Wij, die uw auto hebben bedacht, ontworpen en gebouwd, kennen daarvan werkelijk elk detail en onderdeel.
In de erkende Fiat Service garagesvindt u technici die rechtstreeks door ons zijn opgeleid die kwaliteit
en professionaliteit bieden voor alle onderhoudswerkzaamheden.
De Fiat garages staan altijd tot uw beschikking voor het periodieke onderhoud, de seizoenscontroles
en voor praktische adviezen van onze deskundigen.
Met de Originele Fiat-onderdelen behoudt u mettertijd de eigenschappen van betrouwbaarheid,
comfort en prestaties waarom u uw nieuwe auto heeft gekozen.
Vraag altijd om Originele Onderdelen van de componenten die wij gebruiken om onze auto’s te bouwen en
die wij u aanbevelen omdat die het resultaat zijn van ons engagement bij de research en de ontwikkeling
van steeds innovatievere technologieën.
Vertrouw om al deze redenen op Origenele Onderdelen:
de enige die speciaal door Fiat voor uw auto ontworpen zijn.
VEILIGHEID:
REMSYSTEEMECOLOGIE: ROETFILTERS,
ONDERHOUD AIRCONDITIONINGCOMFORT: WIELOPHANGING
EN RUITENWISSERS PERFORMANCE: BOUGIES,
INSPUITVENTIELEN EN ACCU'SLINEACCESSORI:
STANGEN IMPERIAAL, VELGEN
WAAROM KIEZEN VOOR
ORIGINELE ONDERDELEN
80
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 100F0M0506mfig. 101F0M0507m
HANDMATIGE IN-
/UITSCHAKELING
Het systeem kan worden in- of uitge-
schakeld met de knop op het schakelaar-
paneel fig. 101. Als het systeem is uitge-
schakeld, is op het dashboard het lampje
op het instrumentenpaneel “Start&Stop
OFF” fig. 100zichtbaar.
Bovendien worden (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) extra aanwijzingen ge-
geven op het display over de in- en uit-
schakeling van het Start&Stop-systeem.OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ
DE MOTOR NIET WORDT
UITGEZET
Als het systeem ingeschakeld is, dan
wordt, vanwege comforteisen, ter beper-
king van de uitstoot en om veiligheidsre-
denen, de motor niet uitgezet onder de
volgende omstandigheden:
❒nog koude motor;
❒zeer lage buitentemperaturen;
❒onvoldoende opgeladen accu;
❒ingeschakelde achterruitverwarming;
❒ruitenwisser ingeschakeld op maxima-
le snelheid;
❒tijdens regeneratie van het roetfilter
(DPF) (voor bepaalde uitvoeringen/
markten);
❒geopend bestuurdersportier;
❒niet omgelegde veiligheidsgordel van
bestuurder;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij inpar-
keren);
❒bij automatische airconditioning, zolang
nog niet een comfortabele temperatuur
in het interieur is bereikt of als de
MAX-DEF-functie is ingeschakeld;
❒in de eerste gebruiksperiode als het sys-
teem zichzelf instelt.
In bovengenoemde gevallen gaat, voor be-
paalde versies/markten waar deze aanwe-
zig is, de led op de knop branden, zoals af-
gebeeld in fig. fig. 101.
