189
SLEPEN VAN DE AUTO
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt
zich in de gereedschaptas die achter de rugleuning van de
linker voorstoel (Cargo-uitvoeringen) of in de bagage-
ruimte (uitvoeringen Doblò/Doblò Combi) is geplaatst.
SLEEPOOG BEVESTIGEN fig. 178-179
Ga als volgt te werk:
❒verwijder de dop A;
❒pak het sleepoog B uit de gereedschaptas;
❒draai het sleepoog geheel op de schroefdraadpen voor
of achter.WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0V0050mfig. 178
OPKRIKKEN VAN DE AUTO
Als de auto opgekrikt moet worden, wendt u dan tot een
werkplaats van het Fiat Servicenetwerk. Deze beschikt
over een garagekrik of hefbrug.
191
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ONDERHOUD EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor een
lange levensduur, de beste prestaties en een zo zuinig mo-
gelijk gebruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft Fiat een reeks controle- en on-
derhoudsbeurten samengesteld die iedere 30.000/35.000 km
(afhankelijk van de uitvoering) moet worden uitgevoerd.
Onthoud echter dat het geprogrammeerd onderhoud niet
volledig toereikend is om de auto in optimale staat te hou-
den: zowel in de beginperiode voor de servicebeurt
bij 30.000/35.000 kilometer als daarna, tussen twee ser-
vicebeurten in, moet regelmatig wat aandacht aan de au-
to worden geschonken. Controleer bijvoorbeeld regel-
matig de bandenspanning en de vloeistofniveaus en vul de-
ze laatste zo nodig bij.BELANGRIJK De servicebeurten van het Geprogram-
meerd Onderhoud zijn door de fabrikant voorgeschreven.
Het niet uitvoeren van deze servicebeurten kan het ver-
vallen van de garantie tot gevolg hebben.
De werkzaamheden van het Geprogrammeerd Onder-
houd kunnen door alle vestigingen van het Fiat Service-
netwerk tegen vaste tarieftijden worden uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens het uitvoe-
ren van de diverse inspecties en controles van het gepro-
grammeerd onderhoud, worden uitsluitend na toestem-
ming van de klant uitgevoerd.
BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele kleine defecten
onmiddellijk door het Fiat Servicenetwerk te laten ver-
helpen en daarmee niet te wachten tot de volgende ser-
vicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het trekken van aan-
hangers, moeten er kortere intervallen worden aange-
houden voor de werkzaamheden van het geprogrammeerd
onderhoud.
193
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
●●
●●●●●●
●
●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●
●●●●●●
x 1000 km 30 60 90 120 150 180
Maanden 24 48 72 96 120 144
Toestand van de getande distributieriem controleren
Bougies vervangen (▲)
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Getande distributieriem vervangen (*)
Luchtfilterelement vervangen
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (koelsysteem,
remsysteem, hydraulische koppelingbediening, ruitensproeiers,
accu enz.)
Motormanagementsysteem controleren
(m.b.v. diagnosestekker)
Onderste geleiders van zijschuifdeuren op vervuiling controleren
(of om de 6 maanden)
Motorolie en oliefilter vervangen (**)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 24 maanden)
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsverkeer, lang-
durig stationair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in ieder geval om de 5 jaar.
(**) Als het voertuig jaarlijks minder dan 10.000 km rijdt, moeten de motorolie en het filter om de 12 maanden vervangen worden.
(
▲) Voor 1.4 Turbo Benzineversies is het van essentieel belang, om de goede werking te garanderen en ernstige schade aan de motor te
voorkomen, de volgende zaken in acht te nemen:
- gebruik uitsluitend bougies die speciaal gecertificeerd zijn voor deze motoren; alle bougies moeten van hetzelfde type en merk zijn
(zie de paragraaf “Motor” in het hoofdstuk "Technische Specificates");
- houdt u strikt aan het in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema aanbevolen vervangingsinterval van de bougies;
- het wordt aanbevolen contact op te nemen met het Fiat Servicenetwerk om de bougies te laten vervangen.
MOTOROLIE fig. 180-181-182-183-184-185
Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke onder-
grond staat en enige minuten (circa 5) na het uitzetten van
de motor.
Het oliepeil moet altijd tussen het MIN- en MAX-merk-
teken op de oliepeilstok B staan.
