125
6
Veiligheid
Werking
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar (REF)
Trap het rempedaal bij een noodstopkrachtig en volledig in en laat hetniet los.
Zorg er bij ver vanging van de wielen(banden en velgen) voor dat wielenworden gemonteerd die voor uw autozijn gehomologeerd. De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijndoor het trillen van het rempedaal. Als dit lamp
je gaat branden in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display,
duidt dit op een storing in het ABS-systeem, waardoor u tijdens het remmen decontrole over uw auto zou kunnen verliezen.
Als dit lamp
je gaat branden in combinatie met het lampje STOP,Peen geluidssignaal en een meldingop het display, duidt dit op eenstoring in de elektronische remdrukregelaar
waardoor u tijdens het remmen de controleover uw auto zou kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk. Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
126
Veiligheid
Dynamische stabiliteitscontrole(CDS)
Inschakelen
Dit systeem wordt automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart. Het systeem wordt geactiveerd zodra de wielen te
weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel knipperen.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn het CDS-systeem uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
Het CDS-systeem zorgt voor meer veiligheid tijdens het rijden. Debestuurder mag zich echter nooit latenverleiden tot het nemen van meer risico's of te hard rijden. De goede werking van het systeem wordt verzekerd door de naleving vande voorschriften van de constructeur met betrekking tot de wielen (banden en velgen), onderdelen van hetremsysteem, elektronische onderdelen alsmede de montageprocedure en hetuitvoeren van werkzaamheden door het PEUGEOT- netwerk. Laat het systeem na een aanrijding controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerdewerkplaats.
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, duidt
dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Opnieuw inschakelen
Het is echter aanbevolen het systeem zo snel
mogelijk weer in te schakelen.
)Druk op de knop of, afhankelijk
van de uitvoering, zet dedraaiknop in deze stand.
Het s
ysteem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h. Als het lamp
je op de (draai)knop gaat branden, grijpt het CDS-systeem niet meer in op de
werking van de motor.
)Druk nogmaals op de knop of, afhankelijk van de uitvoering, zet de draaiknop in deze stand omhet systeem handmatig weer in
te schakelen.
127
6
i
Veiligheid
Grip control
waarmee de aandrijving wordt verbeterd op
ondergronden met sneeuw, modder en zand.
Het systeem zorgt, in combinatie met vier seizoenen-banden van het type M&S (Mud andSnow: 215/60 R16), voor optimale veiligheid,grip en aandrijving.
Dit systeem werkt in elke situatie op optimale wijzeen zorgt er voor dat u ook onder omstandighedenmet weinig grip, die u tijdens toeristisch gebruik
kunt tegenkomen, uw weg kunt vervolgen. Het gaspedaal dient voldoende te worden
ingetrapt om het systeem optimaal gebruik
te laten maken van het motorvermogen. De elektronica zorgt zelf voor de juiste instellingen. Tijdens de werking van het systeem draait
de motor soms met hoge toerentallen, dit is
normaal.
Na het afzetten van het contact schakelt het systeem altijd de normale stand in (CDS).
Normale stand
Dit is de normale stand voor situaties waarinweinig wielslip optreedt, gebaseerd op de
meest voorkomende omstandigheden tijdens het rijden op autowegen en snelwegen.
) Zet de draaiknop in deze stand.
Afhankelijk van de gekozen stand verschijnt als bevestiging een meldingop het multifunctionele display of op hetdisplay van het instrumentenpaneel.
Sneeuwstand
In deze stand past het systeem bij het
wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid
grip die elk voor wiel op dat moment heeft.
Tijdens het optrekken optimaliseer t hetsysteem de wielslip zodanig dat de beschikbaregrip effectief wordt gebruikt voor een maximale acceleratie.
)Zet de draaiknop in deze stand.
133
6
Veiligheid
Uitschakelen
Dit waarschuwingslampje brandt ophet instrumentenpaneel bij aangezet contact en zolang de airbag isuitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kindde airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in derijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Plaats geen kinderzitje op devoorstoel als minimaal één van beide waarschuwingslampjes van de airbagspermanent blijft branden. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT- netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan met afgezet contactde schakelaar weer op
"ON"
om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen.
Storing
Als dit lampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met eengeluidssignaal en een melding op het
display, laat het systeem dan controleren
door het PEU
GEOT- net wer k of een gekwalificeerde
werkplaats. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
Als dit lampje knipper t, raadpleeg dan het PEUGEOT- netwerk of eengekwalificeerde werkplaats. De
kans bestaat dat de airbag aanpassagierszijde bij een ernstigeaanrijding niet wordt geactiveerd.
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld: )steek de sleutel in de schakelaar
voor uitschakelen van de airbag aanpassagierszijde, )draai deze in de stand "OFF" , )ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
134
Veiligheid
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B ), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het desbetreffende portierpaneel.
De zijairbags beschermen de bestuurder en de voorpassagier bij een ernstige zijdelingseaanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de por tierzijde.
Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Windowairbags
De windowairbags beschermen de bestuurder en passagiers (uitgezonderd de middelste
passagier achter) bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
v
an het hoofd te verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat deairbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag niet geactiveerd.
Activering
De windowairbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B ), waarbij de krachten loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de ruiten.
Als dit waarschuwin
gslampje gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en eenmelding op het multifunctionele display,
raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats om het systeem
te latencontroleren. De kans bestaat dat deairbags bij een ernstige aanrijding niet worden
geactiveerd.
Storing
175
7
Praktische informatie
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals het audio- en
telematicas
ysteem, de ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal maximaal 30 minuten gebruiken.
Eco-mode
Inschakelen van de
eco-mode
Als deze tijd is verstreken, geeft een melding
op het display aan dat de eco-mode is ingeschakeld en worden de actieve functies in de ruststand gezet.
Als u o
p het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan hetgesprek nog gedurende ongeveer 10 minutenworden voortgezet via de handsfree set van uwautoradio.
Uitschakelen van de
eco-mode
De functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor gestart wordt. )
Start om de functies direct weer te kunnen gebruiken de motor en laat deze minstens5 minuten draaien.
Als de accu ontladen is, kan demotor niet gestart worden (zie de desbetreffende paragraaf).
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Ti
jdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies(airconditioning, achterruitver warming, ...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van deaccu dit toelaat.
195
8
Onderhoud
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffenniet in het riool, in het water of op de grond.Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containersbij het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Afgewerkte producten
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoerendoor het PEUGEOT- netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt aangegeven
door het verklikkerlampje Service in combinatiemet een geluidssignaal en een melding op het
display (volgens uitvoering).
196
Onderhoud
Controles
12V- accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam omregelmatig te controleren of de
accupolen en -klemmen schoon zijn,
vooral bij warm weer en in de winter.
Deze sticker, die hoort bi
j het Stop & Start-systeem, geeft aan dat er een speciale
12V-loodaccu is gebruikt die alleen
losgekoppeld en/of vervangen mag worden
door het PEUGEOT-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter ver vuild is,
wordt u hierop geattendeerd
door het permanent branden van dit lampje in combinatie met een waarschuwingsmelding ophet display (volgens uitvoering).
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de
omstandigheden het toelaten, met een snelheid
van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden is het minimum
brandstofadditiefniveau bereikt: raadpleeg deparagraaf "Niveau brandstofadditief ".
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer dat het roetfilter geregenereerd wordt een brandluchtruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheidwordt gereden of de motor langdurigstationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op deprestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu. Raadplee
g, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het garantie- en onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto
voor het laten controleren van bepaalde onderdelen volgens het onderhoudsschema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek ver vangen
volgens de in het garantie- en
onderhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.Raadpleeg het garantie- en
onderhoudsboekje voor het
ver vangingsinterval van ditonderdeel. Raadpleeg voordat u de accukabels losneemt
de rubriek "12V-accu" voor meer informatieover de te nemen voorzorgsmaatregelen. Als de om
geving (veel stof...) en het gebruik (veel stadsverkeer...) daar toe aanleidinggeven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen .
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van
de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.