44
Starten en stoppen
Over
gang naar de START-stand van de motor
-
Het verklikkerlampje "S"
gaat uit en de motor wordt
gestart.
Als de motor automatisch is
gestart
(START-stand) en de bestuurder gedurende
de daaropvol
gende drie minuten de auto niet
bedient, zet het s
ysteem de motor definitief
af. De motor kan dan uitsluitend weer met
de contactsleutel worden
gestart. Bi
jzonderheden: automatisch activerenvan de START-stand
De
START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
- de auto wegrolt op een helling,
-
de ruitenwissers vóór in de stand hoge
snelheid werken,
-
de airconditioning in werking is,
-
de motor ongeveer drie minuten geleden
is af
gezet door het Stop & Start-
systeem,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachti
ging, buitentemperatuur
enz.
) dit niet toelaten.
In dat
geval wordt een meldingweergegeven op het display
van het instrumentenpaneel en
gaat het verklikkerlampje "S"gedurende enkele secondenknipperen om vervolgens te doven.
Gebruiksvoorschrift
Als u bij een auto met een handgeschakelde
versnellin
gsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelin
gspedaal niet helemaal intrapt,
wor
dt de motor in sommige gevallen niet
weer ges
tart.
Er gaat dan een verklikkerlampje branden
of er wordt een melding weergegeven die
aan
geeft dat u het koppelingspedaal volledig
moet intrappen om de motor weer te laten
starten.
Als de motor automatisch is a
fgezet
(STOP-stand) en de bestuurder zijn
ve
iligheidsgordel losmaakt en een
voorportier opent, dan kan de moto
r
uitsluitend weer met de contactsleutel
wor
den gestart. Er klinkt een geluidssignaal
in combinatie met het knipperen van het
verklikkerlamp
je "S"en, afhankelijk van de
u
itvoering, het weergeven van een melding
op het display.
Dit is volkomen normaal.
Als een versnelling is ingeschakeld, wordt de
motor alleen automatisch weer
gestart als het
koppelin
gspedaal volledig wordt ingetrapt.
45
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Starten en stoppen
Uitschakelen
U kunt dit systeem op elk willekeurigmoment uitschakelen door de toets "S OFF"
in te drukken.
Het verklikkerlamp
je in de toets gaat
branden en er verschijnt een bericht op het
display van het instrumentenpaneel om aan
te geven dat het systeem is uitgeschakeld.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer
gestart.
Als u wilt dat de airconditioning continu
bli
jft werken, moet u het Stop & Start-
systeem uitschakelen.
Het verklikkerlamp
je in de toets blijft
branden.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de toets "S - OFF" .
Het systeem is dan opnieuw actief. Het
verklikkerlamp
je in de toets gaat uit en
er wordt een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel
om aan te
geven dat het systeem weer is
ingeschakeld.
Storing
Bij een storing in het Stop
& Start-systeem wordt het
systeem uitgeschakeld, gaat het
verklikkerlamp
je Service branden
en wordt er een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel.
Laat het s
ysteem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwali
ficeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan de motor
gestart worden
door het koppelin
gspedaal volledig in te
trappen o
f door de selectiehendel in de
neutraalstand te zetten.
Onderhoud
Zet het contact altijd met de sleutel
af als u handelin
gen onder de
motorkap wilt verrichten, om letsel door het
automatisch activeren van de START-stand
t
e voorkomen.
Dit s
ysteem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het
PEUGE
OT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats
).
Het
gebruik van een andere dan de door
PEU
GEOT voorgeschreven accu's kan
leiden tot storingen in het systeem.
Raadplee
g het gedeelte "Accu" van rubriek 8.
Het Stop & Start-s
ysteem maakt gebruik
van geavanceerde technologie. Laat
eventuele werkzaamheden uitsluitend door
een officiële PEUGEOT-dealer uitvoeren.
