ALARMSYSTEEM
Het voertuigbeveiligingsalarm (VSA) bewaakt de por-
tieren, motorkap en achterklep van de auto tegen
toegang door onbevoegden en de contactschakelaar
tegen onbevoegd gebruik. Als het alarm om welke
reden dan ook afgaat, laat het systeem een claxonsig-
naal met tussenpozen klinken, de koplampen en achter-
lichten knipperen, en het indicatielampje van het alarm-
systeem in de instrumentengroep knippert.
ALARM OPNIEUW INSCHAKELEN
Als het alarm afgaat en er geen actie volgt om het uit te
schakelen, wordt het claxonsignaal na ongeveer 29
seconden uitgeschakeld en de knipperende verlichting
na één minuut. Het systeem schakelt vervolgens auto-
matisch opnieuw de alarmfunctie in.
ALARM INSCHAKELEN
Volg deze stappen om het alarmsysteem in te schake-
len:
1. Zorg ervoor dat de contactschakelaar in de stand"OFF" staat. (Raadpleeg de paragraaf "Startproce-
dures" in het hoofdstuk "Starten en rijden" voor
meer informatie hierover.)
2. Sluit de auto op een van de volgende manieren af: Druk op LOCK op de portiervergrendelingsscha-
kelaar in het interieur terwijl de bestuurders- en/of
passagiersportier is geopend. Druk op de vergrendelknop op de Passive Entry-
handgreep aan de buitenzijde, terwijl een geldige
sleutelhouder zich ook aan buitenzijde bevindt
(raadpleeg de paragraaf "Keyless EnterNGo™" in
het hoofdstuk "Uw auto" voor meer informatie
hierover).
Druk op vergrendelknop op de afstandsbediening.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
ALARM UITSCHAKELEN
Het alarmsysteem kan op de volgende manieren wor-
den uitgeschakeld:
Druk op de ontgrendelknop op de afstandsbedie- ning.
Pak de Passive Entry Unlock-portiergreep vast, ter- wijl er zich ook een sleutelhouder aan de buitenzijde
bevindt (raadpleeg "Keyless EnterNGo™" in "Uw
auto" voor meer informatie hierover).
Draai de contactschakelaar uit de stand OFF. Druk hiertoe op de Start/Stop-knop van Keyless Enter-N-
Go™ (hiertoe dient minimaal één geldige sleutel-
houder in de auto aanwezig te zijn).
OPMERKING:
Het alarmsysteem kan niet worden in- of uitgescha- keld via de slotcilinder van het bestuurdersportier of
de achterklepknop op de afstandsbediening.
17
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
PREMIUM BEVEILIGINGSSYSTEEM
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Het premium beveiligingssysteem bewaakt de portie-
ren, motorkapvergrendeling en achterklep van de auto
tegen toegang door onbevoegden en de contactscha-
kelaar tegen onbevoegd gebruik. Het systeem maakt
tevens gebruik van een inbraaksensor met dubbele
functie en een voertuigkantelsensor. De inbraaksensor
bewaakt tegen beweging in het interieur van de auto.
De voertuigkantelsensor bewaakt de auto tegen kan-
telbewegingen (wegslepen, wielen verwijderen, veer-
bootvervoer, enz.).
In het geval dat het alarm om welke reden dan ook
afgaat, gaan de koplampen branden en gaan de richting-
aanwijzers en zijknipperlichten knipperen gedurende
34 seconden. Het systeem herhaalt deze procedure bij
maximaal 8 inbraakpogingen in alle standen (portier
open, beweging, motorkap open, etc.), voordat het
systeem weer moet worden geactiveerd. Aan het einde
van elke activeringsgebeurtenis knipperen de lichten
gedurende 26 seconden.ALARM INSCHAKELEN
Volg deze stappen voor het inschakelen van het alarm-
systeem:
1. Zorg ervoor dat de contactschakelaar in de stand
"OFF" staat. (Raadpleeg de paragraaf "Startproce-
dures" in het hoofdstuk "Starten en rijden" voor
meer informatie hierover.)
2. Sluit de auto op een van de volgende manieren af: Druk op LOCK op de portiervergrendelingsscha-
kelaar in het interieur terwijl de bestuurders- en/of
passagiersportier is geopend.
