WEGWIJS IN UW AUTO135
1
❍De metingen van de sensor kunnen beïnvloed worden/zijn
door ultrasone systemen (bijv. luchtdrukremmen van vracht-
wagens of pneumatische hamers) die zich in de nabijheid be-
vinden.
❍De prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook beïn-
vloed worden door de positie van de sensoren. Bijvoorbeeld
als de stand van de auto wordt gewijzigd (door slijtage van
schokdempers, wielophanging) of door de banden te verwis-
selen, de auto te zwaar te beladen of door speciale aanpassin-
gen waardoor de auto verlaagd wordt.De verantwoordelijkheid tijdens het parkeren en
andere gevaarlijke handelingen ligt altijd en
overal bij de bestuurder. Controleer als u de auto
parkeert of zich geen personen (in het bijzonder kinde-
ren) of dieren in de buurt van de auto bevinden. De par-
keersensoren moeten als een hulpmiddel voor de
bestuurder beschouwd worden. De bestuurder moet tij-
dens eventueel gevaarlijke parkeermanoeuvres altijd
volledig zijn aandacht behouden, ook als de manoeu-
vres met lage snelheid worden uitgevoerd.
136WEGWIJS IN UW AUTO
De bestuurder blijft te allen tijde verantwoorde-
lijk voor parkeermanoeuvres. Bij het inparkeren
dient hij zich er altijd van te vergewissen dat
zich op de vrije parkeerplek geen personen of dieren
bevinden.
De parkeersensoren vormen een hulpmiddel voor
de bestuurder. Deze dient echter zelf altijd goed te
blijven opletten tijdens mogelijk gevaarlijke par-
keermanoeuvres, ook al worden die met lage snelheid
worden uitgevoerd. Het Magic Parking-systeem regelt
op GEEN ENKELE manier de snelheid van de auto tij-
dens het inparkeren: de bestuurder moet door gasgeven
en remmen zelf de snelheid regelen.
MAGIC PARKING (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het Magic Parking-systeem attendeert de bestuurder erop wan-
neer parallel aan de rijbaan een parkeerplek wordt gevonden die
groot genoeg is voor auto; bij het inparkeren neemt het systeem
vervolgens de besturing van de auto over.Ter ondersteuning ontvangt de bestuurder tijdens het inparkeren
informatie van de parkeersensoren (4 achter en 4 voor) die de af-
stand aangeven tot eventuele obstakels voor of achter de auto.
Bij het zoeken van een geschikte parkeerplek zijn de sensoren
voor en achter niet actief: ze worden automatisch geactiveerd
bij het inschakelen van de achteruit.
WEGWIJS IN UW AUTO137
1
SENSOREN
Voor het zoeken van een parkeerplek maakt het systeem gebruik
van sensoren aan de zijkant (zie fig. 81).
Deze sensoren worden automatisch geactiveerd bij een snelheid
lager dan circa 30 km/h. Wanneer de auto vervolgens een plek
passeert die geschikt wordt bevonden om te parkeren, kan de
bestuurder de functie activeren met de daarvoor bestemde knop,
waarna op het instrumentenpaneel de instructies voor het in-
parkeren worden weergegeven. Zolang de bestuurder de func-
tie niet met de daarvoor bestemde knop heeft geactiveerd, wordt
er geen informatie op het instrumentenpaneel weergegeven.WERKING
De parkeerhulpfunctie kan alleen worden ingeschakeld als het
instrumentenpaneel is geactiveerd en de snelheid lager is dan cir-
ca 30 km/h. De inparkeerprocedure kan worden onderverdeeld
in de volgende fasen:
❍Inschakeling: door de knop fig. 82 in te drukken wordt be-
gonnen met het zoeken van een geschikte plek.
❍Zoeken: met behulp van de sensoren aan de zijkant, zoekt
het systeem continu naar een vrije parkeerplek die groot genoeg
is voor de auto. De bestuurder kan met de richtingaanwijzer-
schakelaar aangeven aan welke kant van de weg hij wil parkeren
(indien het systeem geen informatie van de richtingaanwijzer-
schakelaar krijgt of als de waarschuwingsknipperlichten zijn in-
geschakeld, zoekt het systeem aan de passagierszijde).