Het verschil tussen het MIN- en MAX-merkteken komt
overeen met ongeveer 1 liter.
Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken
staat, moet via de olievulopening A motorolie tot aan het
MAX-merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-merkteken over-
schrijden.
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van on-
geveer 400 gram per 1000 km.
De motor van een nieuwe auto moet nog worden inge-
reden. Dit betekent dat het motorolieverbruik pas na de
eerste 5000 ÷ 6000 km stabiliseert.
BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl
en de gebruiksomstandigheden van de auto.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het verversen van de olie,
moet u de motor enige seconden laten draaien, vervolgens
de motor uitzetten en na enige minuten het oliepeil con-
troleren.
202
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Wees bij het uitvoeren van werkzaamhe-
den in de motorruimte extra voorzichtig
als de motor nog warm is: gevaar voor verbran-
ding. Onthoud dat bij een warme motor de elek-
troventilateur onverwacht kan inschakelen: kans
op verwonding. Pas op als u sjaals, dassen of los-
zittende kledingstukken draagt: deze kunnen door
de bewegende onderdelen worden gegrepen.
ATTENTIE!
Vul nooit olie bij met andere specificaties
dan de olie waarmee de motor is gevuld.
Afgewerkte motorolie en het vervangen mo-
toroliefilter bevatten stoffen die schadelijk
zijn voor het milieu. Het is raadzaam om
het verversen van de olie en het vervangen van het
oliefilter door het Fiat Servicenetwerk te laten uit-
voeren. Het Fiat Servicenetwerk beschikt over de
uitrusting voor het op milieuvriendelijke wijze en
conform de wettelijke bepalingen verwerken van
afgewerkte olie en oliefilters.
203
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
RUITENSPROEIERVLOEISTOF
fig. 180-181-182-183-184-185
Verwijder voor het bijvullen de dop D m.b.v. het lipje.
Gebruik een mengsel van water en TUTELA PROFES-
SIONAL SC35 in de volgende mengverhouding:
30% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 70% water in de
zomer.
50% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 50% water in de
winter.
Bij temperaturen onder ¯20 °C, TUTELA PROFESSION-
AL SC 35 onverdund gebruiken.
Controleer visueel het niveau van de vloeistof in het re-
servoir.
Sluit de dop D door op het midden van de dop te drukken. MOTORKOELVLOEISTOF
fig. 180-181-182-183-184-185
Het niveau van de koelvloeistof moet gecontroleerd wor-
den bij een koude motor en moet tussen het MIN- en
MAX-merkteken op het expansiereservoir staan. Een te
laag niveau bijvullen door een mengsel van gedeminerali-
seerd water en 50% PARAFLU
UPvan PETRONAS LU-
BRICANTSlangzaam via de vulopeningCvan het ex-
pansiereservoir te gieten tot aan het MAX-merkteken.
Een mengsel van PARAFLU
UPen gedemineraliseerd wa-
ter in een mengverhouding van 50% beveiligt tot een tem-
peratuur van ¯35 °C. Voor extreem koude klimatologische
omstandigheden raden wij een mengsel aan van 60% PA-
RAFLU
UPen 40% gedemineraliseerd water.
Het motorkoelsysteem is gevuld met PARAF-
LU
UP-koelvloeistof. Gebruik voor het eventu-
eel bijvullen vloeistof met dezelfde specifica-
ties als waarmee het motorkoelsysteem is gevuld. PA-
RAFLU
UP-koelvloeistof kan niet worden gemengd met
welke andere koelvloeistof dan ook. Als dit toch ge-
beurt, mag de motor absoluut niet worden gestart en
moet u zich tot het Fiat Servicenetwerk wenden.
Het koelsysteem staat onder druk. Vervang
de dop zo nodig alleen door een exemplaar
van hetzelfde type, anders kan de werking van het
systeem in gevaar worden gebracht. Draai bij een
warme motor de dop van het expansiereservoir nooit
los: gevaar voor verbranding.
ATTENTIE!
Rijd niet met een leeg ruitensproeierre-
servoir: de ruitensproeiers zijn van funda-
menteel belang voor een optimaal zicht.