Druk op de vergrendelknop op de Passive Entry-
handgreep aan de buitenzijde, terwijl een geldige
sleutelhouder zich ook aan buitenzijde bevindt
(raadpleeg de paragraaf "Keyless EnterNGo™" in
het hoofdstuk "Uw auto" voor meer informatie
hierover).
Druk op vergrendelknop op de afstandsbediening.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
OPMERKING:
Nadat het alarmsysteem is ingeschakeld, blijft het ingeschakeld totdat u het uitschakelt door een van de
beschreven uitschakelmethoden te volgen. Als de
elektrische voeding wegvalt nadat het alarmsysteem
is ingeschakeld, moet u het systeem uitschakelen
19
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
nadat de voeding is hersteld om te voorkomen dat
het alarm afgaat.
De ultrasone inbraaksensor (bewegingsdetector) be- waakt uw auto actief elke keer wanneer u het alarm-
systeem inschakelt. Indien gewenst kan de ultrasone
sensor en de voertuigkantelsensor worden uitge-
schakeld wanneer het alarmsysteem wordt ingescha-
keld. Om dit te doen, drukt u drie keer op de
vergrendelknop van de afstandsbediening binnen 5
seconden nadat het systeem is ingeschakeld (terwijl
het indicatielampje van alarmsysteem snel knippert).
ALARM UITSCHAKELEN
Het alarmsysteem kan op de volgende manieren wor-
den uitgeschakeld:
Druk op de ontgrendelknop op de afstandsbedie- ning.
Pak de Passive Entry Unlock-portiergreep vast, ter- wijl er zich ook een sleutelhouder aan de buitenzijde
bevindt (raadpleeg "Keyless EnterNGo™" in "Uw
auto" voor meer informatie hierover).
Draai de contactschakelaar uit de stand OFF. Druk hiertoe op de Start/Stop-knop van Keyless Enter-N-
Go™ (hiertoe dient minimaal één geldige sleutel-
houder in de auto aanwezig te zijn). OPMERKING:
Het alarmsysteem kan niet worden in- of uitgescha-
keld via de slotcilinder van het bestuurdersportier of
de achterklepknop op de afstandsbediening.
Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt u de por- tieren niet ontgrendelen met de portiervergrende-
lingsschakelaars in het interieur.
Het alarmsysteem is bedoeld om uw auto te beveiligen,
maar er zijn omstandigheden die een ongewenst alarm
veroorzaken. Als een van de eerder beschreven proce-
dures voor het inschakelen van het alarm is uitgevoerd,
zal het alarmsysteem worden ingeschakeld, ongeacht of
u zich in de auto bevindt. Wanneer u dan in de auto
blijft zitten en vervolgens een portier opent, gaat het
alarm af. Als deze situatie zich voordoet, schakel dan
het alarmsysteem uit.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd en de accu
wordt losgekoppeld, blijft het alarmsysteem actief na-
dat de accu weer is aangesloten; de buitenlampen
knipperen en de claxon geeft een geluidsignaal. Als
deze situatie zich voordoet, schakel dan het alarmsys-
teem uit.
ALARMSYSTEEM HANDMATIG
ANNULEREN
Het systeem komt niet in waakfunctie als u de portie-
ren vergrendelt via de handbediende vergrendelknop.
20
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Olietemperatuur
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de olie.
Oliedruk
Toont de huidige oliedruk.
Versnellingsbaktemperatuur
Toont de huidige temperatuur van de versnellingsbak.
Bedrijfsuren motor
Geeft het aantal uren weer dat de motor in bedrijf is
geweest.
BERICHTEN
Druk in het hoofdmenu op de OMHOOG- of
OMLAAG-knop en houd deze ingedrukt totdat het
bericht "Messages: XX" (Berichten: XX) gemarkeerd
verschijnt in het EVIC. Als er meer dan één bericht is,
kunt u door op de selectieknop te drukken een opge-
slagen waarschuwingsbericht weergeven. Druk op de
OMHOOG- en OMLAAG-knop als er meer dan één
bericht is om de overige opgeslagen berichten weer te
geven. Als er geen berichten zijn, gebeurt er niets als u
op de selectieknop drukt.
