55
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
- bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak:
zet, terwijl de auto
stilstaat, de versnellingsbak in de
neutraalstand en laat de koppeling los,
- bij een auto met een gestuurde
handgeschakelde versnellingsbak:
houd, terwijl de auto stilstaat, het
rempedaal ingetrapt.
Bijzonderheden: geen overgang naar de
STOP-stand
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- het bestuurderportier geopend is,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
- de achterruitverwarming is ingeschakeld,
- de ruitenwissers vóór in de stand hoge
snelheid werken,
- de achteruitversnelling is ingeschakeld,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
regeneratie van het roetfilter,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dat niet toelaten.
In dat geval wordt een melding
weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel en gaat het
verklikkerlampje "S"
gedurende
enkele seconden knipperen om
vervolgens te doven.
Dit is volkomen normaal.
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u
weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt
direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem, dat perfect is
aangepast aan het stadsverkeer, zorgt voor
een lager brandstofverbruik, minder uitstoot
van schadelijke stoffen en het comfort
van totale stilte in het interieur tijdens het
wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand van de motor
Het verklikkerlampje "S"
op het
instrumentenpaneel gaat branden
en de motor wordt afgezet: Om te voorkomen dat de motor te
vaak wordt uitgezet als u langzaam
rijdt, wordt de motor uitsluitend automatisch
afgezet als de auto een snelheid van
minimaal 10 km/h heeft bereikt.
In de STOP-stand van het Stop & Start-
systeem is de hill holder uitgeschakeld.
Verlaat nooit de auto zonder eerst
het contact met de sleutel te hebben
afgezet.
Tank nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem is afgezet; zet in dat geval
altijd het contact af en neem de sleutel uit het
contactslot.
56
Versnellingsbak en stuurwiel
Bijzonderheden: automatisch activeren van
de START-stand
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
- de auto wegrolt op een helling,
- de ruitenwissers vóór in de stand hoge
snelheid werken,
- de motor ongeveer drie minuten geleden
is afgezet door het Stop & Start-systeem,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dit niet toelaten.
Gebruiksvoorschrift
Als u bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelingspedaal niet helemaal intrapt,
wordt de motor in sommige gevallen niet
weer gestart.
Er gaat dan een verklikkerlampje branden
of er wordt een melding weergegeven die
aangeeft dat u het koppelingspedaal volledig
moet intrappen om de motor weer te laten
starten.
Als de motor automatisch is afgezet
(STOP-stand) en de bestuurder zijn
veiligheidsgordel losmaakt en een
voorportier opent, dan kan de motor
uitsluitend weer met de contactsleutel
worden gestart. Dit wordt aangegeven door
een geluidssignaal in combinatie met het
knipperen van het verklikkerlampje Service
en het weergeven van een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Als de motor automatisch is gestart
(START-stand) en de bestuurder gedurende
de daaropvolgende drie minuten de auto niet
bedient, zet het systeem de motor definitief
af. De motor kan dan uitsluitend weer met
de contactsleutel worden gestart.
Overgang naar de START-stand van de motor
Het verklikkerlampje "S"
gaat uit
en de motor wordt gestart:
- bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak:
trap het
koppelingspedaal volledig in,
- bij een auto met een gestuurde
handgeschakelde versnellingsbak:
●
laat het rempedaal los met de
selectiehendel in de stand A
of M
,
●
of schakel de achteruitversnelling in.
In dat geval wordt een melding
weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel en gaat het
verklikkerlampje "S"
gedurende
enkele seconden knipperen om
vervolgens te doven.
Dit is volkomen normaal.
Als in de STOP-stand de
selectiehendel van de gestuurde
handgeschakelde versnellingsbak in
een andere stand wordt gezet, wordt de
motor weer gestart.
Als de motor bij stilstand op een
helling automatisch wordt afgezet,
moet, aangezien de hill holder uitsluitend bij
draaiende motor werkt, de motor opnieuw
gestart worden en een versnelling worden
ingeschakeld alvorens het rempedaal kan
worden losgelaten.
57
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
Uitschakelen
Als u geen concessies wilt doen aan
het thermische comfort, kunt u het
Stop & Start-systeem uitschakelen,
zodat de airconditioning continu blijft
werken.
Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra u het
contact weer aanzet.
U kunt dit systeem op elk willekeurig
moment uitschakelen door de toets "S OFF"
in te drukken.
Het verklikkerlampje in de toets gaat
branden en er verschijnt een bericht op het
display van het instrumentenpaneel.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart.
Storing
Onderhoud
Bij een storing in het Stop
& Start-systeem wordt het
systeem uitgeschakeld, gaat
het verklikkerlampje Service
branden en wordt er een melding
weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan de motor gestart worden
door het koppelingspedaal volledig in te
trappen of door de selectiehendel in de
neutraalstand te zetten. Zet het contact altijd met de sleutel
af als u handelingen onder de
motorkap wilt verrichten, om letsel door het
automatisch activeren van de START-stand
te voorkomen.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden uitsluitend
door een officiële CITROËN-dealer
uitvoeren.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de toets "S OFF"
.
