•Uconnect® RADIO — INDIEN AANWEZIG ................208
• BEDIENING iPod®/USB/MP3 — indien aanwezig ............208
• AUDIOTOETSEN OP HET STUURWIEL — INDIEN AANWEZIG . . . .209
•Bediening van de radio .......................... .209
• Cd-speler .................................. .209
•ONDERHOUD VAN CD’s EN DVD’s ....................209
• WERKING VAN DE RADIO EN MOBIELE TELEFOONS ........210
• KLIMAATREGELING .............................210
•Algemeen overzicht ............................ .210
• Functies van de klimaatregeling .....................214
• Automatische temperatuurregeling (ATC) ................215
• Aanwijzingen voor bediening ...................... .216
178
brandstofverbruik, dagteller A, dagteller B, au-
dio, opgeslagen meldingen, scherm instellen).
•Knop pijl omlaag
Druk kort op de knop pijl omlaag om
omlaag te bladeren door het hoofd-
menu en de submenu’s (hoofdme-
ter, mph/km/u, voertuiginformatie,
terrein, bestuurderhulp, brandstof-
verbruik, dagteller A, dagteller B, audio, opgesla-
gen meldingen, scherm instellen).
• Knop pijl naar rechts
Druk kort op de knop pijl naar
rechts voor toegang tot de informa-
tieschermen of submenuschermen
van een hoofdmenu.
• Knop terug/pijl naar links
Druk kort op de knop pijl naar links
voor toegang tot de informatie-
schermen of submenuschermen
van het hoofdmenu. •
Knop OK
Druk op de knop OK voor toegang tot en
selectie op de informatieschermen of subme-
nuschermen van een hoofdmenu. Houd de
knop OK gedurende twee seconden ingedrukt
om afgebeelde/geselecteerde functies te reset-
ten waarvoor dat mogelijk is.
SCHERMEN VAN ELEKTRONISCH
VOERTUIGINFORMATIECENTRUM
(EVIC)
De EVIC-schermen bevinden zich in het mid-
dendeel van de instrumentengroep en bestaan
uit 8 delen:
1. Hoofdscherm — De binnenring van het
scherm licht grijs op onder normale omstandig-
heden, geel voor niet-kritieke waarschuwingen,
rood voor kritieke waarschuwingen, en wit voor
on-demand informatie.
2. Audio-/telefooninformatie en submenu-
informatie — Wanneer er submenu’s beschik-
baar zijn, wordt het deel met de submenu’s hier
weergegeven.
3. Instelbare indicatoren/informatie 4. Indicatoren/richtingaanwijzers
5. Status van schakelhendel (PRNDL)
6. Selecteerbare informatie (kompas, tempera-
tuur, radius tot lege tank, dagteller A, dagteller
B, gemiddeld brandstofverbruik [MPG])
7. Status van de luchtvering
8. Status van 4WD
9. Selecteerbare Meter 2
10. Selecteerbare Meter 1
In het hoofdscherm worden normaal gesproken
het hoofdmenu of de schermen van een geko-
zen functie uit het hoofdmenu weergegeven.
Op het hoofdscherm worden ook ongeveer 60
mogelijke waarschuwings- of informatieberich-
ten weergegeven. Deze berichten zijn onder-
verdeeld in verschillende categorieën:
•
Opgeslagen berichten met vijf-
seconden-weergave
Zodra ze van toepassing zijn, worden deze
berichten gedurende vijf seconden in het hoofd-
scherm weergegeven, waarna opnieuw het vo-
rige scherm wordt getoond. De meeste berich-
188
Trip B (Rit B)Druk kort op de knop pijl links of pijl
rechts totdat het pictogram van
dagteller B is gemarkeerd in het
EVIC (schakelen naar links of
rechts om dagteller A of B te selec-
teren). De informatie van dagteller
B is de volgende:
• Distance (Afstand)
• Average Fuel Economy (Gemiddeld brand-
stofverbruik)
• Elapsed Time (Verstreken tijd)
Houd de knop OK ingedrukt om alle informatie
te resetten.
Brandstofverbruik
Druk kort op de knop pijl omhoog of
pijl omlaag totdat het pictogram
voor het Brandstofverbruik is
gemarkeerd. •
Average Fuel Economy/Miles Per Gallon
(Gemiddeld brandstofverbruik in mijlen per
gallon) (MPG staafdiagram)
• Range To Empty (RTE) (bereik tot lege tank)
• Current Miles Per Gallon (MPG) (mijlen per
gallon)
Opgeslagen meldingen
Druk kort op de knop pijl omhoog
totdat het pictogram voor het Mel-
dingenscherm is gemarkeerd in het
EVIC. Deze functie toont het aantal
opgeslagen waarschuwingsmel-
dingen. Door op de knop pijl naar
rechts te drukken, kunt u de opgeslagen mel-
dingen zien.
Audio
Druk kort op de knop pijl omhoog of
pijl omlaag totdat het pictogram
voor het Audioscherm is gemar-
keerd in het EVIC. Druk kort op de
knop pijl naar rechts om door de
submenu’s te bladeren en druk op
de knop OK om de actieve bron weer te geven. Instellen scherm
Druk kort op de knop pijl omhoog of
pijl omlaag totdat het pictogram
voor het scherm Screen Setup
(Scherm instellen) is gemarkeerd
in het EVIC. Druk kort op de knop
pijl naar rechts om het submenu
Screen Setup (Scherm instellen) te openen.
Met de functie Screen Setup (Scherm instellen)
kunt u veranderen welke informatie wordt weer-
gegeven in de instrumentengroep, evenals de
plaats waar die informatie wordt weergegeven.
Bestuurderhulp
Druk kort op de knop pijl omhoog of
pijl omlaag totdat het pictogram
voor het Bestuurderhulpscherm is
gemarkeerd in het EVIC. Druk kort
op de knop pijl naar rechts om het
submenu adaptieve cruise control
weer te geven. Raadpleeg voor meer informatie
de paragraaf "Adaptieve cruisecontrol (ACC) —
Indien aanwezig" in het hoofdstuk"De functies
van uw auto".
196
SchermtoetsenSchermtoetsen bevinden zich op het
Uconnect® Access scherm.
Customer Programmable Features
(door de klant te programmeren
functies) — Instellingen Uconnect®
Access 8.4
Kies de schermtoets"Apps"en daarna de
schermtoets "Settings"(Instellingen) om het
scherm voor het instellen van menu’s weer te
geven. In deze modus hebt u via het Uconnect®
Access systeem toegang tot programmeerbare
functies die op uw auto aanwezig kunnen zijn,
zoals scherm, klok, veiligheid/hulp, verlichting,
portieren en sloten, comfort automatisch aan &
starten met afstandsbediening, motor afzetten,
kompasinstellingen, audio en telefoon/Bluetooth.
OPMERKING:
Er kan telkens slechts één onderdeel van
het aanraakscherm tegelijk worden weerge-
geven.
Kies een schermtoets om de gewenste modus
te activeren. Zodra de gewenste modus actief
is, kunt u een instelling kiezen tot er een vinkje naast de instelling wordt weergegeven. Dit
geeft aan dat de instelling is gekozen. Nadat de
instelling is voltooid, kiest u de schermtoets met
de pijl naar links of de toets BACK om naar het
vorige menu terug te keren of kiest u de
schermtoets X om het instellingenscherm te
sluiten. U kunt een instelling selecteren door de
schermtoets Omhoog of Omlaag te kiezen.
Display (scherm)
Nadat u de schermtoets Display (scherm) hebt
gekozen, zijn de volgende instellingen mogelijk.
•
Display Mode (Schermmodus)
In dit scherm kunt u een van de automatische
scherminstellingen selecteren. Voor het wijzi-
gen van de modusstatus drukt u kort op de
schermtoets Day (dag), Night (nacht) of Auto
(automatisch). Kies vervolgens de schermtoets
met de pijl naar links.
• Display Brightness With Headlights ON
(Helderheid van het scherm bij ingescha-
kelde koplampen)
In dit scherm kunt u de helderheid van het
scherm bij ingeschakelde koplampen instellen.
Pas de helderheid aan met de schermtoetsen + en – of door een punt te kiezen op de schaal
tussen de schermtoetsen + en –. Kies vervol-
gens de schermtoets met de pijl naar links.
•
Display Brightness With Headlights OFF
(Helderheid van het scherm bij uitgescha-
kelde koplampen)
In dit scherm kunt u de helderheid van het
scherm bij uitgeschakelde koplampen instellen.
Pas de helderheid aan met de schermtoetsen +
en – of door een punt te kiezen op de schaal
tussen de schermtoetsen + en –. Kies vervol-
gens de schermtoets met de pijl naar links.
• Set Language (Taal instellen)
In dit scherm kunt u een van de drie talen voor
de schermweergave selecteren, met inbegrip
van de ritfuncties en het navigatiesysteem (in-
dien aanwezig). Kies de schermtoets "Set Lan-
guage" (taal instellen) en vervolgens de
schermtoets voor de gewenste taal tot een
vinkje naast de taal verschijnt, dat aangeeft dat
de keuze is gemaakt. Kies de schermtoets met
de pijl naar links om naar het vorige menu terug
te keren.
199
OPMERKING:
Wanneer uw auto schade heeft opgelopen in
het gebied waar zich de sensor bevindt, kan
het zijn dat de sensor niet meer juist uitge-
lijnd is, ook wanneer het plaatwerk niet be-
schadigd is. Laat in een dergelijk geval de
uitlijning van de sensor controleren door
een erkende dealer. Als een sensor niet
correct is uitgelijnd, zal de dodehoekbewa-
king niet op de juiste manier werken.
•ParkView® achteruitrijcamera
Uw auto is mogelijk voorzien van een Park-
View® achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het
gebied achter de auto op het scherm zien
wanneer de schakelhendel in de stand RE-
VERSE is gezet. Het beeld wordt op het aan-
raakscherm van de radio weergegeven, samen
met een waarschuwing dat u op de hele omge-
ving moet blijven letten. Na vijf seconden ver-
dwijnt deze opmerking. De ParkView® camera
bevindt zich aan de achterzijde van de auto,
boven de kentekenplaat. Kies de schermtoets
ParkView® Backup Camera (ParkView® ach-
teruitrijcamera) tot een vinkje naast de instelling verschijnt, dat aangeeft dat de instelling is ge-
kozen. Kies de schermtoets met de pijl naar
links om naar het vorige menu terug te keren.
•
ParkView® Achteruitrijcameravertraging
Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
cameravertraging uitgeschakeld), wordt de ach-
teruitrijcamera uitgeschakeld en wordt opnieuw
het navigatie- of audioscherm weergegeven.
Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
cameravertraging ingeschakeld), wordt het
beeld naar achteren met dynamische rasterlij-
nen weergegeven gedurende 10 seconden na-
dat uit de stand "REVERSE"is geschakeld,
tenzij de voorwaartse voertuigsnelheid hoger is
dan 12 km/u (8 mph), wordt de transmissie in de
stand "PARK" geschakeld, of wordt het contact
uitgeschakeld. Om de ParkView® achteruitrij-
cameravertraging in te stellen, drukt u op de
schermtoets "Controls"(Bedieningselementen),
vervolgens de schermtoets "Safety & Driving
Assistance" (Veiligheid en rijhulp). Kies de
schermtoets "Parkview Backup Camera Delay
(achteruitrijcameravertraging) om het Park-
View® vertraging in of uit te schakelen. •
Regensensor
Wanneer deze functie is geselecteerd, schakelt
het systeem automatisch de ruitenwissers in
wanneer de sensor vocht op de ruit detecteert.
Kies de schermtoets Rain Sensing (regensen-
sor) tot een vinkje naast de instelling verschijnt,
dat aangeeft dat de instelling is gekozen. Kies
de schermtoets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren.
• Hill Start Assist — Indien aanwezig
Wanneer deze functie is geselecteerd, is het Hill
Start Assist (HSA) systeem actief. Raadpleeg
de paragraaf "Elektronische remregeling" in het
hoofdstuk "Starten en rijden" voor informatie
over de werking en bediening van het systeem.
Kies de schermtoets Hill Start Assist tot een
vinkje naast de instelling verschijnt, dat aan-
geeft dat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om naar het
vorige menu terug te keren.
Lights (Verlichting)
Nadat u de schermtoets Lights (Verlichting)
hebt gekozen, zijn de volgende instellingen
mogelijk.
203
Audio
Nadat u de schermtoets Audio hebt gekozen,
zijn de volgende instellingen mogelijk.
•Balans links/rechts - voor/achter
In dit scherm kunt u de balans links/rechts
(Balance) en de balans voor/achter (Fade) in-
stellen.
• Equalizer
In dit scherm kunt u Bass (bas), Mid (midden-
tonen) en Treble (hoge tonen) instellen. Pas de
instellingen aan met de schermtoetsen + en – of
door een punt te kiezen op de schaal tussen de
schermtoetsen + en –. Kies vervolgens de
schermtoets met de pijl naar links.
OPMERKING:
Met Bass/Mid/Treble kunt u door eenvoudig
uw vinger naar boven/beneden te schuiven
de instelling wijzigen. U kunt ook direct op
de gewenste instelling drukken. •
Snelheidsafhankelijke volumeregeling
Deze functie past het volume aan de voertuig-
snelheid aan. Als u de snelheidsafhankelijke
volumeregeling wilt wijzigen, kiest u de scherm-
toets Off (uit), 1, 2 of 3. Kies vervolgens de
schermtoets met de pijl naar links.
• Surround Sound
Met deze functie wordt een ruimtelijke surround
sound gesimuleerd. Kies de schermtoets Sur-
round Sound en selecteer vervolgens On (aan)
of Off (uit). Kies ten slotte de schermtoets met
de pijl naar links.
Telefoon/Bluetooth®
Nadat u de schermtoets Phone/Bluetooth®
(telefoon/Bluetooth®) hebt gekozen, zijn de vol-
gende instellingen mogelijk.
• Gekoppelde apparaten
Deze functie toont welke telefoons zijn gekop-
peld aan het telefoon/Bluetooth®-systeem.