TURN MENU OFF (MENU UITSCHAKELEN)
Selecteer deze optie in het hoofdmenu met de
OMLAAG-knop. Door op de selectieknop te drukken
verdwijnt het menuscherm uit het beeld. Als u op een
van de vier stuurwielknoppen drukt, verschijnt het
menu weer in beeld.Uconnect Touch™ INSTELLINGEN
TOETSEN
De toetsen bevinden zich aan de linker- en rechterzijde
van het Uconnect Touch™ 4.3 scherm. Bovendien
bevindt zich in het midden van het instrumentenpaneel,
rechts van de toetsen van de klimaatregeling, een
Scroll/Enter-draaiknop. Draai aan de knop om door de
menu's te bladeren of instellingen te selecteren (bijv.
30, 60, 90). Druk een of meerdere keren op het midden
van de draaiknop om een instelling te wijzigen (bijv.
ON/OFF (aan/uit)).
SCHERMTOETSEN
Schermtoetsen bevinden zich op het Uconnect
Touch™ scherm.
PERSOONLIJK TE PROGRAMMEREN
FUNCTIES — INSTELLINGEN Uconnect
Touch™ 4.3
In deze modus kunt u de toetsen en schermtoetsen
gebruiken om via het Uconnect Touch™ systeem toe-
gang te krijgen tot de programmeerbare functies waar-
mee de auto mogelijk os uitgerust, zoals Display
(Scherm), Clock (Klok), Safety/Assistance (Veiligheid/
hulp), Lights (Verlichting), Doors & Locks (Portieren en
sloten), Heated Seats (Stoelverwarming) (voor be-
paalde uitvoeringen/landen), Engine Off Operation
(Stroom bij uitgeschakelde motor), Compass Settings
31
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Modus (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Mode (Modus) om dit scherm
te veranderen. In dit scherm kunt u een van de auto-
matische scherminstellingen selecteren. Om de status
van de modus te veranderen drukt u op de scherm-
toets Day (Dag), Night (Nacht) of Auto en laat deze
weer los. Druk vervolgens op de schermtoets met de
pijl naar links.
Taal
Druk op de schermtoets Language (Taal) om dit
scherm te veranderen. In dit scherm kunt u een van de
drie talen voor de schermweergave selecteren, met
inbegrip van de ritfuncties en het navigatiesysteem
(voor bepaalde uitvoeringen/landen). Druk op de toets
German (Duits), French (Frans), Spanish (Spaans), Ita-
lian (Italiaans), Dutch (Nederlands) of English (Engels)
om de gewenste taal te selecteren. Druk vervolgens op
de schermtoets met de pijl naar links. Alle verdere
informatie wordt getoond in de taal van uw keuze.
Eenheden
Druk op de schermtoets Units (Eenheden) om dit
scherm te veranderen. Wanneer u toegang hebt tot dit
scherm kunt u de eenheden van het EVIC, kilometer-
teller en het navigatiesysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) van Amerikaanse in metrische
eenheden veranderen en omgekeerd. Druk op US of
Metric (Metrisch); druk vervolgens op de schermtoetsmet de pijl naar links. Als u doorgaat wordt de geselec-
teerde eenheid weergegeven.
Reactie op spraakbediening
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Voice Response (Reactie op
spraakbediening) om dit scherm te veranderen. Wan-
neer u toegang tot dit scherm hebt, kunt u de instel-
lingen van Voice Response Length (Lengte voor reactie
op spraakbediening) wijzigen. Druk om de Voice Res-
ponse Length (Lengte voor reactie op spraakbediening)
te wijzigen op de schermtoets Brief (Kort) of Long
(Lang) en druk vervolgens op de schermtoets met de
pijl naar links.
Pieptonen aanraakscherm
Druk op de schermtoets Touch Screen Beep (Piepto-
nen aanraakscherm) om dit scherm te veranderen.
Wanneer u toegang tot dit scherm hebt, kunt u
schermtoetstonen in- of uitschakelen. Druk, om het
geluid bij aanraking te veranderen, op de schermtoets
On (Aan) of Off (Uit). Druk daarna op de schermtoets
met de pijl naar links.
