Page 17 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU10472
Contactslot/stuurslot Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.OPMERKINGGebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-
lies te minimaliseren.
DAU34121
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en deparkeerlichten gaan branden en de motor
kan worden gestart. De sleutel kan niet wor-
den uitgenomen.
OPMERKINGDe koplampen gaan automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijven
aan totdat de sleutel naar “OFF” wordt ge-
draaid of de zijstandaard omlaag wordt be-
wogen.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-
val.
DAU10684
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai deze dan naar “LOCK”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
PUSHOPEN
OFF
ON
LOCK
IGNITION
ZAUM0696
U16PD3D0.book Page 2 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM
Page 18 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
DAU11006
Controlelampjes en waarschu-
wingslampje
DAU11020
Controlelampje
richtingaanwijzers “ ”
Dit controlelampje knippert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechterstand is gedrukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAUS1540
Waarschuwingslampje
motorstoring “ ”
Dit waarschuwingslampje knippert wanneer
er een probleem wordt aangegeven in het
elektrisch circuit dat de motor controleert.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer het
zelfdiagnosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ ” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
DAU38914
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
OPMERKINGHet zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. Als het startblokkeersysteem
niet goed werkt, zal het controlelampje in
een bepaald patroon knipperen wanneer de
contactsleutel naar “ON” wordt gedraaid.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer het
zelfdiagnosesysteem te controleren. Als het
controlelampje eerst vijfmaal langzaam
knippert en dan herhaaldelijk tweemaal
snel, betreft het mogelijk een signaalstoring.
Als deze fout zich voordoet, probeer dan het
volgende.1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-
start.
1. Controlelampje grootlicht “ ”
2. Controlelampje richtingaanwijzers “ ”
3. Controlelampje startblokkering
4. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
12
ZAUM0882
34
U16PD3D0.book Page 3 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM
Page 19 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.
DAU11591
Snelheidsmeter ALLEEN VOOR GROOT-BRITTANNIË
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
DAUM1471
Brandstofniveaumeter De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
naald beweegt naar “E” (leeg) naarmate het
brandstofniveau daalt. Wanneer de brand-
stof in de tank ongeveer 2.7 L (0.72 US gal,
0.60 Imp.gal) bereikt, gaat het waarschu-
wingslampje brandstofniveau branden en
schakelt het multifunctionele display auto-
matisch naar de “Trip/fuel”-modus. (Zie pa-
gina 3-5.) Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.OPMERKINGVoorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan.
1. Snelheidsmeter
1. Snelheidsmeter
1
ZAUM0636
1mph
0 1020304050
60
70
80
90
100
ZAUM0637
1. Brandstofniveaumeter
2. Waarschuwingslampje brandstofniveau1
2ZAUM0638
U16PD3D0.book Page 4 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM
Page 20 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
DAU12173
Temperatuurmeter koelvloeistof Met de contactsleutel in de stand “ON” geeft
de temperatuurmeter voor koelvloeistof de
temperatuur van de koelvloeistof aan. De
koelvloeistoftemperatuur is afhankelijk van
de weersomstandigheden en de motorbe-
lasting. Als de naald bij of in de rode zone
staat, zet de machine dan stil en laat de mo-
tor afkoelen. (Zie pagina 6-33.)LET OP
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
DAUM2750
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12312
Zet de machine stil voordat u wijzigingen
aanbrengt in de instellingen van het mul-
tifunctionele display. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op een
ongeval.Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:●
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)
●
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand tonen sinds deze voor het laatst
op nul zijn gezet, de tijd die is verlopensinds de rittellers op nul zijn gezet en
de gemiddelde gereden snelheid ge-
durende deze tijd)
●
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brand-
stofreserve aanging)
●
een klok
●
een omgevingstemperatuurweergave
●
een indicator olieverversing (die gaat
branden wanneer de motorolie moet
worden ververst)
OPMERKING●
Voor het Verenigd Koninkrijk wordt de
afgelegde afstand aangegeven in mij-
len en wordt de temperatuur aangege-
ven in °F.
●
Voor andere landen wordt de afgeleg-
de afstand aangegeven in kilometers
en wordt de temperatuur aangegeven
in °C.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de “MODE”-toets wis-
selt de weergave in de onderstaande volg-
orde tussen kilometerteller “Total” en
ritteller “Trip”:
Total → Trip 1 → Trip 2 → Trip/fuel → Total
1. Rode zone
1
ZAUM0639
1. ìMODEî-toets
2. Multifunctioneel display
3. ìSETî-toets
1
2
3
ZAUM0878
U16PD3D0.book Page 5 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM
Page 21 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
OPMERKINGDe kilometerteller Trip/fuel wordt alleen ge-
activeerd wanneer het waarschuwings-
lampje brandstofniveau gaat branden.Door indrukken van de “SET”-toets in de ki-
lometertellermodus wisselt de weergave in
de onderstaande volgorde tussen de ver-
schillende kilometertellerfuncties:
Trip 1 of Trip 2 → Time (tijd) 1 of 2 → Ge-
middelde snelheid 1 of 2 → Trip 1 of Trip 2Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau gaat branden (Zie pagina 3-4.), wisselt
de weergave automatisch naar de brand-
stofreserve-ritteller “Trip/fuel” en wordt de
afgelegde afstand vanaf dat punt aangege-
ven. In dat geval wordt door het indrukken
van de “MODE”-toets in de onderstaande
volgorde gewisseld tussen de diverse weer-
gaven van rittellers en kilometerteller:
Trip/Fuel → Trip 1 → Trip 2 → Total →
Trip/fuelAls u de ritteller op nul wilt terugstellen, se-
lecteert u deze met een druk op de “MO-
DE”-toets, waarna u de “SET”-toets
minstens 1 seconde lang ingedrukt houdt.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt
de vorige weergavemodus weer.
Klokweergave
De klok op tijd zetten:
1. Houd de “SET”-toets minstens 2 se-
conden lang ingedrukt terwijl de weer-
gave “Total” actief is.
2. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, drukt u op de “SET”-toets om de
uren in te stellen.1. Total
2. Trip 1
3. Trip 2
4. Trip/Fuel
"Mode"
"Mode"
"Mode"
"Mode"
1
2
3
4
ZAUM0391
1. Afstand
2. Tijd
3. Gemiddelde snelheid
"Set"
"Set""Set"
12
3
ZAUM0392
ZAUM0393
U16PD3D0.book Page 6 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM
Page 22 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
3. Druk op de “MODE”-toets en de minu-
tenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de “SET”-toets om de minuten
in te stellen.
5. Druk op de “MODE”-toets en laat deze
dan los om de klok te starten. De weer-
gave keert weer terug naar de modus
“Total”.Omgevingstemperatuurweergave
Deze weergave toont de omgevingstempe-
ratuur vanaf –30 °C (–86 °F) tot 50 °C (122
°F).
Het waarschuwingslampje vorst “ ” gaat
automatisch branden als de temperatuur la-
ger is dan 3 °C (37 °F).Indicator olieverversing “OIL”
De motorolie moet worden ververst wan-
neer deze indicator gaat branden. De indi-
cator blijft branden totdat deze wordt
teruggesteld. Nadat de motorolie is ver-
verst, stelt u de indicator als volgt terug.
1. Draai de sleutel naar “ON”. Houd de
“MODE”-toets en de “SET”-toets inge-
drukt en draai de sleutel naar “OFF”.
Draai vervolgens de sleutel weer naar
“ON”.
2. Houd de “MODE”-toets en de “SET”-
toets nog twee tot vijf seconden inge-
drukt.
3. Laat de toetsen los. De indicator olie-
verversing zal nu uitgaan.
ZAUM0394
ZAUM0395
1. Waarschuwingslampje vorst ì î
2. Minteken
3. Temperatuur
1
2
3ZAUM0396
1. Indicator olieverversing “OIL”
1
ZAUM0879
U16PD3D0.book Page 7 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM
Page 23 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
OPMERKING●
De indicator olieverversing gaat bran-
den na de eerste 1000 km (600 mi),
5000 km (3000 mi) na de eerste 1000
km (600 mi) en daarna om de 6000 km
(3600 mi).
●
Als de motorolie werd ververst voordat
de indicator olieverversing brandde
(dus voordat de intervalperiode voor
olieverversing was verstreken), moet
de indicator na de olieverversing wor-
den teruggesteld zodat het eerstvol-
gende tijdstip voor olieverversing weer
correct wordt aangegeven. Na het te-
rugstellen brandt de indicator gedu-
rende twee seconden. Als de indicator
niet gaat branden, herhaalt u de proce-
dure.
DAU1234A
Stuurschakelaars Links
Rechts
DAUS1020
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht. Druk de schake-
laar in de dimlichtstand omlaag om een
lichtsignaal te geven met de koplamp.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12721
Startknop “ ”
Druk met de zijstandaard omhoog op deze
knop terwijl u de voor- of achterrem be-
krachtigt om de motor te starten met de
startmotor. Zie pagina 5-1 voor startinstruc-
ties voordat u de motor start.
1. Dimlicht- “ / ” / lichtsignaal- “ ”-
schakelaar
2. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
3. Claxonschakelaar “ ”
1. Startknop “ ”ZAUM0642
1
U16PD3D0.book Page 8 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM
Page 24 of 84
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
DAU12901
Voorremhendel De voorremhendel bevindt zich aan de
rechterzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar de gasgreep toe om de voorrem te be-
krachtigen.
DAU12951
Achterremhendel De achterremhendel bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar het stuur toe om de achterrem te be-
krachtigen.
DAUM2161
Tankdop Openen van de tankdop
1. Open het tankdopdeksel door het
voorste gedeelte omlaag te drukken.
2. Steek de sleutel in het slot en draai
hem rechtsom.
Sluiten van de tankdop
1. Zet de uitlijnmerktekens tegenover el-
kaar en druk de tankdop in zijn oor-
spronkelijke positie.
2. Draai de sleutel linksom en neem hem
uit.
3. Sluit het tankdopdeksel.
1. Voorremhendel
1
ZAUM0791
1. Achterremhendel
1
ZAUM0085
1. Tankdop
2. TankdopdekselZAUM0643
1
2
U16PD3D0.book Page 9 Thursday, June 14, 2012 10:29 AM