50
RUITENWISSERSCHAKELAAR
Constant wissen met lage snelheid:
2 standen omlaag.
Dek de regensensor, die zich aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt,
niet af.
Zet het contact af als de auto gewassen
wordt in een wasstraat of schakel de stand
voor automatisch wissen uit.
Ruiten- en koplampsproeiers
Trek de hendel naar u toe, de
ruitensproeiers treden in werking in
combinatie met het tijdelijk inschakelen
van de ruitenwissers.
De koplampsproeiers treden gelijktijdig
met de ruitensproeiers in werking als de
dimlichten zijn ingeschakeld.
Ruitenwissers vóór
De ruitenwissers werken uitsluitend als het
contact in de stand MAR staat.
De schakelaar heeft vijf standen:
Ruitenwissers uit.
Intervalstand:
1 stand omlaag.
In deze stand is het mogelijk
4 snelheden te kiezen door aan de ring te
draaien:
- zeer lang interval,
- lang interval,
- normaal interval,
- snel interval.
Automatische ruitenwissers met
regensensor
De snelheid van de automatische
ruitenwissers (volgens uitvoering) wordt
automatisch aangepast aan de hoeveelheid
neerslag.
Automatisch wissen: 1 stand omlaag. Bij
het selecteren van deze stand maken de
ruitenwissers één slag. Als het contact
afgezet is geweest, moet de functie opnieuw
worden geactiveerd.
Als deze stand is geselecteerd, is het
mogelijk de gevoeligheid van de regensensor
te verhogen door aan de ring te draaien.
Gebruiksvoorschrift
Controleer bij vorst vóór het inschakelen
van de ruitenwissers of de ruitenwissers vrij
kunnen bewegen.
U kunt in de uitsparingen van de voorbumper
staan om eventuele opeengehoopte sneeuw
aan de onderzijde van de voorruit en op de
ruitenwissers te verwijderen.
Raadpleeg voor het vervangen van
wisserbladen in de rubriek 8 het
gedeelte "Wisserbladen vervangen".
Raadpleeg voor het bijvullen van het reservoir
in de rubriek 7 het gedeelte "Niveaus".
Constant wissen met hoge snelheid:
3 standen omlaag.
Eén keer wissen: trek de schakelaar naar
het stuurwiel toe.
Bi
j auto's met een Stop & Start-
systeem geldt dat zolang deruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
in de stand hoge snelheid, de STOP-stand niet beschikbaar is.
Stuurkolomschakelaars
54
Ventilatie
VENTILATIE
ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN
Handbediening
Zet de schakelaar van de
luchtverdeling in deze stand.
Snel ontdooien en ontwasemen
van de voorruit:
Achterruitverwarming en verwarming
buitenspiegels
Druk de schakelaar bij
draaiende motor in om
de achterruitverwarming
en de verwarming van de
buitenspiegels in te schakelen.
Deze functie wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik
te voorkomen. Als de functie wordt
uitgeschakeld door de motor af te zetten,
wordt deze opnieuw ingeschakeld als de
motor weer wordt gestart.
Druk op deze toets om de functie uit te
schakelen.
- zet de aanjager in de hoogste stand,
Zet de schakelaar zodra de
omstandigheden dit toelaten weer
in de stand toevoer buitenlucht
om de lucht in het interieur te
verversen.
Voorruit en zijruiten
De uitstroomopeningen aan de onderzijde
van de voorruit en de zijventilatieroosters
zorgen voor een snelle ontwaseming
van de voorruit en zijruiten. Dek deze
uitstroomopeningen daarom niet af.
Het pollenfilter zorgt voor een constante
en krachtige filtering van stofdeeltjes uit de
luchttoevoer.
De luchtrecirculatie in het interieur kan
worden ingeschakeld door de bestuurder
of voorpassagier en dient om de toevoer
van buitenlucht af te sluiten. Gebruik deze
stand echter niet langer dan nodig is; zet
de schakelaar zodra de omstandigheden
dit toelaten weer in de stand toevoer
buitenlucht.
