Page 25 of 100

toets “SELECT” om te schakelen
tussen kilometers en mijlen.
Toerenteller
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
Met de toerenteller kan de bestuurder het
motortoerental controleren en dit binnen
het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot het hoogste aantal toeren
per minuut en keert daarna weer terug
naar nul tpm om het elektrische circuit te
testen.
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de
toerenteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 7500 tpm en hoger
Ritteller- en toerentellermodi
1. Kilometerteller
2. Rittellers/ritteller brandstofreserve
3. "SELECT" toets
4. “RESET” toets
Door te drukken op de toets “SELECT”
wordt de weergave in de onderstaande
volgorde geschakeld tussen de ritteller-
modi “TRIP 1” en “TRIP 2”:
TRIP 1 TRIP 2 TRIP 1 Als de hoeveelheid brandstof in de brand-
stoftank afneemt tot XT660Z 6,7 L (1,76
US gal, 1,46 Imp.gal) - XT660ZA 5,8 L
(1,53 US gal, 1,28 Imp.gal), begint het
onderste segment van de brandstofni-
veaumeter te knipperen en schakelt de rit-
tellerweergave automatisch naar de
brandstofreserve-rittellermodus “F-TRIP”,
waarop de afgelegde afstand vanaf dat
punt wordt aangegeven. In dat geval
wordt door het indrukken van de toets
“SELECT” de weergave in de onderstaan-
de volgorde geschakeld tussen de diverse
rittellermodi:
F-TRIP
TRIP 1 TRIP 2 F-TRIP
Als u een ritteller op nul wilt terugstellen,
selecteert u deze door op de toets
“SELECT” te drukken en vervolgens de
toets “RESET” ten minste vier seconden
ingedrukt te houden. Wanneer u de
brandstofreserve-ritteller niet zelf met de
hand op nul terugstelt, wordt deze auto-
matisch teruggesteld zodra na het tanken
5 km (3 mi) is gereden en wordt de vorige
ritteller weergegeven.
LET OP
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 25
2BD-F819D-D0.indd 2531/07/12 10:20
Page 26 of 100

Klokweergave
1. Klok
2. “SELECT”-toets
3. “RESET”-toets
OPMERKING
De klok toont altijd de tijd, ongeacht de
stand van het contactslot.
De klok op tijd zetten:
1. Houd de toets “SELECT” minstensvier seconden ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knip- peren, drukt u op de “RESET”-toets
om de uren in te stellen.
3. Druk op de “SELECT”-toets en de minu- tenaanduiding begint te knipperen.
4. Druk op de “RESET”-toets om de minuten in te stellen.
5. Druk op de “SELECT”-toets en laat deze dan los om de klok te starten. Brandstofniveaumeter
1. Brandstofniveaumeter
Als de contactsleutel op “ON” staat, geeft de
brandstofniveaumeter de hoeveelheid brand-
stof in de brandstoftank aan. Als de contact-
sleutel naar “ON” wordt gedraaid, verschijnen
alle segmenten van de brandstofniveaumeter
een voor een op het display en verdwijnen
daarna weer om het elektrisch circuit te tes-
ten. De displaysegmenten van de brandstof-
niveaumeter verdwijnen richting “E” (leeg)
naarmate het brandstofniveau verder daalt.
Wanneer er nog maar één segment naast “E”
(leeg) is overgebleven, moet zo snel mogelijk
brandstof worden bijgevuld.
OPMERKING
Deze brandstofniveaumeter is voorzien
van een zelfdiagnosesysteem. Als er een
defect in het elektrisch circuit wordt waar- genomen, gaan alle segmenten knippe-
ren. Vraag in dat geval een Yamaha dealer
het elektrisch circuit te testen.
Zelfdiagnosesystemen
1. ABS-waarschuwingslampje “ ”
2. Controlelampje startblokkering
3. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
Dit model is uitgerust met een zelfdiagno-
sesysteem voor diverse elektrische cir-
cuits.
Als er een of meer elektrische circuits van
de motor defect zijn, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring knipperen. Als
dit zich voordoet, vraag dan een Yamaha
dealer de machine te controleren.
(voor modellen met ABS)
Als een of meer elektrische circuits van
ABS
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 26
2BD-F819D-D0.indd 2631/07/12 10:20
Page 27 of 100

het ABS defect zijn, gaat het ABS ABS-
waarschuwingslampje branden. Als dit
zich voordoet, vraag dan een Yamaha
dealer de machine te controleren.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem.
Wanneer in een van de circuits van het
startblokkeersysteem een storing
optreedt, gaat het controlelampje start-
blokkeersysteem knipperen. Als dit zich
voordoet, vraag dan een Yamaha dealer
de machine te controleren.
TIP
Als het controlelampje eerst vijfmaal lang-
zaam knippert en dan herhaaldelijk twee-
maal snel, betreft het mogelijk een storing
in de transponder. Als deze fout zich voor-
doet, probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van decodeersleutel.
2. Als de motor start, zet deze dan weer uit en probeer hem opnieuw te star-
ten met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeers-
leutel en beide standaardsleutels
naar een Yamaha dealer en laat de
standaardsleutels opnieuw coderen.
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie)
Dit model kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel anti-
diefstal-alarmsysteem. Neem contact op
met een Yamaha dealer voor nadere infor-
matie.
DAU12348
Stuurschakelaars
Links
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Claxonschakelaar “ ”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
5. Schakelaar alarmverlichting “ ”
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 27
2BD-F819D-D0.indd 2731/07/12 10:20
Page 28 of 100