Het systeem is dan opnieuw actief; het
verklikkerlampje in de toets gaat uit en er
wordt een melding weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
68
Boordcomputer
BOORDCOMPUTER / CONFIGURATIE - PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Als in het MENU
de optie TRIP B is
geactiveerd:
- Traject B,
- Gemiddeld brandstofverbruik B,
- Gemiddelde snelheid B,
- Reisduur B.
Druk langer dan twee seconden op de toets
MENU ESC
om terug te keren naar het
beginscherm.
Display niveau 1:
- Speed (Geluidssignaal snelheid).
- Hour (Instelling tijd).
- Buzz (Geluidsniveau meldingen).
- Unit (Eenheid).
- Bag p (Airbag passagierszijde).
Raadpleeg de desbetreffende regel van de
tabel configuratie/persoonlijke instellingen
op de volgende bladzijden.
Resetten
Druk langer dan twee seconden op de toets
TRIP
om de weergegeven gegevens te
resetten. Druk op de toets TRIP
op het uiteinde
van de ruitenwisserschakelaar om
achtereenvolgens de volgende informatie
weer te geven:
- Actieradius,
- Traject A,
- Gemiddeld brandstofverbruik A,
- Momenteel brandstofverbruik A,
- Gemiddelde snelheid A,
- Reisduur A.
69
3
TECHNOLOGIE aan BOOR
D
Menu
Display niveau 2:
Menu...
Druk op...
Submenu...
Druk op...
Selecteer...
Bevestig
en stop
Om...
1
Geluidssignaal
snelheid ON Verhogen Het geluidssignaal op het moment
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden te activeren/
deactiveren en de snelheid in te
stellen. Verlagen
OFF
2
Activeren
Trip B ON Activeren
Een tweede traject "Trip B" weer
te geven.
OFF Deactiveren Het bedieningspaneel naast het stuurwiel
biedt u toegang tot de menu's van het
display, waarin u de persoonlijke instellingen
van de uitrusting van de auto kunt wijzigen. U kunt kiezen uit acht talen: Italiaans,
Engels, Duits, Frans, Spaans, Portugees,
Nederlands en Turks.
Om veiligheidsredenen kunnen de menu's
uitsluitend worden weergegeven bij afgezet
contact (motor uit).
Raadpleeg de desbetreffende regel van de
tabel configuratie/persoonlijke instellingen
op de volgende bladzijden.
Druk op de toets om:
- menu's en submenu's
weer te geven,
Druk op deze toets om:
- omhoog te scrollen in een
menu,
- een waarde te verhogen.
Druk op deze toets om:
- omlaag te scrollen in een
menu,
- een waarde te verlagen.
- een geselecteerde optie in een menu te
bevestigen,
- menu's te verlaten.
Houd de toets ingedrukt om terug te keren
naar het beginscherm.
Parkeerhulp
PARKEERHULP ACHTER
Dit systeem met geluidssignalen maakt
gebruik van vier parkeersensoren die zijn
aangebracht in de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …)
dat zich binnen het bereik achter de auto
bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor objecten
die zich net onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden
of gelijksoortige voorwerpen worden
waargenomen bij aanvang van de
aanrijmanoeuvre, maar niet meer wanneer
de auto te dicht genaderd is.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder, die desondanks waakzaam moet
blijven en verantwoordelijk is.
Uitschakelen van de parkeerhulp
Zet de versnellingsbak in de neutraalstand.
Storing
Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats wanneer dit lampje of
het waarschuwingslampje service
op het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met een melding op
het display.
Gebruiksvoorschrift
Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of
bij slecht weer niet bedekt zijn met modder,
ijs of sneeuw.
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Een geluidssignaal geeft de afstand tot het
obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het
obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de
geluidssignalen is.
Als de auto minder dan ongeveer
30 centimeter van het obstakel verwijderd is,
is het geluidssignaal continu hoorbaar.
Deze functie wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer een aanhanger
wordt aangekoppeld. Wij raden u aan om
een door CITROËN aanbevolen trekhaak te
laten monteren door een specialist.
Wanneer een storing optreedt bij
inschakeling van de achteruit, gaat het
lampje branden en kan er een melding
verschijnen op het display.
7272
3
TECHNOLOGIE aan BOOR
D
Autoradio
Geluidsvolume verhogen/
verlagen.
Aan.
Uit.
Geluid onderbreken/
herstellen.
Selecteren van de geluidsbron: CD/CD MP3.
Selecteer de vorige/volgende track met de
pijlen links/rechts.
Spoel de geselecteerde track snel
terug/vooruit met de pijlen links/rechts.
CD MP3: selecteer de vorige/volgende map
met de pijlen omhoog/omlaag. Instellen van de audio-opties: bass (lage tonen), treble (hoge tonen), fader
(voor/achter), balance (links/rechts), loudness, EQ Preset (equalizer).
Selecteer de opties met de pijlen omhoog/omlaag.