BELANGRIJK Het systeem is zodanig geprogrammeerd dat het
ZOEKEN automatisch wordt beëindigd wanneer er na 10 mi-
nuten nog geen geschikte parkeerplek is gevonden.
fig. 81
L0E0296mfig. 82L0E0241m
138WEGWIJS IN UW AUTO
❍Herkenning: als het systeem een vrije parkeerplek herkent
die groot genoeg is voor de auto, attendeert het de bestuurder
hierop en geeft het aanwijzingen over wat de bestuurder moet
doen om het inparkeren te starten.
❍Inparkeren: de bestuurder krijgt het verzoek de achteruit
in te schakelen, het stuurwiel los te laten en het gaspedaal, rem-
pedaal en koppelingspedaal (bij auto's met een handgescha-
kelde versnellingsbak) of het gaspedaal en rempedaal (bij auto's
met een automatische versnellingsbak) te bedienen. Het systeem
neemt de besturing over om de auto achteruit in te parkeren.
Met het ononderbroken geluidssignaal van de zoemer van de par-
keersensoren achter wordt (indien nodig) aangegeven dat het
achteruitrijden moet worden beëindigd.
BELANGRIJK Het systeem is zodanig geprogrammeerd dat de
fase van het INPARKEREN wordt beëindigd wanneer de par-
keermanoeuvre na 3 minuten nog niet is voltooid.❍Beëindiging: Als de parkeerplek groot genoeg is, vindt het
inparkeren in één enkele manoeuvre plaats en hoeft de be-
stuurder verder niets meer te doen om de auto recht te zetten.
Wanneer één of meer keer steken nodig is om de auto recht te
zetten, geeft het systeem de besturing terug aan de bestuurder
die de auto dan verder handmatig moet inparkeren.
BELANGRIJK Wanneer het achteruit inparkeren voltooid is,
wordt het systeem gedeactiveerd en het stuur automatisch in
de rechtuitstand gezet; de bestuurder moet zelf de manoeuvre
handmatig afsluiten.
Het parkeerhulpsysteem maakt gebruik van de
volgende componenten:
❍parkeersensoren voor en achter;
❍sensoren aan de zijkant;
❍stuurinrichting;
❍wielen en remsysteem;
❍instrumentenpaneel.
Een defect of storing aan een van deze componen-
ten/systemen kan tot gevolg hebben dat het Magic Par-
king-systeem niet meer naar behoren functioneert.
140WEGWIJS IN UW AUTO
❍parkeerplekken die circa 130 cm langer zijn de auto:voor
inparkeren is een aantal manoeuvres nodig waarbij het systeem
alleen bij de eerste de besturing overneemt (de daaropvolgende
manoeuvres moeten geheel door de bestuurder zelf worden ver-
richt).
Voor de kant van de weg waar naar een parkeerplek moet wor-
den gezocht en moet worden ingeparkeerd, kan de bestuurder:
1)
DKiezen voor zoeken en inparkeren aan passagierszijde met:
❍de richtingaanwijzerschakelaar in de middelste stand;
❍de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld;
❍de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld en de rich-
tingaanwijzerschakelaar in de stand naar passagierszijde;
❍de richtingaanwijzerschakelaar in de stand naar passagiers-
zijde.
2)
FKiezen voor zoeken en inparkeren aan bestuurderszijde
met:
❍de richtingaanwijzerschakelaar in de stand naar bestuur-
derszijde;
❍de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld en de rich-
tingaanwijzerschakelaar in de stand naar bestuurderszijde.
Het systeem informeert de bestuurder over de kant waar wordt
gezocht en de uit te voeren manoeuvre door middel van mel-
dingen op het display van het instrumentenpaneel en de sym-
bolen (
FenD) voor de linker- en rechterkant. Het zoeken vindt echter hoe dan ook aan beide kanten plaats,
zodat onmiddellijk na het passeren van een geschikt geachte par-
keerplek nog met de richtingaanwijzerschakelaar een specifie-
ke kant kan worden gekozen.
Tijdens de fase van het zoeken mag de snelheid niet hoger zijn
dan circa 30 km/h. Wanneer de snelheid hoger wordt dan circa
25 km/h wordt de bestuurder gewaarschuwd vaart te minderen
en zodra de snelheid hoger wordt dan circa 30 km/h wordt het
systeem uitgeschakeld. In dat geval moet het systeem opnieuw
worden geactiveerd door het indrukken van knop A-fig. 82.