Rechts
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12500
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxon-
signaal te geven.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om
afslaan naar rechts aan te geven. Druk
deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar links aan te geven. Na loslaten keert
de schakelaar terug naar de middenstand.
Om de richtingaanwijzers uit te schakelen
wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is
teruggekeerd in de middenstand.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting “ ”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt
voor het inschakelen van de alarmverlich-
ting (gelijktijdig knipperen van alle rich-
tingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke verkeers-
situatie.
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ont-
laden.
DAU12660
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ”
om de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine
omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12711
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor
de motor rond te draaien. Zie pagina 5-1
voor startinstructies voordat u de motor
start.
DAU44710
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje
(alleen voor model met ABS) gaan bran-
den als de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid en de startknop wordt ingedrukt.
Dit wijst echter niet op een storing.
LET OP
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 28
2BD-F819D-D0.indd 2831/07/12 10:20
Page 29 of 100

DAU12820
Koppelingshendel
1. Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppe-
len. Laat de hendel los om de koppeling te
laten aangrijpen. Voor een soepele wer-
king van de koppeling moet de hendel
snel ingetrokken worden en langzaam
worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 320).
DAU12871
Schakelpedaal
1. Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combi-
natie met de koppelingshendel gebruikt
bij het schakelen van de versnellingen van
de 5-traps constant-mesh versnellings-
bak op deze motorfiets.
DAU26823
Remhendel
1. Remhendel
2. Stelwiel
3. Pijlteken
4. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
De remhendel bevindt zich aan de rech-
terstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de stuur-
greep af te stellen, wordt het stelwiel
gedraaid terwijl de hendel van het stuur
vandaan wordt gehouden. Controleer of
het correcte instelpunt op het stelwiel
tegenover het “ ”-merkteken op de
remhendel staat.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 29
2BD-F819D-D0.indd 2931/07/12 10:20
Page 30 of 100

DAU12941
Rempedaal
1. Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rech-
terzijde van de motorfiets. Trap op het
rempedaal om de achterrem te bekrachti-
gen.
DAU26794
ABS (voor modellen met ABS)
Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorzie-
ning remsysteem) bestaat uit een dubbel
uitgevoerd elektronisch regelsysteem dat
de voorrem en achterrem onafhankelijk
aanstuurt. Het ABS wordt bewaakt door
een ECU, die in geval van een storing zal
terugvallen op handmatig remmen.
DWA10090
Het ABS-systeem functioneert het
meest effectief over lange remwe-
gen.
Op sommige wegtypen (ruw weg-
dek of grint) kan de remweg langer
zijn dan bij remmen zonder ABS.
Houd daarom steeds voldoende
afstand tot uw voorligger, afge-
stemd op uw rijsnelheid.
OPMERKING
Wanneer ABS is geactiveerd, worden
de remmen op de gebruikelijke wijze
bediend. In de remhendel of het rem-
pedaal kunnen pulsaties worden
gevoeld, maar dat duidt niet op een
storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met
een testfunctie, waarbij de bestuur-
der de pulsaties kan voelen in het
rempedaal of in de remhendel terwijl
ABS actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem voor
het uitvoeren van deze test contact
op met uw Yamaha dealer.
DCA16120
Houd alle soorten magneten (inclusief
magneetgrijpers, magnetische schroe-
vendraaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaven. Anders
kunnen de magnetische rotors van de
wielnaven beschadigd raken, waardoor
het ABS-systeem niet meer goed
werkt.
LET OPWAARSCHUWING
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 30
2BD-F819D-D0.indd 3031/07/12 10:20
Page 31 of 100
1. Voorste wielnaaf
1. Achterste wielnaaf
DAU13074
Tankdop
1. Slotplaatje
2. Openen
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop1. Druk de tankdop in positie met de sleutel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor- spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING
De tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan
de sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct gesloten en vergren-
deld is.
DWA11091
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstof-
lekkage ontstaat brandgevaar.
WAARSCHUWING
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 31
2BD-F819D-D0.indd 3131/07/12 10:20
Page 32 of 100

DAU13212
Brandstof
Controleer of er voldoende brandstof in
de brandstoftank aanwezig is.
DWA10881
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande
instructies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens
het tanken te verlagen.
1. Zet alvorens te tanken de motor af enzorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van von-
ken, open vuur of andere ontste-
kingsbronnen zoals de waakvlam-
men van geisers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol. Stop met vullen zodra de brandstof
de onderkant van de vulhals heeft
bereikt. Omdat brandstof uitzet als
deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zor-
gen dat brandstof uit de brandstof-
tank stroomt.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
3. Veeg uitgestroomde brandstofonmiddellijk af. LET OP: Veeg
gemorste brandstof onmiddellijk
af met een schone, droge, zachte
doek, aangezien de brandstof de
gelakte oppervlakken en kunststof
delen kan aantasten.
[DCA10071]
4. Draai de tankdop stevig vast.
DWA15151
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep
onmiddellijk medische hulp in nadat u
benzine heeft ingeslikt, veel benzine- damp heeft ingeademd of benzine in
uw ogen heeft gekregen. Als benzine
op uw huid terechtkomt, was deze dan
af met water en zeep. Als u benzine op
uw kleding morst, trek dan andere kle-
ding aan.
DAU49460
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motor-
onderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
LET OP
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND LOODVRIJE
SUPERBENZINE
Inhoud brandstoftank: 23,0 L (6,08 US gal, 5,06 Imp.gal)
Brandstofreserve: XT660Z 6,7 L (1,76 US gal, 5,06
Impgal)
XT660ZA 5,8 L (1,53 US gal, 1,28
Imp.gal)
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
3
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 32
2BD-F819D-D0.indd 3231/07/12 10:20