67
3
Comfort
Airconditioning aan/uit
Het systeem stelt u in staat:
-
de temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
- in de winter bij temperaturen boven 3°Cbeslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan
)
Druk op de toets "A/C": het lampje van de
toets gaat branden.
Uit
)
Druk nogmaals op de toets "A/C"
: hetlampje van de toets gaat uit.
Door het uitschakelen van de airconditioning
kan hinder ontstaan
(vocht, beslaan van ruiten).
De airconditioning kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden,mits de ruiten zijn gesloten.
De airconditioning werkt niet als deaanjagerknop 2 in de stand "0"
staat .
Om de toevoer van koele lucht te versnellen kunt u gedurende enkele ogenblikken de
recirculatie van de interieurlucht inschakelen. Schakel daarna weer over op de toevoer van buitenlucht.
Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Voor r uit, zi
jruiten en beenruimte.
Beenruimte.
Mi
ddelste ventilatieroosters enzijventilatieroosters.
D
e luchtstroom kan worden gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast. Schakel zo snel mogelijk de toevoer vanbuitenlucht weer in om te voorkomen dat deluchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.
Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
)
Druk op de toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren.Het controlelampje gaat branden.
)
Druk nogmaals op de toets om de toevoer
van buitenlucht weer in te schakelen. Het controlelampje gaat uit.
68
Comfort
Automatische airconditioning met gescheiden regeling De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Automatische werking
Automatisch programma "comfort"
Er zijn drie standen waaruit de bestuurder en zijn passagier kunnen kiezen voor het gewenste comfor t in het interieur.
Om bij koude motor de toevoer vankoude lucht te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op het optimaleniveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme luchtuitsluitend naar de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de passagiersverdeeld.
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfor t en een laa
g geluidsniveau. Voor een aan
genaam comfor t eneen zo laag mogelijk geluidsniveau,
aangezien de aanjagersnelheidbeperkt wordt.
V
oor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
)Druk herhaaldelijk op de toets"AUTO"
. Het lampje gaatbranden zodra de toets wordt
ingedrukt; de ingeschakeldestand verschijnt op het display van de automatische airconditioning.
1.
Automatisch programma "comfort". 2.
Te m p e r a t u u r r egeling bestuurderszijde. 3.
Te m p e r a t u u r r egeling passagierszijde. 4.
Automatisch programma "zicht".5.
Airconditioning AAN/UIT.
6.Regeling luchtverdeling.7. Regeling luchtopbrengst.8.Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie.
69
3
Comfort
Instelling op een waarde van ongeveer 21 biedt een optimaal comfort. Desgewenst kunt u een andere waarde instellen, die gebruikelijk
tussen 18 en 24 ligt.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3 te
laten bedragen.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heefthet geen zin om voor een optimaletemperatuur de ingestelde waarde tewijzigen. Het systeem compenseer tautomatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.
Automatisch programma "zicht"
Voor een maximale afkoeling of opwarming van het interieur kan de temperatuurregeling op een waardelager dan 14 of hoger dan 28 worden ingesteld. )Duw de toets 2of 3omlaag tot "LO"
wordt weergegeven of omhoog tot "HI"
wordtweergegeven.
Raadplee
g de paragraaf
"Ontwasemen - Ontdooien voor".
Het is mo
gelijk één of meer functies van de airconditioning handmatig in te stellen, terwijl
de overige functies automatisch worden geregeld.
Zodra u een instelling wijzigt, dooft het lampje
van de toets "AU TO ".
Handmatig instellen
De airconditioning functioneert, alsde ruiten gesloten zijn, optimaal in elk seizoen.
Airconditioning AAN/UIT
Dit systeem maakt het mogelijk om:
- in de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
- in de winter, bij temperaturen hoger dan3°C, de ruiten sneller te ontwasemen.
Inschakelen )
Druk op de toets A/C, het desbetreffende
lampje gaat branden.
De airconditionin
g werkt niet als de regelingvoor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uitschakelen )
Druk de toets "A/C"
nogmaals in, het
desbetreffende lampje gaat uit.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
ne
gatieve effecten hebben (vocht, condens).
) Druk nogmaals op de toets"AUTO"om terug te keren naar het automatisch programma
"comfort".
Te m p e r a t u u r r egeling
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekkin
g op een bepaald comfor tniveau enniet op de temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
) Duw de impulstoets 2 of 3
omlaag (blauw) om de waarde
te verlagen of omhoog (rood) omde waarde te verhogen.
70
Comfort
Ver mijd het te lang rijden met een uitgeschakeld systeem om te voorkomen dat de ruiten beslaan of de luchtkwaliteit vermindert.
Als u op de toets " gevulde ventilator" drukt, rwordt het systeem weer ingeschakeld waarbijde instellingen van vóór de uitschakeling worden toegepast.
Gebruik de luchtrecirculatie alleenals dit echt nodig is (kans op beslaanvan de ruiten en vermindering van de luchtkwaliteit).
Uitschakelen van het systeem
Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
)
Druk op deze toets"gevulde ventilator"
om de luchtopbrengst te verhogen.
Regeling luchtverdeling )
Druk op de toets "lege
ventilator"
tot het symbool vande ventilator is verdwenen en"---" wordt weergegeven.
Hi
erdoor worden alle functies van de
airconditioning uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer geregeld. Door de rijwind blijft er nog wel een
kleine luchtstroom gehandhaafd.
)Druk deze toets in om de lucht inhet interieur te laten recirculeren.Het lampje van de toets gaat
branden en het symbool vande luchtrecirculatie wordt
weergegeven.
D
eze stand dient om de toevoer vanbuitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. De luchtrecirculatie wordt automatischingeschakeld als de ruitensproeiers wordengeactiveerd. )
Druk zodra de omstandigheden het
toelaten de toets nogmaals in om de
toevoer van buitenlucht weer te activeren en het beslaan van de ruiten te voorkomen. Het lampje van de toets gaat uit.
)
Druk deze toets herhaaldelijk in om de luchtstroom te verdelen
naar:
- de voorruit, de zijruiten en de beenruimte,
- de voorruit en zi
jruiten (ontwasemen of
ontdooien),
- de middelste ventilatieroosters enzijventilatieroosters,
- de middelste ventilatieroosters, dezijventilatieroosters en de beenruimte,
- de beenruimte.
Regeling luchtopbrengst
Het symbool van de luchtopbrengst (ventilator) wordt op het display weergegeven en wordt afhankelijk
van de ingestelde waarde geleidelijk voller.
) Druk op deze toets"lege ventilator"
om de luchtopbrengst te verlagen.