Verhoog of verlaag de waarde van de optie of stel de equalizer in met
de pijlen links/rechts.
Toegang tot het menu.
Selecteer een van de
volgende functies met de
pijlen omhoog/omlaag:
●
AF switching.
●
Traffic info.
●
Regional mode.
●
MP3 display.
●
Speed volume.
●
External audio vol.
●
Radio off.
●
Restore default.
Wijzig de instelling van de
geselecteerde functie met
de pijlen links/rechts. Uitwerpen van de CD.
Selecteren van het golfbereik FM.
Automatisch opslaan van zenders
(autostore AS). Selecteren van het golfbereik AM.
Stem automatisch op zenders af met de pijlen links/rechts.
Stem handmatig op zenders af met de pijlen omhoog/omlaag.
1/2/3/4/5/6: selecteren van een voorkeuzezender.
Opslaan van een zender.
Bedieningspaneel
BASISFUNCTIES Druk de
toets lang in.
75
3
TECHNOLOGIE aan BOOR
D
Autoradio
MENU "AUDIOFUNCTIES"
RDS "AF Switching"
De functie RDS (Radio Data System) biedt
de mogelijkheid om naar een zender te
luisteren, ongeacht de verschillende
frequenties die voor deze zender gebruikt
worden in de diverse regio's. De radio zoekt
steeds de sterkste zender die hetzelfde
programma uitzendt.
Druk op de toets "
" of "
" om de
RDS-functie in te schakelen (ON) of uit te
schakelen (OFF).
Als de FM-band is geselecteerd, verschijnt
"AF" op het display als de RDS-functie is
geselecteerd en de radio op een
RDS-zender is afgestemd.
Verkeersinformatie "Traffic Info"
De geluidsbron die op dat moment te horen is,
wordt onderbroken om voorrang te verlenen
aan de ontvangen verkeersinformatie.
Het systeem EON (Enhanced Other
Networks) maakt koppelingen tussen
zenders in hetzelfde gebied.
Bij dit systeem is het mogelijk om automatisch
naar andere zenders binnen het gebied over te
schakelen die verkeersinformatie uitzenden.
Regionale functie "Regional Mode"
Sommige gekoppelde zenders zenden op
bepaalde tijdstippen op dezelfde frequentie
verschillende, regionale programma's
uit. Met deze functie kan een regionaal
programma worden beluisterd.
Druk op de toets "
" of "
" om de
REG-functie in te schakelen (ON) of uit te
schakelen (OFF).
Als de FM-band is geselecteerd, verschijnt
"LOC" op het display als de REG-functie is
ingeschakeld en de zender een regionaal
programma uitzendt.
Weergave MP3-functie "MP3 Display"
Druk op de toets "
" of "
" om het nummer
van de track weer te geven of informatie van
de MP3-CD weer te geven (Artiest / Album /
Map / Bestand / Titel / Verstreken tijd).
Automatische volumeregeling "Speed
Volume"
De automatische volumeregeling past
het geluidsvolume automatisch aan de
wagensnelheid aan. Druk op de toets "
" of "
"
om het effect van de automatische volumeregeling
te verkleinen (LOW) of te vergroten (HIGH) of om
de regeling uit te schakelen (OFF). Het geluidsvolume van de
verkeersinformatie is onafhankelijk van
het normale volume van de radio. U
kunt dit tijdens de uitzending van de
verkeersinformatie instellen met de
volumeknop; de instelling wordt opgeslagen
en gebruikt bij volgende berichten.
Druk op de toets "
" of "
" om de
TA-functie in te schakelen (ON) of uit te
schakelen (OFF).
Als de FM-band is geselecteerd, verschijnt
"TA" op het display als de TA-functie is
ingeschakeld en verschijnt "TPM" op het
display als de radio is afgestemd op een
zender die verkeersinformatie uitzendt.
Geluidsvolume externe geluidsbron
"External Audio Vol"
Druk op de toets "
" of "
" om het
geluidsvolume van de externe geluidsbron
(bijv.: handsfree set) te verlagen (tot 0), te
verhogen (tot 40) of om het geluid te onderbreken
(OFF).
Geprogrammeerd uitschakelen
"Radio Off"
Druk op de toets "
" of "
" om het
uitschakelen te programmeren op "00 MIN" of
"20 MIN".
Het aftellen begint op het moment dat de
portieren zijn gesloten en het contact in de
stand STOP wordt gezet.
Standaardinstellingen "Restore
Default"
Druk op de toets "
" of "
" om uw instellingen
te bewaren (NO) of de standaardinstellingen te
kiezen (YES).
Tijdens het resetten van de ingestelde
functies verschijnt de melding "Restoring" op
het display. Als de functie is ingeschakeld en de CD
MP3's bevat, verschijnt "MP3" op het display.
Druk op de toets MENU van
de autoradio om het menu
"Audiofuncties" weer te geven.
Druk op de toets "
" of "
"
om een van de onderstaande
te configureren audiofuncties
te selecteren.