ritteller/ritteller brandstofreserve
2. Omgevingstemperatuur/gemiddeld brand- stofverbruik/huidig brandstofverbruik
1. Klok
211
59C-9-D1.book 5 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 21 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
234
5
6
7
8
9
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een brandstofreserve-ritteller (die de
afgelegde afstand aangeeft wanneer
de brandstofvoorraad in de tank nog
ca. 3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal) is)
een voorziening voor zelfdiagnose
een klok
een omgevingstemperatuurweergave
een weergave voor het brandstofver-
bruik (functies voor gemiddeld en hui-
dig verbruik)
een olieverversingskilometerteller (die
de afgelegde afstand toont sinds de
motorolie voor het laatst werd ver-
verst)
een V-snaarkilometerteller (die de af-
gelegde weg aangeeft sinds de
V-snaar voor het laatst is vervangen)
OPMERKING
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de insteltoetsen
links en rechts gebruikt.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, verschijnen alle segmenten
een voor een op het multifunctionele
display en verdwijnen dan weer om deelektrische circuits te testen.Klok
De klok op tijd zetten:
1. Houd de linker en rechter insteltoets
tegelijkertijd minstens twee seconden
lang ingedrukt.
2. Als de urenaanduiding begint te knip-
peren, drukt u op de rechter insteltoets
om de uren in te stellen.
3. Druk op de linker insteltoets en de mi-
nutenaanduiding begint te knipperen.
4. Druk de rechter insteltoets in om de minuten in te stellen.
5. Druk op de linker insteltoets en laat deze dan los om de klok te starten. Kilometerteller- en rittellermodus1. Klok
1
1. Kilometerteller/rittellers/ritteller brand-
stofreserve
1. Olieverversingskilometerteller
1
1
59C-9-D1.book 6 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 22 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
1
23
4
5
6
7
8
9
Door indrukken van de linker insteltoets wis-
selt de weergave tussen de kilometerteller-
modus en de rittellermodi, in de
onderstaande volgorde:
Odo Trip 1 Trip 2 V-Belt Trip Oil
Trip Odo
Als nog ca. 3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal)
brandstof in de brandstoftank aanwezig is,
wisselt het display automatisch naar “Trip
F”, de brandstofreserve-ritteller, en wordt de
afgelegde afstand vanaf dat punt aangege-
ven. Wanneer u nu de linker insteltoets in-
drukt, wisselt de weergave van de ritteller
en kilometerteller in de onderstaande volg-
orde:
Odo Trip 1 Trip 2 Trip F V-Belt
Trip Oil Trip Odo Om een ritteller terug te stellen, selecteert u
de ritteller door de linker insteltoets in te
drukken tot “Trip F”, “Trip 1” of “Trip 2” wordt
weergegeven. Houd terwijl “Trip F”, “Trip 1”
of “Trip 2” wordt weergegeven de linker in-
steltoets minstens één seconde ingedrukt.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt
de vorige weergavemodus weer.
OPMERKINGHet display kan niet worden teruggesteld
naar “Trip F” nadat de linker insteltoets is in-gedrukt.
Brandstofniveaumeter
Als de contactsleutel op “ON” staat, geeft de brandstofniveaumeter de hoeveelheid
brandstof in de brandstoftank aan. De dis-
playsegmenten van de brandstofniveaume-
ter verdwijnen richting “E” (leeg) naarmate
het brandstofniveau verder daalt. Als het
brandstofniveau het onderste segment
vlakbij “E” bereikt, gaan de waarschu-
wingsindicator brandstofniveau, “F”, “E” en
het onderste segment knipperen. Vul zo
snel mogelijk brandstof bij.
Temperatuurmeter koelvloeistof
Met de contactsleutel in de stand “ON” geeft
de temperatuurmeter voor koelvloeistof de
temperatuur van de k
oelvloeistof aan. De
koelvloeistoftemperatuur is afhankelijk van
de weersomstandigheden en de motorbe-
lasting. Als het bovenste segment, “H”, “C”
en de waarschuwingsindicator voor koel-
vloeistoftemperatuur knipperen, stop de
machine dan en laat de motor afkoelen. (Zie
1. Kilometerteller V-snaarvervanging1
1. Ritteller brandstofreserve
1
59C-9-D1.book 7 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 23 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
234
5
6
7
8
9
pagina 6-38.)LET OP
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl dezeoververhit is.
Indicator olieverversing “Oil”
Deze indicator knippert zodra de eerste 1000 km (600 mi) zijn afgelegd en na 5000
km (3000 mi). Vervolgens gaat de indicator
om de 5000 km (3000 mi) knipperen, om zo
aan te geven dat het tijd is om de motorolie
te verversen.
