LET OP!
Het bandenspanningscontrole-systeem is geoptimaliseerd voor
de originele banden en wielen. De
bandenspanning en waarschu-
wing van het bandenspannings-
controlesysteem zijn ingesteld
voor de bandenmaat van uw
auto. Het gebruik van vervan-
gende onderdelen met een andere
maat of van een ander of type kan
leiden tot een ongewenste wer-
king van het systeem of schade
aan de sensoren. Door het ge-
bruik van niet-originele wielen
kunnen de sensoren beschadigd
raken. Gebruik geen niet-
originele bandenafdichtingsmid-
delen of balansgewichten als de
auto is uitgerust met een banden-
spanningscontrolesysteem, om-
dat dit schade aan de sensoren
kan veroorzaken.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Plaats na het controleren van de
bandenspanning of het vullen van
de banden altijd de ventieldop te-
rug. Dit voorkomt het binnentre-
den van vocht en vuil in het ven-
tiel, waardoor de bandenspanning
nadelig wordt beïnvloed.
OPMERKING:
Het bandenspanningscontrole- systeem is niet bedoeld als ver-
vanging voor normaal onder-
houd en waarschuwt niet bij
andere problemen met de band.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem mag niet worden gebruikt als
bandenspanningsmeter. Als u met een veel te lage ban- denspanning rijdt, raakt de
band oververhit en kan de band
defect raken. Een te lage ban-
denspanning verhoogt ook het
brandstofverbruik, vermindert
de levensduur van de band en
kan het rij- en remgedrag van de
auto nadelig beïnvloeden. Het TPMS is geen vervanging
voor het juiste bandenonder-
houd en de bestuurder is er ver-
antwoordelijk voor om de juiste
bandenspanning te handhaven
met gebruik van een precieze
bandenspanningsmeter, zelfs
als de spanning nog niet zover is
afgenomen dat het waarschu-
wingslampje voor lage banden-
spanning gaat branden.
Het bandenspanningscontrole- systeem registreert altijd de wer-
kelijke bandenspanning, ook als
die spanning onder invloed van
temperatuurverschillen veran-
dert.
PREMIUMSYSTEEM
Het bandenspanningscontrolesys-
teem maakt gebruik van draadloze
technologie met op de velg gemon-
teerde elektronische sensoren die de
bandenspanning meten. De sensoren,
die bij het ventiel op de velgen zijn
gemonteerd, sturen informatie over
de bandenspanning naar de ont-
vangstmodule.
180
OPMERKING: Het is uiterst be-
langrijk dat u de spanning van alle
banden van de auto maandelijks
controleert en de banden zo nodig
op de juiste spanning brengt.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem bestaat uit de volgende onderde-
len:
1. Ontvangstmodule
2. Vier bewakingssensors banden-
spanning
3. Drie triggermodules (aangebracht
in drie van de vier wielkasten)
4. Verschillende berichten van het
bandenspanningscontrolesysteem,
die verschijnen op het scherm van het
elektronische voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)
5. Bandenspanningslampje
Waarschuwingen van het
bandenspanningscontrolesysteemAls de spanning van één of
meer banden te laag is, gaat
het bandenspanningslampje in
de instrumentgroep branden en klinkt
het geluidssignaal. Verder verschijnt op het elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC) gedurende mini-
maal vijf seconden het bericht "In-
flate Tire to XX" (Pomp de band op
tot XX) en wordt er een grafiek van de
bandenspanning(en) getoond, waarin
de banden met een te lage spanning
knipperen. De waarde die in de ban-
denspanningstabel staat vermeld is de
bandenspanningswaarde die in het
bericht "Inflate Tire to XX" (Pomp de
band op tot XX) in het EVIC wordt
weergegeven.
Als dit gebeurt, dient u direct te stop-
pen en de banden met te lage span-
ning (knipperend op het EVIC-
scherm) op de spanning te brengen
die in de bandenspanningstabel staat
vermeld. Zodra het systeem de
nieuwe bandenspanningen heeft ont-
vangen, wordt het systeem automa-
tisch bijgewerkt, verdwijnt het bericht
“Inflate Tire to XX” (Pomp de band
op tot XX), stopt het knipperen van
de te lage waarden in de grafiek op het
EVIC-scherm en gaat het banden-
spanningslampje uit. Het is mogelijk
dat u eerst ongeveer 20 minuten met
een snelheid hoger dan 24 km/u moet
rijden, voordat het bandenspannings-
controlesysteem deze informatie ont-
vangt.
Waarschuwing
bandenspanningscontrolesysteem
controleren
Wanneer een systeemstoring is gecon-
stateerd, klinkt er een geluidssignaal
en knippert het bandenspannings-
lampje gedurende 75 seconden en
blijft dit vervolgens continu branden.
Daarnaast wordt in het EVIC ten
minste vijf seconden lang het bericht
"CHECK TPM SYSTEM" (banden-
spanningscontrolesysteem controle-
ren) weergegeven. Daarna worden er
streepjes (- -) getoond in plaats van
bandenspanningswaarden om aan te
geven welke sensor niet meer werkt.