- zet de schakelaar van de
luchttoevoer tijdelijk in de
luchtrecirculatiestand.
Bi
j auto's met een Stop & Start-
systeem geldt dat zolang de
achterruitverwarming in werking is, de
STOP-stand niet beschikbaar is.
5
VEILIGHEI
D
Veiligheidsgordels
VEILIGHEIDSGORDELS
VEILIGHEIDSGORDELS CABINE
De bestuurdersstoel is voorzien van
veiligheidsgordels met pyrotechnische
gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers.
De voorbank is voorzien van twee
veiligheidsgordels.
Mocht u als uitrusting achteraf een bank in
de auto monteren, dan dient deze voorzien
te zijn van veiligheidsgordels.
VEILIGHEIDSGORDELS
ACHTERZITPLAATSEN
De stoelen/banken zijn voorzien van
driepunts veiligheidsgordels met
oprolautomaat.
De middelste zitplaats is voorzien van een
gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn
bevestigd aan de rugleuning.
Hoogteverstelling
Knijp de knop van de geleider in en schuif
deze omhoog of omlaag (veiligheidsgordel
aan de zijde van de bestuurdersstoel en
de zijde van de zitplaats van de buitenste
voorpassagier).
De veiligheidsgordel van de middelste
zitplaats is niet in hoogte verstelbaar.
Vastmaken
Trek de gordel met een gelijkmatige
beweging voor u langs en verzeker u ervan
dat deze niet gedraaid is.
Steek de gesp in de gordelsluiting.
Trek kort en snel aan de gordel om de
automatische blokkering van de gesp te
controleren.
Losmaken
Druk op de rode knop van de gordelsluiting. De veiligheidsgordel rolt automatisch op maar het wordt aanbevolen de veiligheidsgordel
vast te houden terwijl deze zich oprolt.
Uit veiligheidsoverwegingen mag deze
handeling niet tijdens het rijden worden
uitgevoerd.
Verklikkerlampje
veiligheidsgordel bestuurder
Als de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt, gaat bij het starten
van de motor het verklikkerlampje
branden.
DUBBELE CABINE
De achterste zitplaatsen zijn voorzien van
driepuntsgordels en oprolautomaten.
Gebruik de veiligheidsgordel slechts voor
1 persoon per zitplaats.
Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder is los
gemaakt, kan bij
auto's met het Stop & Start-systeem de
START-stand van de motor niet worden
geactiveerd. De motor kan dan uitsluitend
met de contactsleutel worden
gestart.
14
1
7
ONDERHOU
D
Controles
CONTROLES
Luchtfilter en interieurfilter
Een verstopt interieurfilter vermindert de
prestaties van de airconditioning en kan
stankoverlast in het interieur veroorzaken.
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
informatie over het vervangingsinterval van
de filterelementen.
Als de omgeving (veel stof) en de
gebruiksomstandigheden van de auto
(veel stadsverkeer) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen. Raadpleeg in de
rubriek 7 het gedeelte "Onder de motorkap".
Handgeschakelde versnellingsbak
Laat het niveau controleren volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje, die betrekking
hebben op de motoruitvoering van uw
auto, voor het laten controleren van
de belangrijkste niveaus en bepaalde
onderdelen volgens het onderhoudsschema
van de constructeur.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke organen
zoals het remsysteem te optimaliseren,
worden door PEUGEOT specifieke
producten geselecteerd en aangeboden.
Vanwege de kans op beschadiging van het
elektrisch systeem is het reinigen van de
motorruimte met een hogedrukreiniger niet
toegestaan.
Handrem
Als de handrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de handrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Aftappen van water in het
brandstoffilter
Als dit lampje gaat branden, moet
het brandstoffilter worden afgetapt.
