106
STABILITEITSCONTROLESYSTEMEN
ANTISLIPREGELING (ASR) EN DYNAMISCHE
STABILITEITSCONTROLE (ESC)
De antislipregeling verbetert de tractie van de wielen om doorslippen
te voorkomen, door in te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via de remmen van één of
meer wielen en via het motorkoppel om de auto (binnen de grenzen van
de natuurkundige wetmatigheden) weer in de juiste koers te brengen.
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de wielen te weinig grip hebben
of de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste
richting.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
TRACTIECONTROLE OP BESNEEUWDE WEGEN
(INTELLIGENT TRACTION CONTROL)
Deze auto is uitgerust met een systeem dat zorgt voor extra tractie op
besneeuwde wegen: Intelligent Traction Control
.
Deze automatische functie is permanent geactiveerd om situaties met
weinig grip op te sporen, zoals het wegrijden en het voortbewegen van
de auto in verse en diepe sneeuw of over platgereden sneeuw.
In dergelijke omstandigheden beperkt de Intelligent Traction Control
het doorslippen van de wielen om voor een optimale grip te zorgen. Zo
wordt de aandrijving en de bestuurbaarheid verbeterd.
In barre rijomstandigheden (diepe sneeuw, modder, enz.) kan het nuttig
zijn de dynamische stabiliteitscontrole
en de antislipregeling
tijdelijk
uit te schakelen, zodat de wielen kunnen slippen, waardoor ze meer
grip zouden kunnen vinden.
Het is raadzaam om het systeem zodra het kan weer in te schakelen.
Onder gladde omstandigheden is het raadzaam te rijden op
winterbanden.