Enkele in de handel verkrijgbare ruitensproeier-
vloeistoffen zijn licht ontvlambaar. In de motor-
ruimte bevinden zich warme onderdelen die bij
contact de vloeistof kunnen doen ontbranden.
ATTENTIE!
205
OLIE VAN DE STUURBEKRACHTIGING
fig. 180-181-182-183-184-185
Controleer de olie van de stuurbekrachtiging bij een kou-
de motor en als de auto op een vlakke ondergrond staat.
De olie moet tussen het MIN- en MAX-merkteken op het
oliereservoir staan.
Bij zeer warme olie kan de olie boven het MAX-merkte-
ken staan.
Zo nodig kan het niveau worden bijgevuld met olie, die de-
zelfde specificaties moet hebben als de reeds in het sys-
teem aanwezige olie.Het olieverbruik van de stuurbekrachtiging
is zeer laag; als na het bijvullen de olie bin-
nen korte tijd weer moet worden bijgevuld,
moet het systeem door het Fiat Servicenetwerk op
eventuele lekkage worden gecontroleerd.
Houd bij draaiende motor het stuurwiel
niet langer dan 8 seconden aaneengeslo-
ten tegen het einde van de slag gedraaid;
dit veroorzaakt geluid en het systeem kan bescha-
digd worden.
Voorkom dat de olie van de stuurbe-
krachtiging in contact komt met warme
delen van de motor: de olie is licht ontvlambaar.
ATTENTIE!
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
206
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De vloeistof in de accu is giftig en corro-
sief. Voorkom contact met de huid en de
ogen. Houd open vuur en vonkvormende appa-
raten verwijderd van de accu: brand- en ont-
ploffingsgevaar.
ATTENTIE!
Als de accu werkt met een zeer laag vloei-
stofniveau, ontstaat onherstelbare schade
aan de accu en kan de accu openbarsten.
ATTENTIE!
LUCHTFILTER/POLLENFILTER
Laat het luchtfilter of het pollenfilter vervangen door het
Fiat Servicenetwerk.
DIESELFILTER
CONDENS AFTAPPEN (Multijet-uitvoeringen)
ACCU
De accu van de auto is „onderhoudsarm”: onder norma-
le omstandigheden hoeft het elektrolyt niet bijgevuld te
worden met gedestilleerd water.
De werking moet echter regelmatig en uitsluitend door
het Fiat Servicenetwerk of gespecialiseerd personeel ge-
controleerd worden.
Water in het brandstofsysteem kan het in-
spuitsysteem ernstig beschadigen en de mo-
tor kan onregelmatig gaan draaien. Als het
lampje
cgaat branden, wendt u dan zo snel mo-
gelijk tot het Fiat Servicenetwerk om het systeem
te laten aftappen. Als het lampje direct na het tan-
ken gaat branden, bestaat de mogelijkheid dat er
tijdens het tanken water in de brandstoftank is ge-
komen: zet in dat geval onmiddellijk de motor uit
en wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
207
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met
dezelfde specificaties worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een accu met ande-
re specificaties, vervallen de onderhoudsintervallen die
in het „Geprogrammeerd Onderhoudsschema” staan
aangegeven.
Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zich
strikt te houden aan de aanwijzingen van de fabrikant van
de accu.
Onoordeelkundige montage van elektrische
en elektronische apparatuur kan ernstige
schade toebrengen aan de auto. Als u na
aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die
constante voeding nodig hebben (diefstalalarm, mo-
biele telefoon enz.), raden wij u aan contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk. Deze kan u de
meest geschikte installaties aanraden en controle-
ren of het noodzakelijk is een accu met een grote-
re capaciteit te monteren.
Accu’s bevatten zeer schadelijke stoffen
voor het milieu. Het verdient aanbeveling
een defecte accu door het Fiat Servicenet-
werk te laten vervangen, omdat het beschikt over
de uitrusting voor het op milieuvriendelijke wijze en
conform de wettelijke bepalingen, verwerken van
defecte accu’s.
Als u de auto langere tijd stalt in extreem
koude omstandigheden moet, om bevrie-
zing te voorkomen, de accu worden verwij-
derd en op een verwarmde plaats worden bewaard.
Bij werkzaamheden aan de accu of in de
buurt van de accu, moet u uw ogen altijd
beschermen met een speciale bril.
ATTENTIE!