Om te voorkomen dat het lampje
gaat branden kan het filter ook
op regelmatige basis worden afgetapt,
bijvoorbeeld bij een onderhoudsbeurt.
Draai de aftapplug of de sensor water in
brandstoffilter aan de onderzijde van het filter
los. Ga door met aftappen tot al het water uit
het filter is weggelopen. Draai vervolgens de
aftapplug of de sensor weer vast.
De HDi-motoren zijn technologisch geavanceerde
motoren. Laat werkzaamheden aan deze
motoren altijd uitvoeren door gekwalificeerde
technici van het PEUGEOT-netwerk.
Accu
Laat uw accu voor de winter door het
PEUGEOT-netwerk controleren.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de remblokken
vaker, tussen twee onderhoudscontroles door,
te laten controleren.
Als het remvloeistofniveau te laag is, kan dit
behalve door lekkage van het remsysteem
ook veroorzaakt worden door slijtage van de
remblokken.
Slijtage remschijven/-trommels
Raadpleeg voor meer informatie over de
controle van uw remschijven/-trommels het
PEUGEOT-netwerk.
Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regelmatig,
volgens het onderhoudsschema.
Deze sticker, die hoort bij het
Stop & Start-
systeem, geeft aan dat er een speciale
12V-loodaccu is
gebruikt die alleen
losgekoppeld en
/of vervangen mag worden
door het PE
UGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
144
Brandstof
Te laag brandstofniveau
Als het brandstofniveau E
(Empty) is bereikt, gaat dit
verklikkerlampje branden.
U kunt afhankelijk van de
rijomstandigheden, de
motoruitvoering en het profiel van de weg
nog ongeveer 50 km met de resterende
hoeveelheid brandstof rijden. Tank bij de
eerstvolgende gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen. Het tanken dient met afgezette motor te
geschieden.
- Open de brandstofvulklep.
- Houd de tankdop met één hand vast.
- Steek met de andere hand de sleutel in
het slot en draai deze naar links.
- Trek de tankdop uit de vulopening en
bevestig deze aan de haak aan de
binnenzijde van de vulklep.
Op een label aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de
auto nooit meer dan 3 keer automatisch
uitspringen. Indien dit wel gebeurt kunnen er
storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ca. 90 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop en
sluit de vulklep.
ONDERBREKING
BRANDSTOFTOEVOER
Bij een zware aanrijding worden de
brandstoftoevoer en de elektrische voeding
van de auto automatisch onderbroken.
BRANDSTOF TANKEN
Er zijn ook brandstoftanks leverbaar
met een inhoud van 60 en 125 liter. Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
brandstoflekkage is.
Herstel de brandstoftoevoer als volgt:
- druk eerst op de knop onder het
dashboardkastje.
-
druk vervolgens op de knop in het
accucompartiment onder de vloer bij de
bestuurderszitplaats.
Bij lage temperaturen
In bergachtige en/of koude gebieden wordt
aanbevolen zogenaamde "winter" brandstof
te tanken die speciaal geschikt is voor (zeer)
lage temperaturen.
Tank nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem is afgezet; zet in dat geval
altijd het contact af met de sleutel.
14
7
SNEL WEER OP WE
G
8
Deze sticker hoort bij het Stop &
Start-systeem en geeft aan dat er een
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen
los
gekoppeld en/of vervangen mag worden
door een dealer van het PEUGEOT- netwerk
of een
gekwalificeerde werkplaats.
Het ne
geren van deze aanwijzing kan
ertoe
leiden dat de accu vroegtijdig aan
vervan
ging toe is.
N
a het monteren van de accu door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats duurt het even
voordat het Stop & Start-s
ysteem weer zal
werken, hoe lan
g dit duurt is afhankelijk
van klimatolo
gische omstandigheden en de
laadtoestand van de accu
(kan tot ongeveer
8 uur duren).
Koppel de accu niet los om deze op te
laden.
Accu