Nadat de motorolie is ververst moet de indi-
cator olieverversing worden teruggesteld.
Om de olieverversingsindicator terug te
stellen, selecteert u deze door op de linker
insteltoets te drukken totdat “Oil Trip” wordt
weergegeven en houdt u vervolgens de lin-
ker insteltoets minstens één seconde inge-
drukt. Als u de linker insteltoets indrukt,
begint “Oil Trip” te knipperen. Houd terwijl
“Oil Trip” knippert de linker insteltoets min-
stens drie seconden ingedrukt.
Als de motorolie wordt ververst voordat de
indicator olieverversing “Oil” knippert (dus
voordat het vervangingsinterval van de olie
is verstreken), moet de indicator “Oil” na de
olieverversing worden teruggesteld zodat
het eerstvolgende tijdstip voor de oliever-
versing weer correct wordt aangegeven.
Het elektrisch circuit van de indicator kan
via de volgende procedure worden getest.
1. Zet de noodstopschakelaar op “ ” en draai de sleutel naar “ON”.
2. Kijk of de indicator olieverversing een
paar seconden oplicht en dan dooft.
3. Als de indicator olieverversing niet gaat branden, vraag dan een Yamaha-dealer het elektrisch circuit te
testen.
Indicator V-snaarvervanging “V-Belt”
Deze indicator knippert om de 20000 km
(12500 mi), wanneer de V-snaar moet wor-
den vervangen.
Stel de indicator voor V-snaarvervanging
terug nadat de V-snaar is vervangen. Om
de indicator voor de V-snaarvervanging te-
rug te stellen, selecteert u deze door op de
linker insteltoets te dr ukken totdat “V-Belt
Trip” wordt weergegeven en houdt u vervol-
gens de linker insteltoets minstens één se-
conde ingedrukt. Als u de linker insteltoets
indrukt, begint “V-Belt Trip” te knipperen.
Houd terwijl “V-Belt Trip” knippert de linker
insteltoets minstens drie seconden inge-
drukt.1. Indicator olieverversing “Oil”1
1. Indicator V-snaarvervanging “V-Belt”1
59C-9-D1.book 8 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 24 of 98

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
1
23
4
5
6
7
8
9
Als de V-snaar wordt vervangen voordat de
indicator V-snaarvervanging “V-Belt” knip-
pert (dus voordat het vervangingsinterval
van de V-snaar is bereikt), moet de indicator
“V-Belt” na de V-snaarvervanging worden
teruggesteld, zodat het eerstvolgende tijd-
stip voor V-snaarvervanging weer correct
wordt aangegeven.
Het elektrisch circuit van de indicator kan
via de volgende procedure worden getest. 1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.
2. Kijk of de indicator V-snaarvervanging
een paar seconden oplicht en dan
dooft.
3. Als de indicator V-snaarvervanging
niet gaat branden, vraag dan een
Yamaha-dealer het elektrisch circuit te
testen. Weergave omgevingstemperatuur/ge-
middeld brandstofverbruik/huidig
brandstofverbruik
Druk op de rechter insteltoets om de weer-
gave te wisselen tussen omgevingstempe-
ratuur “Air”, gemiddeld brandstofverbruik
“AVE_ _._ km/L” of “AVE_ _._ L/100 km” en
huidig brandstofverbruik “km/L” of “L/100
km” in de volgende volgorde:
Air
AVE_ _._ km/L of AVE_ _._ L/100 km
km/L of L/100 km Air
Alleen Verenigd Koninkrijk:
Druk op de rechter insteltoets om de weer-
gave te wisselen tussen omgevingstempe-
ratuur “Air”, gemiddeld brandstofverbruik
“AVE_ _._ MPG” en huidig brandstofver- bruik “MPG” in de volgende volgorde:
Air
AVE_ _._ MPG MPG Air
Omgevingstemperatuurweergave
Dit display toont de omgevingstemperatuur
van –9 C tot 40 C in stappen van 1 C.
Alleen Verenigd Koninkrijk:
15 F tot 104 F in stappen van 1 F.
De weergegeven temperatuur kan afwijken
van de omgevingstemperatuur. Door in-
drukken van de rechter insteltoets wisselt
de weergave van de omgevingstempera-
tuurmodus naar de modus gemiddeld
brandstofverbruik en de modus huidig
brandstofverbruik.
1. Omgevingstemperatuur/gemiddeld brand- stofverbruik/huidig brandstofverbruik
1
1. Omgevingstemperatuurweergave1
59C-9-D1.book 9 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分