121
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
LAMPJES
EN BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN ........................................... 122
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ............................... 122
AANGETROKKEN HANDREM ...................................... 122
STORING AIRBAGSYSTEEM ............................................ 123
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ............. 123
ACCU WORDT NIET
VOLDOENDE OPGELADEN ........................................... 124
TE LAGE MOTOROLIEDRUK -
OLIEKWALITEIT ONVOLDOENDE .............................. 124
STORING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” ................... 125
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN .......................... 125
MINIMUM MOTOROLIEPEIL ........................................... 125
STORING EBD ..................................................................... 125
STORING INSPUITSYSTEEM
(Multijet-uitvoeringen) ......................................................... 126
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM
(EOBD) (benzine-uitvoeringen) ....................................... 126
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD ......... 127
STORING ABS ..................................................................... 127
BRANDSTOFRESERVE ....................................................... 127
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL ................ 127
VOORGLOEI-INSTALLATIE ............................................. 128
STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE ........................ 128WATER IN BRANDSTOFFILTER .................................... 128
STORING ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING – FIAT CODE ............................. 129
DEFECTE BUITENVERLICHTING .................................. 129
MISTACHTERLICHTEN ..................................................... 129
ALGEMENE STORINGSMELDING ................................. 129
DPF (Multijet-uitvoeringen) ................................................ 130
STORING ESP ....................................................................... 130
VERSLETEN REMBLOKKEN ............................................. 130
STORING HILL HOLDER ................................................. 130
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ................... 131
FOLLOW ME HOME .......................................................... 131
MISTLAMPEN VOOR ......................................................... 131
RICHTINGAANWIJZER LINKS ....................................... 131
RICHTINGAANWIJZER RECHTS ................................... 131
INSCHAKELING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” ................... 131
GROOTLICHT ..................................................................... 131
KANS OP GLADHEID ....................................................... 132
BEPERKTE ACTIERADIUS ................................................ 132
ASR-SYSTEEM ....................................................................... 132
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN ........................... 132
L L
A A
M M
P P
J J
E E
S S
E E
N N
B B
E E
R R
I I
C C
H H
T T
E E
N N
168
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
●● ●● ● ●
●
●
●● ●● ● ●
●● ●
●● ●
●● ●● ● ●
●● ●● ● ●
●● ●
●● ●● ● ●
(1) Als de auto overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt, dan moet de motorolie en het oliefilter om de
12 maanden worden vervangen.
(2) Als de auto overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt en in elk geval als de auto jaarlijks minder dan
10.000 km rijdt, dan moet de motorolie en het oliefilter iedere 12 maanden worden vervangen.
× 1000 km 30 60 90 120 150 180
Controle van de laadstatus van de accu en eventuele oplading
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Getande distributieriem vervangen (*)
Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen) (1)
Brandstoffilter vervangen (dieseluitvoeringen)
Luchtfilterelement vervangen (benzine-uitvoeringen) (❏)
Motorolie en oliefilter vervangen (benzine-uitvoeringen)
(of om de 24 maanden) (3)
Motorolie en oliefilter vervangen
(uitvoeringen diesel EURO 4 zonder DPF) (of om de 24 maanden)
Motorolie en oliefilter vervangen (dieseluitvoeringen EURO 4 met DPF) (Õ) (2)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 15 maanden)
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsverkeer, langdurig
stationair draaien, stoffige omgeving) om de 4 jaar of in ieder geval om de 5 jaar worden vervangen.
(❏) Bij de diesel EURO 4-uitvoeringen moet het luchtfilterelement om de 30.000 km worden vervangen.
(Õ) De motorolie en het oliefilter moeten worden vervangen bij een brandend waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel (zie het hoofd-
stuk “Lampjes en meldingen”) of in ieder geval om de 24 maanden.
171
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
ZWAAR GEBRUIK
VAN DE AUTO
Als de auto overwegend onder zware
bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals:
❒trekken van aanhangers of caravans;
❒rijden op stoffige wegen;
❒veel korte ritten (minder dan 7-8 km)
en bij buitentemperaturen onder nul;
❒ veel langdurig stationair draaiende mo-
tor of lange ritten bij lage snelheden
(bijv. bij huis-aan-huis bezorging) of als
de auto lang stilstaat;
is het noodzakelijk de volgende contro-
les vaker uit te voeren, dan in het On-
derhoudsschema staat aangegeven:
❒remblokken voor (schijfremmen) op
conditie en slijtage controleren;
❒vergrendelmechanismen van motor-
kap en kofferdeksel op vervuiling con-
troleren en mechanismen smeren;
❒visueel de conditie controleren van:
motor, versnellingsbak, aandrijfassen,
uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen
enz.) en rubber slangen van rem- en
brandstofsysteem;
❒acculading en niveau van het elektro-
lyt in de accu controleren;
❒conditie van aandrijfriemen voor hulp-
organen visueel controleren;
❒pollenfilter controleren en eventueel
vervangen;
❒luchtfilter controleren en eventueel
vervangen.
