72
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ABS
Als u niet eerder in een auto met ABS
hebt gereden, raden wij u aan het systeem
eerst een paar keer uit te proberen op een
glad wegdek. Verlies hierbij de veiligheid
niet uit het oog en houdt u aan de wet-
geving van het land waarin u zich bevindt.
Bovendien raden wij u aan de volgende
aanwijzingen aandachtig te lezen.
Het ABS dat geïntegreerd is in het remsy-
steem, voorkomt dat tijdens het remmen
de wielen blokkeren, ongeacht de condi-
tie van het wegdek en de pedaaldruk, en
verhindert daarmee het doorslippen van
een of meerdere wielen. Hierdoor blijft de
auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met
een elektronische remdrukverdeling EBD
(Electronic Braking force Distribution), die
de remdruk verdeelt tussen de voor- en
achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking
van het remsysteem is een inrijperiode no-
dig van ongeveer 500 km (bij een nieuwe
auto of nadat de remblokken/-schijven zijn
vervangen): tijdens deze periode moet
bruusk, herhaaldelijk of langdurig remmen
worden voorkomen.Het ABS maakt zoveel mo-
gelijk gebruik van de be-
schikbare grip maar kan deze niet
verhogen. Daarom moet op gladde
weggedeelten altijd voorzichtig wor-
den gereden en mogen er geen on-
nodige risico’s worden genomen.
ATTENTIE!
ACTIVERING VAN
HET SYSTEEM
Als het ABS in werking is getreden, merkt
de bestuurder dit aan een trilling in het
rempedaal, die gepaard gaat met enig ge-
luid: dit geeft aan dat het noodzakelijk
is uw snelheid aan te passen aan de
beschikbare grip op het wegdek.
MECHANICAL BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem, dat niet kan worden uitge-
schakeld, herkent noodstops (op basis van
de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt) en verhoogt de druk in het rem-
circuit aanzienlijk, waardoor het systeem
sneller en krachtiger kan remmen.
WAARSCHUWING Als het Mechanical
Brake Assist wordt geactiveerd, is het mo-
gelijk dat het systeem lawaai produceert. Dit
is normaal. Houd tijdens het remmen het
rempedaal in ieder geval goed ingedrukt.
Als het ABS in werking treedt,
dan is de grip van de banden
op het wegdek beperkt: u dient uw
snelheid te verlagen en aan te passen
aan de beschikbare grip.
ATTENTIE!
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschu-
wingslampje
>op het instrumentenpa-
neel en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal
werken, maar zonder de mogelijkheden
van het ABS. Rijd voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
74
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
INSCHAKELING
VAN HET SYSTEEM
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart en kan niet
worden uitgeschakeld.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ESP wordt het sys-
teem automatisch uitgeschakeld en gaat het
lampje
áop het instrumentenpaneel con-
tinu branden en verschijnt er een melding
op het multifunctionele display (voor be-
paalde uitvoeringen/markten) (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”). Bo-
vendien gaat ook het lampje in de knop
ASR OFF branden. Wendt u in dat geval zo
snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
De prestaties van het ESP-
systeem mogen de bestuur-
der er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast aan
het wegdek, het zicht en het verkeer.
De verantwoordelijkheid voor de ver-
keersveiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder.
ATTENTIE!
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt
bij het wegrijden op een helling.
Het systeem schakelt automatisch in als:
❒op een stijgende helling: de auto stilstaat
op een helling van meer dan 5% met
draaiende motor, ingetrapt rempedaal
en versnellingsbak in vrij of als een
andere versnelling dan de achteruit is
ingeschakeld.
❒op een dalende helling: de auto stilstaat
op een helling van meer dan 5% met
draaiende motor, ingetrapt rempedaal
en als de achteruit is ingeschakeld.
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleen-
heid van het ESP ervoor dat de wielen ge-
remd blijven, totdat het noodzakelijke mo-
torkoppel is bereikt om weg te rijden (of
maximaal 1 seconde), zodat u meer tijd
heeft om uw rechter voet van het rem-
pedaal naar het gaspedaal te verplaatsen.Als u na 1 seconde niet bent weggereden,
schakelt het systeem automatisch uit en
wordt de remdruk geleidelijk verlaagd.