Raadpleeg voor meer informatie uw aanvul-
lende handleiding van Uconnect®.Uconnect® RADIO — INDIEN
AANWEZIG
Voor gedetailleerde informatie over de radio,
raadpleeg uw aanvullende handleiding van
Uconnect®.
BEDIENING iPod®/USB/MP3 —
indien aanwezig
Deze voorziening bevindt zich in het deksel aan
de bovenkant van de middenconsole en maakt
het mogelijk een iPod® of extern USB-apparaat
aan te sluiten op de USB-poort.
iPod® bediening is compatibel met iPod® Mini,
4G, Photo, Nano, 5G en iPhone® apparaten.
Sommige versies van de iPod® software zijn
mogelijk niet volledig compatibel met de func-
ties van de iPod® bediening. Bezoek in dat
geval de website van Apple om de nieuwste
softwareversies te downloaden.
Raadpleeg voor meer informatie de aanvul-
lende handleiding van Uconnect®.
208
AUDIOTOETSEN OP HET
STUURWIEL — INDIEN
AANWEZIG
De knoppen van de afstandsbediening van het
audiosysteem bevinden zich achter op het
stuur. Grijp achter het wiel om toegang te
krijgen tot de schakelaars.
De knop aan de rechterzijde is een tuimelscha-
kelaar met een drukknop in het midden. Hier-
mee kunt u het volume regelen en de modus
van het audiosysteem bepalen. Als u de boven-
zijde van de tuimelschakelaar indrukt, neemthet geluidsvolume toe. Als u de onderzijde
indrukt, wordt het volume verlaagd.
Door op de drukknop in het midden te drukken,
kunt u schakelen tussen de verschillende be-
schikbare modi voor de radio (AM/FM/CD/AUX,
enz.).
De knop aan de linkerzijde is een tuimelscha-
kelaar met een drukknop in het midden. De
functie van de knop aan de linkerzijde is afhan-
kelijk van de actieve modus.
Hier volgt een beschrijving van de functies van
deze knop in de verschillende modi.
Bediening van de radioAls u de bovenzijde van de schakelaar indrukt,
wordt vooruit gezocht naar de volgende be-
schikbare zender. Als u de onderzijde van de
schakelaar indrukt, wordt achteruit gezocht
naar de volgende beschikbare zender.
Als u op de drukknop midden op de tuimelscha-
kelaar aan de linkerzijde drukt, stemt de radio af
op de volgende voorkeurzender die u hebt
geprogrammeerd onder de drukknop voor voor-
keurzenders.
Cd-spelerAls u één keer drukt op de bovenzijde van de
schakelaar, wordt het volgende nummer op de
cd gekozen. Als u één keer op de onderkant van
de schakelaar drukt, wordt het begin van het
huidige nummer of het begin van het vorige
nummer gekozen wanneer het nieuwe nummer
korter dan één seconde is gespeeld.
Wanneer u tweemaal drukt, wordt het tweede
nummer afgespeeld; bij driemaal het derde,
enz.
De drukknop midden op de tuimelschakelaar
aan de linkerzijde heeft geen functie voor een
cd-speler voor één cd. Als de auto echter is
uitgerust met een cd-speler met cd-wisselaar,
kunt u met de middelste drukknop de volgende
beschikbare cd in de speler selecteren.
ONDERHOUD VAN CD’s EN
DVD’s
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om
uw cd’s en dvd’s in goede conditie te houden:
1. Houd de cd aan de rand vast en zorg dat u
het oppervlak niet aanraakt.
Afstandsbediening geluidssysteem
(achteraanzicht stuurwiel)
209
LocatiePatroonzekering Microzekering Omschrijving
F60 15 A blauwTransmissieregelmodule
F62 10 A roodKoppeling airconditioning
F63 20 A geelBobines (benzine), ureumverwarming (diesel)
F64 25 A blancoBrandstofverstuivers/aandrijflijn
F66 10 A roodZonnedak/schakelaars voor passagiersramen/regensensor
F67 15 A blauwCD/DVD-/Bluetooth handsfree-module - Indien aanwezig
F68 20 A geelMotor achterruitwisser
F70 20 A geelBrandstofpomp van de motor
F71 30 A groenAudioversterker
F73 15 A blauwHID-koplampen rechts
F74 20 A geelVacuümpomp remsysteem - Indien aanwezig
F76 10 A roodAntiblokkeerremmen/elektronische stabiliteitssysteem
F77 10 A roodRegelmodule aandrijflijn/voorasontkoppelingsmodule
F78 10 A roodMotorregelmodule/elektrische stuurbekrachtiging - Indien
aanwezig
F80 10 A roodUniversele garagedeuropener/kompas/anti-inbraakmodule
F81 20 A geelRichtingaanwijzer rechts/remlichten van trekhaak
343