Als het contact wordt uitgeschakeld
en vervolgens weer ingeschakeld, zal
deze reeks worden herhaald wanneer
de systeemstoring zich nog steeds
voordoet. Als de storing in het systeem
is opgeheven, stopt het bandenspan-
ningslampje met knipperen, ver-
dwijnt het bericht "CHECK TPM
181
SYSTEM" (bandenspanningscontro-
lesysteem controleren) van het EVIC-
display en verschijnt er een spanning-
waarde in plaats van de twee
streepjes. Een systeemstoring kan de
volgende oorzaken hebben:
1. Storing door elektronische toestel-
len of als men langs installaties rijdt
die dezelfde radiofrequenties uitzen-
den als de bandenspanningssensoren.
2. Installatie van een bepaalde kleur
ramen die men later aanbrengt waar-
door de radiogolfsignalen worden
beïnvloed.
3. Veel sneeuw of ijs aan de wielen of
in de wielkasten.
4. Het gebruik van sneeuwkettingen.
5. Gebruik van wielen/banden die
niet zijn uitgerust met bandenspan-
ningssensoren.
Het bericht "CHECK TPM SYSTEM"
(bandenspanningscontrolesysteem
controleren) wordt ook minimaal vijf
seconden in het EVIC weergegeven
wanneer een sensor zich niet op de
juiste plaats bevindt. In dat gevalwordt het bericht "CHECK TPM
SYSTEM" (bandenspanningscontro-
lesysteem controleren) gevolgd door
een afbeelding waarin de banden-
spanningswaarden nog steeds worden
weergegeven. Dit duidt erop dat de
bandenspanningswaarden nog steeds
van de bandenspanningssensoren
worden ontvangen, maar dat deze
sensoren zich mogelijk niet op de
juiste plaats bevinden. Het systeem
vereist echter nog steeds onderhoud
zolang het bericht "CHECK TPM
SYSTEM" (bandenspanningscontro-
lesysteem controleren) wordt weerge-
geven.
BRANDSTOFVEREISTEN
Alle motoren voldoen aan alle
emissie-eisen, hebben een laag brand-
stofverbruik en bieden optimale rijei-
genschappen als u hoogwaardige
loodvrije benzine met een minimum
octaangehalte van 91 gebruikt.
Licht pingelen bij lage motortoeren-
tallen is niet schadelijk voor de motor.
Aanhoudend zwaar pingelen bij hoge
motortoerentallen kan echter schade
veroorzaken en vereist onmiddellijkonderhoud. Benzine van slechte kwa-
liteit kan problemen veroorzaken, zo-
als slecht starten, afslaan en haperen
van de motor. Als u last heeft van
dergelijke storingen, probeer dan
eerst een ander merk benzine voordat
u contact opneemt met uw dealer.
Meer dan 40 automobielfabrikanten
overal ter wereld hebben uniforme
specificaties opgesteld voor de kwali-
teit van brandstoffen (het Worldwide
Fuel Charter, WWFC). Deze specifi-
caties definiëren de noodzakelijke ei-
genschappen voor de optimale emis-
siewaarden, prestaties en
duurzaamheid van uw auto. De fabri-
kant raadt het gebruik van benzine
aan die voldoet aan de WWFC-
specificaties.
METHANOL
Methanol (methyl- of houtalcohol)
wordt in uiteenlopende concentraties
gemengd met loodvrije benzine. Er
zijn brandstoffen op verkrijgbaar die
3% of meer methanol bevatten, sa-
men met andere alcoholsoorten die
co-solventen worden genoemd. Voor
182
LocatiePatroonzeke-
ring Minizekering Omschrijving
1 40 A groen — Power Top-module
2 —20 A geel Vacuümpomp remsysteem
3 —10 A rood Derde remlicht (midden) / remschakelaar
4 —10 A rood Contactschakelaar
5 —20 A geel Trekhaak (indien aanwezig)
6 —10 A rood Bedieningselementen elektrisch bediende buitenspiegels /
klimaatregeling
7 —30 A groen Spanning bij uitgeschakeld contact (IOD), sensor 1
8 —30 A groen Spanning bij uitgeschakeld contact (IOD), sensor 2
9 40 A groen Accuspanning – elektrisch verstelbare stoelen (voor be-
paalde uitvoeringen/landen)
10 —20 A geel Instrumentenpaneel / centrale portiervergrendeling / interi-
eurverlichting
11 — 15 A lichtblauw Selecteerbaar aansluitcontact (in middenarmsteun)
12 —20 A geel —
13 —20 A geel Contact / sigarettenaansteker
14 —10 A rood Instrumentenpaneel
15 40 A groen — Relais radiateurventilator
16 — 15 A lichtblauw Zonnedak (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
17 —10 A rood Draadloze regelmodule (WCM) / klok / stuurbedieningsmo-
dule (SCM)
18 40 A groen — Relais automatische uitschakeling (ASD)
19 —20 A geel Audioversterker (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
229