Tijdens deze fase kunt u een typisch geluid
horen. Dit geluid betekent dat de auto
ieder moment in beweging kan komen.
Storingsmeldingen
Bij een storing in het systeem brandt op het
instrumentenpaneel het waarschuwings-
lampje *bij een digitaal display en het
lampje
ábij een multifunctioneel display
(voor bepaalde uitvoeringen/markten) (zie
het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is
geen handrem; verlaat dus nooit de auto
zonder de handrem aan te trekken, de
motor uit te zetten en de eerste versnel-
ling in te schakelen.
Voor de juiste werking van
het ESP- en ASR-systeem is
het noodzakelijk dat de banden van
alle wielen van hetzelfde merk en ty-
pe zijn. De banden moeten in perfec-
te conditie zijn en de voorgeschreven
afmetingen hebben.
ATTENTIE!
HYDRAULIC BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops
geïntegreerd in ESP)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem, dat niet kan worden uitge-
schakeld, herkent noodstops (op basis van
de snelheid waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt) en verhoogt de druk in
het remcircuit aanzienlijk, waardoor snel-
ler en krachtiger door het systeem wordt
geremd.
De Hydraulic Brake Assist wordt, bij uit-
voeringen die zijn uitgerust met ESP, uit-
geschakeld bij een storing in het ESP
(lampje
ábrandt en er verschijnt een mel-
ding op het multifunctionele display – voor
bepaalde uitvoeringen/markten).
208
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Handbediende klimaatregeling ....... 41
Handrem .............................................. 113
Handschoenenvak .............................. 57
Het trekken van aanhangers ............ 116
– installatie trekhaak ....................... 117
Hill Holder systeem ........................... 74
Hoofdsteun........................................... 34
Hydraulic Brake Assist........................ 74
Imperiaal/skidrager............................. 69
In een noodgeval ................................. 133
Installatie trekhaak ............................. 117
Instrumentenpaneel ........................... 13
Intelligent wassen ............................... 49
Interieur ................................................ 184
Interieuruitrusting .............................. 56
Kaarthouder - CD-houder ............ 58
Kentekenverlichting ........................... 151
Kinderen veilig vervoeren ................ 97
Kinderslot (mechanisme) .................. 62
Kinderzitjes (geschiktheid voor het
gebruik) ......................................100-102
– Kinderzitje “Isofix Universeel” .. 101
Knipperen ............................................. 47
Koelvloeistofpeil motor .................... 15Koplampen ........................................... 70
– Afstelling koplampen in het
buitenland ...................................... 71
– afstelling lichtbundel...................... 70
– koplampverstelling ....................... 70
Koppeling ............................................. 190
Krachtbegrenzers ............................... 94
Krik ........................................................ 137
Lak ........................................................ 182
Lamp (vervanging van een lamp)
– algemene aanwijzingen ................ 145
– soorten lampen ............................. 146
Lampjes en berichten ......................... 121
Luchtfilter ............................................. 177
Luchtroosters interieur ..................... 38
Maximumsnelheden .......................... 195
Mechanical Brake Assist..................... 72
Mechanische sleutel ........................... 10
Mistachterlichten
– bedieningsknop ............................. 52
– vervanging lamp ............................ 150
Mistlampen
– bedieningsknop ............................. 53
– vervanging lamp ............................ 149
Motor .................................................... 189
– gegevens specificaties .................. 189 Derde remlicht ................................... 151
Digitaal display ..................................... 16
Dimlichten
– bediening ........................................ 47
– vervanging lamp ............................ 148
Door de gebruiker aangeschafte
accessoires ........................................ 86
Dop brandstoftank ............................. 89
EOBD (systeem) ............................... 76
ESP (systeem) ...................................... 73
Fiat CODE systeem .......................... 6
Fix&Go automatic .............................. 140
Follow me home (systeem) .............. 48
Frontairbags ......................................... 103
Functies display ................................... 24
Gebruik van de handgeschakelde ver-
snellingsbak ........................................ 114
Gegevens voor de identificatie ........ 186
Gewichten ............................................ 197
Gordelspanners .................................. 94
Grootlicht
– bediening ........................................ 47
– knipperen ....................................... 47
– vervanging lamp ............................ 148