Clock (klok)
Tijd instellen
Druk op de schermtoets Set Time (Tijd instellen) om
dit scherm te veranderen. Wanneer u toegang tot dit
scherm hebt kunt u de weergegeven tijd veranderen.
33
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Lights (Verlichting)
Uitschakelvertraging koplampen
Druk op de schermtoets Headlight Off Delay (uitscha-
kelvertraging koplampen) om dit scherm te verande-
ren. Als u deze functie selecteert, kunt u kiezen of bij
uitstappen de koplampen nog 0, 30, 60 of 90 seconden
blijven branden. Druk, om de status van de Headlight
Off Delay (uitschakelvertraging koplampen) te veran-
deren op de schermtoets 0, 30, 60 of 90. Druk daarna
op de schermtoets met de pijl naar links.
Illuminated Approach (Verlichting bij nadering)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Illuminated Approach (Ver-
lichting bij nadering) om dit scherm te veranderen. Als
deze functie is geselecteerd, zullen de koplampen wor-
den ingeschakeld en gedurende 0, 30, 60, of 90 secon-
den blijven branden wanneer de portieren worden
ontgrendeld via de afstandsbediening. Druk, om de
status van de Illuminated Approach (Verlichting bij
nadering) te veranderen op de schermtoets 0, 30, 60 of
90. Druk daarna op de schermtoets met de pijl naar
links.
Headlights with Wipers (koplampen inschakelen
met ruitenwissers) (voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Druk op de schermtoets Headlights with Wipers (kop-
lampen inschakelen met ruiteenwissers) om dit schermte veranderen. Als deze functie is ingeschakeld en de
koplampschakelaar in de stand AUTO is gezet, gaan de
koplampen na ongeveer 10 seconden branden nadat de
ruitenwissers zijn ingeschakeld. Wanneer de koplam-
pen via deze functie zijn ingeschakeld, gaan ze uit
wanneer u de ruitenwissers uitschakelt. Druk, om uw
keuze te maken, op de schermtoets Headlights with
Wipers (koplampen inschakelen met ruitenwissers).
Druk vervolgens op de schermtoets met de pijl naar
links.
Auto High Beams (automatisch grootlicht)
"SmartBeam™" (voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Druk op de schermtoets Auto High Beams (automa-
tisch grootlicht) om dit scherm te veranderen. Wan-
neer u deze functie selecteert, zal het grootlicht onder
bepaalde omstandigheden automatisch uitgeschakeld
worden. Druk, om uw keuze te maken, op de scherm-
toets Auto High Beams (automatisch grootlicht). Druk
vervolgens op de schermtoets met de pijl naar links.
Raadpleeg "Verlichting/SmartBeam™(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)” in “Uw auto” voor meer infor-
matie.
Flash Headlights with Lock (Knipperen bij ver-
grendelen) (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Flash Headlights with Lock
35
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
(Knipperen bij vergrendelen) om dit scherm te veran-
deren. Wanneer deze functie geselecteerd is, knippe-
ren de richtingaanwijzers voor en achter wanneer u de
portieren vergrendelt of ontgrendelt via de afstandsbe-
diening. Druk, om uw keuze te maken, op de scherm-
toets Flash Headlights with Lock (Knipperen bij ver-
grendelen). Druk vervolgens op de schermtoets met
de pijl naar links.
Doors & Locks (portieren en sloten)
Auto Unlock on Exit (Portieren ontgrendelen bij
uitstappen) (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Auto Unlock on Exit (Portie-
ren ontgrendelen bij uitstappen) om dit scherm te
veranderen. Wanneer u deze functie selecteert, wor-
den alle portieren ontgrendeld wanneer de auto stil-
staat, de schakelhendel in de stand PARK of NEUTRAL
staat en het bestuurdersportier wordt geopend. Druk,
om uw keuze te maken, op de schermtoets Auto
Unlock on Exit (automatisch ontgrendelen bij uitstap-
pen). Druk vervolgens op de schermtoets met de pijl
naar links.