Als de functie “Rijbaanwisseling” (zie de paragraaf “Buiten-
verlichting”) is ingeschakeld, vindt het zoeken van een par-
keerplek altijd aan passagierszijde plaats.
Wanneer tijdens de fase van het zoeken naar een parkeerplek de
parkeersensoren (zie hoofdstuk “Parkeersensoren voor en ach-
ter”) worden ingeschakeld, wordt de Magic Parking-functie van
het systeem uitgeschakeld.
Bij het zoeken naar een parkeerplek en het uit-
voeren van de parkeermanoeuvre dienen te allen
tijde de verkeersregels in acht te worden genomen.
WEGWIJS IN UW AUTO141
1
Herkenning van een parkeerplek fig. 84
Als het systeem een geschikte parkeerplek vindt tussen twee ge-
parkeerde auto's of eventuele andere objecten met een groot zij-
oppervlak (bijvoorbeeld vuilcontainers), geeft het een signaal dat
er een parkeerplek is gevonden en kan de auto worden ingepar-
keerd. Wanneer de auto al in een goede positie staat om met in-
parkeren te beginnen, verzoekt het systeem de bestuurder de ach-
teruit in te schakelen. In andere gevallen wordt de bestuurder ver-
zocht nog iets verder te rijden.Na het verzoek de achteruit in te schakelen moet de bestuurder
de auto stilzetten en de achteruit inschakelen om zo aan te ge-
ven dat hij met inparkeren wil beginnen. Wanneer de bestuur-
der daarentegen in de ingeschakelde versnelling verder rijdt, houdt
het systeem na circa 10 meter geen rekening meer met de ge-
vonden parkeerplek en begint het met zoeken naar een nieuwe
vrije plek.
Manoeuvre
De bestuurder regelt de snelheid van de auto met het gaspedaal,
rempedaal en koppelingspedaal (alleen bij uitvoeringen met hand-
geschakelde versnellingsbak), terwijl het systeem de besturing
overneemt om de auto zo goed mogelijk op de gevonden plek in
te parkeren.
Tijdens het inparkeren kan worden gebruikgemaakt van de in-
formatie van de parkeersensoren (bij het achteruit rijden wordt
aanbevolen door te rijden tot de sensoren achter een ononder-
broken signaal geven). Het blijft daarbij echter altijd belangrijk
de omgeving in de gaten te houden.
Tijdens de manoeuvre kan de auto worden stilgezet en kan de
achteruit, mits de auto blijft stilstaan, voor korte tijd worden uit-
geschakeld (bijvoorbeeld om een voetganger de betreffende par-
keerplek te laten oversteken).
Tijdens de fase van het inparkeren moet de snelheid lager zijn
dan circa 7 km/h, anders wordt de manoeuvre afgebroken.
fig. 84
L0E1016g
142WEGWIJS IN UW AUTO
Als de bestuurder tijdens het inparkeren, bedoeld of onbedoeld,
het stuurwiel aanraakt (het vastgrijpt of de beweging ervan ver-
hindert), wordt de manoeuvre afgebroken.
Wanneer oneffenheden op het wegoppervlak of obstakels voor de
wielen de beweging van de auto zodanig beïnvloeden dat de juis-
te manoeuvre niet kan worden gemaakt, wordt het inparkeren
mogelijk afgebroken.
Beëindiging van de manoeuvre
Als de parkeerplek groot genoeg is, wordt het inparkeren in één
manoeuvre uitgevoerd. Na het uitschakelen van de achteruit wordt
het stuur in de rechtuitstand gezet, waarna de manoeuvre als vol-
tooid wordt beschouwd en het systeem wordt uitgeschakeld. Als
de parkeerplek niet groot genoeg is en het inparkeren alleen in
meerdere manoeuvres kan worden uitgevoerd, wordt de be-
stuurder door middel van een bijbehorende melding op het dis-
play van het instrumentenpaneel geïnformeerd dat hij het in-
parkeren zelf handmatig dient te voltooien.Algemene opmerkingen
❍De bestuurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor par-
keermanoeuvres. Controleer als u de auto parkeert of zich geen
personen, dieren of obstakels in de buurt van de auto bevinden.
Het Magic Parking-systeem vormt (evenals de parkeersensoren)
een hulpmiddel voor de bestuurder. Deze dient echter altijd goed
te blijven opletten tijdens mogelijk gevaarlijke parkeermanoeu-
vres, ook al worden die met lage snelheid worden uitgevoerd.
❍Wanneer de positie van de sensoren door een aanrijding niet
meer correct is, kan dat tot gevolg hebben dat het systeem niet
meer naar behoren functioneert.
❍Wanneer de sensoren zijn bedekt met vuil, sneeuw, ijs of mod-
der of zijn overgespoten met een nieuwe laklaag, kan dat tot ge-
volg hebben dat het systeem niet meer naar behoren functioneert.
❍Voor een juiste werking van het systeem moeten de sensoren
altijd schoon zijn. Wees voorzichtig bij het reinigen van de sen-
soren om krassen of beschadigingen te voorkomen; gebruik geen
droge, grove of harde doek. De sensoren moeten worden gerei-
nigd met schoon water, waaraan eventueel autoshampoo is toe-
gevoegd. In wastunnels waar gebruik wordt gemaakt van stoom
of hogedrukreiniging, moeten de sensoren kort worden gereinigd.
Houd hierbij de spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
Als u het stuurwiel tijdens een manoeuvre met
de hand wilt blokkeren, kunt u het beste de bui-
tenrand stevig vastgrijpen. Probeer niet de han-
den tussen de spaken te steken of de spaken zelf vast te
pakken.
WEGWIJS IN UW AUTO143
1
❍De nabijheid van ultrasone geluidsbronnen (bijv. luchtdruk-
remmen van vrachtwagens of pneumatische hamers) bij de sen-
soren, kan tot gevolg hebben dat ze niet meer naar behoren func-
tioneren.
❍De sensoren kunnen niet bestaande objecten signaleren
(“echo-storing”); dit wordt veroorzaakt door mechanische sto-
ringen, bijvoorbeeld: wassen van de auto, regen, zeer harde wind
en hagel.
❍De sensoren nemen objecten van bepaalde materialen of met
een specifieke vorm mogelijk niet waar (zeer dunne palen, aan-
hangerdissels, platen, netten, struiken, parkeerobstakels, vuil-
nisbakken, fietsen, scooters enz.). Let altijd goed op en contro-
leer of de auto inderdaad op de door het systeem gevonden par-
keerplek kan worden geparkeerd.
❍Het gebruik van banden (één of meer) of velgen met andere
afmetingen dan de banden of velgen waarmee de auto bij aan-
schaf was uitgerust, kan tot gevolg hebben dat het systeem niet
meer naar behoren functioneert.
❍Wanneer de accu losgekoppeld is geweest of sterk is ontladen,
kan het Magic Parking-systeem pas worden gebruikt nadat het
systeem is geïnitialiseerd door een bochtig parcours van enkele
honderden meters te volgen.
❍Als er een aanhanger aan de auto is gekoppeld (waarvan de
stekker op de juiste manier is aangesloten), wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld.❍Bij het zoeken is het mogelijk dat het systeem een ongeschikte
plek (bijv. een inrit, zijstraat of plek bij een kruising) ten onrechte
als geschikt beoordeelt en met inparkeren wil beginnen.
❍Bij parkeren op een helling functioneert het systeem mogelijk
minder goed en schakelt het zichzelf uit.
❍Wanneer een gevonden parkeerplek zich tussen twee op de
stoep geparkeerde auto's bevindt, is het mogelijk dat het systeem
de auto ook op de stoep parkeert.
❍In zeer krappe bochten kunnen sommige manoeuvres mo-
gelijk niet worden uitgevoerd.
❍Let tijdens het inparkeren goed op dat de omstandigheden
niet veranderen (bijv. aanwezigheid van personen en/of dieren op
de parkeerplek, voorbijrijdende auto's enz.) en grijp direct in wan-
neer dat nodig is.
❍Let tijdens het inparkeren op auto's die uit de tegenoverge-
stelde rijrichting komen. Neem altijd de verkeersregels is acht.