PERIODIEKE
CONTROLES
Iedere 1.000 km of voor een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
❒ niveau van de motorkoelvloeistof;
❒niveau van de remvloeistof;
❒niveau van de ruitensproeiervloeistof;
❒conditie en spanning van de banden;
❒werking verlichting (koplamp-/achter-
lichtunits, richtingaanwijzers, waarschu-
wingsknipperlichten enz.);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor en
achter.
Iedere 3.000 km controleren en eventu-
eel bijvullen: motorolieniveau.
Gebruik bij voorkeur producten van
PETRONAS LUBRICANTS omdat die
speciaal zijn afgestemd op de Fiat-model-
len (zie de “Vullingstabel” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”).
208
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Handbediende klimaatregeling ....... 41
Handrem .............................................. 113
Handschoenenvak .............................. 57
Het trekken van aanhangers ............ 116
– installatie trekhaak ....................... 117
Hill Holder systeem ........................... 74
Hoofdsteun........................................... 34
Hydraulic Brake Assist........................ 74
Imperiaal/skidrager............................. 69
In een noodgeval ................................. 133
Installatie trekhaak ............................. 117
Instrumentenpaneel ........................... 13
Intelligent wassen ............................... 49
Interieur ................................................ 184
Interieuruitrusting .............................. 56
Kaarthouder - CD-houder ............ 58
Kentekenverlichting ........................... 151
Kinderen veilig vervoeren ................ 97
Kinderslot (mechanisme) .................. 62
Kinderzitjes (geschiktheid voor het
gebruik) ......................................100-102
– Kinderzitje “Isofix Universeel” .. 101
Knipperen ............................................. 47
Koelvloeistofpeil motor .................... 15Koplampen ........................................... 70
– Afstelling koplampen in het
buitenland ...................................... 71
– afstelling lichtbundel...................... 70
– koplampverstelling ....................... 70
Koppeling ............................................. 190
Krachtbegrenzers ............................... 94
Krik ........................................................ 137
Lak ........................................................ 182
Lamp (vervanging van een lamp)
– algemene aanwijzingen ................ 145
– soorten lampen ............................. 146
Lampjes en berichten ......................... 121
Luchtfilter ............................................. 177
Luchtroosters interieur ..................... 38
Maximumsnelheden .......................... 195
Mechanical Brake Assist..................... 72
Mechanische sleutel ........................... 10
Mistachterlichten
– bedieningsknop ............................. 52
– vervanging lamp ............................ 150
Mistlampen
– bedieningsknop ............................. 53
– vervanging lamp ............................ 149
Motor .................................................... 189
– gegevens specificaties .................. 189 Derde remlicht ................................... 151
Digitaal display ..................................... 16
Dimlichten
– bediening ........................................ 47
– vervanging lamp ............................ 148
Door de gebruiker aangeschafte
accessoires ........................................ 86
Dop brandstoftank ............................. 89
EOBD (systeem) ............................... 76
ESP (systeem) ...................................... 73
Fiat CODE systeem .......................... 6
Fix&Go automatic .............................. 140
Follow me home (systeem) .............. 48
Frontairbags ......................................... 103
Functies display ................................... 24
Gebruik van de handgeschakelde ver-
snellingsbak ........................................ 114
Gegevens voor de identificatie ........ 186
Gewichten ............................................ 197
Gordelspanners .................................. 94
Grootlicht
– bediening ........................................ 47
– knipperen ....................................... 47
– vervanging lamp ............................ 148