Flash Lights with Lock (Lichten knipperen bij
vergrendelen) (voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Druk op de schermtoets Flash Lights with Lock (Lich-
ten laten knipperen bij vergrendelen/ontgrendelen) om
dit scherm te veranderen. Wanneer deze functie gese-lecteerd is, knipperen de richtingaanwijzers voor en
achter wanneer u de portieren vergrendelt of ontgren-
delt via de afstandsbediening. Druk, om uw keuze te
maken, op de schermtoets Flash Lights with Lock
(Lichten laten knipperen bij vergrendelen/
ontgrendelen). Druk vervolgens op de schermtoets
met de pijl naar links.
Remote Door Unlock Order (Volgorde van por-
tieren ontgrendelen met afstandsbediening) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Remote Door Unlock Order
(Volgorde van portieren ontgrendelen met afstandsbe-
diening) om dit scherm te veranderen. Als u
Unlock
Driver Door Only On 1st Press (alleen bestuur-
dersportier na eerste keer drukken ontgrendelen) se-
lecteert, wordt alleen het bestuurdersportier ontgren-
deld bij de eerste druk op de ontgrendeltoets op de
afstandsbediening. Als u Driver Door 1st Press (be-
stuurdersportier bij eerste keer drukken) selecteert,
moet u twee keer op de ontgrendelknop van de af-
standsbediening drukken om de andere portieren te
ontgrendelen. Wanneer de optie Unlock All Doors
On 1st Press (alle portieren ontgrendelen bij eerste
keer drukken) is geselecteerd, wordt alle portieren
ontgrendeld bij de eerste druk op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening.
36
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Telefoon / Bluetooth
Gekoppelde apparaten
Deze functie toont welke telefoons zijn gekoppeld aan
het telefoon/Bluetooth-systeem. Raadpleeg de aanvul-
lende handleiding van Uconnect Touch™ voor meer
informatie hierover.
DOOR DE KLANT TE PROGRAMMEREN
FUNCTIES — INSTELLINGEN UCONNECT
TOUCH™ SYSTEEM 8.4
In deze modus geeft het Uconnect Touch™ systeem u
toegang tot de programmeerbare functies waarmee
het voertuig kan zijn uitgerust, zoals Display (Scherm),
Clock (Klok), Safety/Assistance (Veiligheid/hulp),
Lights (Verlichting), Doors & Locks (Portieren en slo-
ten), Auto-On Comfort (Comfort automatisch aan),
Engine Off Operation (Stroom bij uitgeschakelde mo-
tor), Compass Settings (Kompasinstellingen), Audio
and Phone Bluetooth settings (Audio- en telefoon-/
Bluetooth-instellingen).
OPMERKING:Er kan telkens slechts één onderdeel
van het aanraakscherm tegelijk worden weergegeven.
Als u een selectie wilt aanbrengen, bladert u omhoog
en omlaag tot de gewenste instelling wordt gemarkeerd
en drukt u daarna kort op deze instelling totdat naast
de instelling een vinkje verschijnt, dat aanduidt dat de
instelling is geselecteerd. Display (scherm)
Display Mode (schermmodus)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
In dit scherm kunt u een van de automatische scherm-
instellingen selecteren. Om de status van de modus te
veranderen drukt u op de schermtoets Day (Dag),
Night (Nacht) of Auto en laat deze weer los. Druk
vervolgens op de schermtoets met de pijl naar links.
Display Brightness with Headlights ON (Helder-
heid van de weergave bij ingeschakelde koplam-
pen) (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Wanneer u toegang tot dit scherm hebt kunt u de
helderheid ervan bij in- of uitgeschakelde koplampen
regelen. Stel de helderheid in met de schermtoetsen +
en - of door een punt op de schaal tussen de scherm-
toetsen + en - te selecteren en op de schermtoets met
de pijl naar links te drukken.
Display Brightness with Headlights OFF (Hel-
derheid van de weergave bij uitgeschakelde kop-
lampen) (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Wanneer u toegang tot dit scherm hebt kunt u de
helderheid ervan bij in- of uitgeschakelde koplampen
regelen. Stel de helderheid in met de schermtoetsen +
en - of door een punt op de schaal tussen de scherm-
toetsen + en - te selecteren en op de schermtoets met
de pijl naar links te drukken.
41
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD