VEI
133
1. Pictogram veiligheidsgordels voor en/of
achter losgemaakt/niet vastgemaakt.
2. Pictogram veiligheidsgordel links voor.
3. Pictogram veiligheidsgordel rechts voor.
4.
Pictogram veiligheidsgordel rechts achter.
5. Pictogram veiligheidsgordel midden
achter.
6. Pictogram veiligheidsgordel links achter.
Pictogrammendisplay veiligheidsgordel
losgemaakt/niet vastgemaakt Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien van
een driepunts veiligheidsgordel met op-
rolautomaat en gordelkrachtbegrenzer
(behalve de middelste zitplaats).
Verklikkerlampje veiligheidsgordel
Als een achterpassagier zijn
gordel losmaakt, verschijnt dit
pictogram op het pictogram-
mendisplay veiligheidsgordels/
airbag aan passagierszijde.
Als de wagensnelheid hoger is dan
20 km/h, knippert het verklikkerlampje
gedurende twee minuten in combina-
tie met een geluidssignaal. Na deze
2 minuten blijft het verklikkerlampje
branden zolang de achterpassagiers
hun gordels niet hebben vastgemaakt.
Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp
in de gordelsluiting.
)
Controleer of de gordel goed is vast-
gemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
)
Druk op de rode knop van de gor-
delsluiting.
)
Houd de gordel vast terwijl deze
zich oprolt.
Op het pictogrammendisplay van de vei-
ligheidsgordels en de airbag aan pas-
sagierszijde gaat het verklikkerlampje
2 of
3 rood branden als de veilig-
heidsgordel niet is vastgemaakt of
weer is losgemaakt.
7 zitplaatsen
7. Verklikkerlampje veiligheidsgordel
links, 3e zitrij.
8. Verklikkerlampje veiligheidsgordel
rechts, 3
e zitrij.
Pictogrammendisplayveiligheidsgordels losgemaakt
Als het contact wordt aangezet, wor-
den de pictogrammen 4 t/m
8 ongeveer
30 seconden rood weergegeven, bij
draaiende motor of een snelheid lager
dan ongeveer 20 km/uur, als de desbe-
treffende gordel niet is vastgemaakt.
Als bij een snelheid hoger dan onge-
veer 20 km/uur het pictogram 4 , 5 , 6 ,
7 of 8 rood wordt weergegeven in com-
binatie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display,
is de gordel van de desbetreffende ach-
terpassagier weer losgemaakt.
Leid de veiligheidsgordels van
de buitenste zitplaatsen op de
2e zitrij door de daarvoor bestem-
de geleiders om te voorkomen
dat ze heen en weer kunnen be-
wegen.
VEI
137
Plaats geen kinderzitje op de
voorstoel als minimaal één van
beide verklikkerlampjes van de
airbags permanent blijft branden.
Laat het systeem nakijken door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
Storing
Als dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het display, laat
het systeem dan controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats. De kans bestaat dat
de airbags bij een ernstige aanrijding
niet worden geactiveerd.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet
dan de schakelaar weer op "ON"
om de
airbag opnieuw in te schakelen en zo
de veiligheid van uw passagier te ga-
randeren.
Als het contact is aangezet en de
airbag aan passagierszijde opnieuw
wordt ingeschakeld, gaat dit verklik-
kerlampje op het display van de
verklikkerlampjes van de veiligheids-
gordels en de airbag aan passagiers-
zijde gedurende ongeveer 1 minuut branden.
Schakel voor de veiligheid van
uw kind de airbag aan passa-
gierszijde altijd uit als u een
kinderzitje met de rug in de rijrichting
op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.
Afhankelijk van de uitvoering
van uw auto brandt dit verklik-
kerlampje op het instrumen-
tenpaneel en/of op het display
voor de verklikkerlampjes van
de veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde, bij aangezet contact
en zolang de airbag is uitgeschakeld. Als dit verklikkerlampje knippert,
raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk of eengekwalifi ceerde
werkplaats. De kans bestaat
dat de airbag aan passagiers-
zijde bij een ernstige aanrijding niet wordt
geactiveerd.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde
kan worden uitgeschakeld:
)
zet het contact af
, steek de sleutel
in de schakelaar voor uitschakelen
van de airbag aan passagierszijde,
)
draai deze in de stand "OFF"
,
)
verwijder de sleutel zonder de stand
van de schakelaar te veranderen.
VEI
138
Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de bestuur-
der en de passagier vóór bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding, om de kans
op borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn, aan de zijde van de
portieren, in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Activering
De zij-airbags worden aan de desbe-
treffende zijde opgeblazen bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij ( B ),
loodrecht op de lengteas van de auto
en vanaf de buitenzijde richting de bin-
nenzijde van de auto.
Windowairbags
De windowairbags beschermen de be-
stuurder en passagiers (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op letsel aan de zijkant van het
hoofd te verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in
de stijlen en in de hemelbekleding.
Storing
Activering
De windowairbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij ( B
), waarbij de krach-
ten loodrecht op de lengterichting van
de auto en vanaf de buitenzijde richting
de binnenzijde van de auto worden uit-
geoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen
tussen de inzittenden vóór en achter en
de ruiten.
Bij een lichte zijdelingse aan-
rijding of bij over de kop slaan,
kan het zijn dat de airbag niet
wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of
een frontale aanrijding wordt de air-
bag niet geactiveerd.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Als dit waarschuwingslampje
gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding op het multifunc-
tionele display, raadpleeg dan
het PEUGEOT-netwerk of een gekwali-
fi ceerde werkplaats om het systeem te
laten controleren. De kans bestaat dat
de airbags bij een ernstige aanrijding
niet worden geactiveerd. De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het desbetreffen-
de portierpaneel.
140
De elektrische parkeerrem kan op twee
manieren worden bediend:
- Automatisch aantrekken/vrijzetten
De parkeerrem wordt automatisch
aangetrokken bij het afzetten van
de motor en automatisch vrijgezet
bij het wegrijden (standaard geacti-
veerde functies),
- Handmatig aantrekken/vrijzetten
De parkeerrem kan handmatig wor-
den aangetrokken of vrijgezet door
het bedienen van de hendel A
.
Het uitschakelen wordt aan-
bevolen bij zeer lage tempera-
turen (vorst) en bij het trekken
van een aanhanger (slepen,
caravan, enz.). Raadpleeg de para-
graaf "Handmatig vrijzetten".
Programmeren van de werking
Afhankelijk van het land van bestemming kan
de functie voor het automatisch aantrekken van
de parkeerrem bij het afzetten van de motor en
het automatisch vrijzetten van de parkeerrem
bij het wegrijden worden uitgeschakeld.
Als dit verklikkerlampje brandt
op het instrumentenpaneel, is
de automatische functie uitge-
schakeld. Deze functie kan door het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats
worden ingeschakeld en
uitgeschakeld.
Als de functie is uitgeschakeld, dient u de
parkeerrem dus handmatig te bedienen.
Als de parkeerrem nog niet is aangetrok-
ken en het bestuurdersportier wordt ge-
opend, klinkt een geluidssignaal in com-
binatie met een melding op het display.
Plaats geen voorwerpen (pak-
jes sigaretten, telefoons, enz.)
achter de hendel van de elek-
trische parkeerrem.
RIJ
141
Wanneer de auto stilstaat en u bij draai-
ende of afgezette motor de parkeerrem
wilt aantrekken, trekt
u aan de hendel A
.
De aangetrokken toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:
- het branden van het verklik-
kerlampje parkeerrem en
het controlelampje P
op de
hendel A
,
- de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Wanneer u het bestuurdersportier opent
bij draaiende motor terwijl de parkeerrem
niet is aangetrokken, klinkt er een ge-
luidssignaal en verschijnt er een melding
op het display (behalve bij auto's met au-
tomatische versnellingsbak, als de selec-
tiehendel in de stand P
(Park) staat).
Handmatig vrijzetten
Om bij aangezet contact of draaiende
motor de parkeerrem vrij te zetten, trapt
u het rempedaal
of het gaspedaal in,
trekt
u aan de hendel A
en laat
u deze
vervolgens weer los
.
De vrijgezette toestand van de parkeer-
rem wordt aangegeven door:
- het doven van het verklik-
kerlampje parkeerrem en
het controlelampje P
op de
hendel A
,
- de melding "Parkeerrem
vrijgezet".
Als u aan de hendel A
trekt zon-
der het rempedaal in te trappen
wordt de parkeerrem niet vrijge-
zet en gaat een lampje branden
op het instrumentenpaneel.
Handmatig aantrekken Extra stevig aantrekken
U kunt, indien nodig, de parkeerrem
extra stevig aantrekken
. Dit gebeurt
door de hendel A langer te bedienen
,
tot de melding "Parkeerrem aangetrok-
ken" op het display verschijnt en er een
geluidsignaal klinkt.
In het geval van een aangekop-
pelde aanhanger, wanneer de
auto beladen is of op een steile
helling staat, dient u de parkeerrem ex-
tra stevig aan te trekken, bij het parkeren
de voorwielen naar de stoeprand te stu-
ren en een versnelling in te schakelen.
Na het extra stevig aantrekken van
de parkeerrem duurt het langer voor-
dat de parkeerrem weer is vrijgezet.
Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
van de parkeerrem op het in-
strumentenpaneel constant
brandt.
Het extra stevig aantrekken van de
parkeerrem is noodzakelijk in de vol-
gende omstandigheden:
- wanneer een caravan of aanhanger
aan de auto is gekoppeld en de au-
tomatische bediening is geactiveerd
terwijl u de parkeerrem handmatig
bedient,
- wanneer de hellingcondities ver-
moedelijk zullen variëren terwijl de
auto stilstaat (bijvoorbeeld wanneer
de auto vervoerd wordt op een boot
of trailer, of bij slepen).
RIJ
142
Automatisch aantrekken,
motor afgezet
Wanneer de auto stilstaat en u de mo-
tor afzet, wordt de parkeerrem auto-
matisch aangetrokken
.
De aangetrokken toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:
- het branden van het verklik-
kerlampje parkeerrem en
het controlelampje P
op de
hendel A
,
- de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Automatisch vrijzetten
De elektrische parkeerrem wordt auto-
matisch geleidelijk vrijgezet bij het
wegrijden
:
)
Handgeschakelde versnellings-
bak:
houd het koppelingspedaal ge-
heel ingetrapt en schakel de 1
e ver-
snelling of de achteruitversnelling
in. Trap vervolgens het gaspedaal
in terwijl u het koppelingspedaal laat
opkomen.
)
Gestuurde handgeschakelde ver-
snellingsbak:
zet de selectiehendel
in de stand A
, M
of R
en geef gas.
)
Automatische versnellingsbak:
zet de selectiehendel in de stand D
,
M
of R
en geef gas,
Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
parkeerrem op het instrumen-
tenpaneel constant brandt.
Laat kinderen nooit alleen in de auto
wanneer het contact is aangezet: ze
zouden de parkeerrem kunnen vrij-
zetten.
- het doven van het verklik-
kerlampje parkeerrem en
het controlelampje P
op de
hendel A
,
- de melding "Parkeerrem
vrijgezet". Het aantrekken of vrijzetten van de
elektrische parkeerrem gaat gepaard
met een geluid.
De vrijgezette toestand van de parkeer-
rem wordt aangegeven door:
Parkeerrem aantrekken, bij draaiende motor
Wanneer de auto stilstaat met draai-
ende motor, dient u de auto beslist te-
gen wegrollen te beveiligen door de
parkeerrem handmatig
aan te trekken.
Trek
daarvoor aan de hendel A
.
De aangetrokken toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:
- het branden van het verklik-
kerlampje parkeerrem en
het controlelampje P
op de
hendel A
,
- de melding "parkeerrem
aangetrokken".
Wanneer u het bestuurdersportier opent
om uit te stappen terwijl de parkeerrem
niet is aangetrokken, klinkt er een ge-
luidssignaal en verschijnt er een melding
op het display (behalve bij auto's met au-
tomatische transmissie, als de selectie-
hendel in de stand P
(Park) staat).
Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
van de parkeerrem op het in-
strumentenpaneel constant
brandt.
Geef, wanneer de auto stil-
staat met draaiende motor,
niet onnodig gas, omdat u dan
het risico loopt dat de parkeer-
rem wordt vrijgezet.
In het geval van een aangekoppelde
aanhanger, wanneer de auto bela-
den is of op een steile helling staat,
dient u bij het parkeren de voorwie-
len naar de stoeprand te sturen en
een versnelling in te schakelen.
Sticker op portierpaneel
RIJ
148
Systeem dat bepaalde informatie op
een doorzichtig scherm projecteert,
in het directe gezichtsveld van de be-
stuurder zodat deze zijn ogen niet van
de weg hoeft af te wenden.
Dit systeem werkt bij draaiende motor
en de instellingen worden opgeslagen
bij het afzetten van het contact.
HEAD-UP DISPLAY
1.
Inschakelen/uitschakelen head-up
display.
2.
Regeling lichtsterkte.
3.
Hoogteverstelling weergave.
Door één van de schakelaars in te druk-
ken wordt het projectiescherm uitge-
klapt. Als het head-up display is ingeschakeld,
geeft het de volgende informatie weer:
A.
De snelheid van uw auto.
B.
De informatie van de snelheidsrege-
laar/-begrenzer.
Tuimelschakelaars
Informatie op het head-up display
C. De informatie van de "Distance
alert" (volgens uitvoering).
RIJ
149
Bij bepaalde weersomstandig-
heden (regen en/of sneeuw,
zeer zonnig, ...) kan de infor-
matie op het head-up display tijdelijk
minder goed leesbaar zijn.
Sommige brillen (ook zonnebrillen en
brillen met speciale glazen) kunnen
het lezen van de informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje of
microfi ber doekje) om het projectie-
scherm dat bestaat uit plexiglas te
reinigen. Gebruik nooit een droge
doek, een schuurspons, schoon-
maak- of oplosmiddel om te voorko-
men dat er krassen ontstaan op het
scherm of de anti-refl ecterende func-
tie beschadigd raakt.
Het is raadzaam de schake-
laars uitsluitend bij stilstaande
auto te bedienen.
Leg nooit voorwerpen rondom het
projectiescherm (of op de afdekking)
zodat het uitklappen en de goede
werking van het scherm niet verhin-
derd wordt.
)
Druk bij draaiende motor op de
schakelaar 1
. Het head-up display
blijft ingeschakeld/uitgeschakeld als
de motor na het afzetten weer wordt
gestart.
Hoogteverstelling
)
Stel het display bij draaiende motor
op de gewenste hoogte af met de
schakelaar 3
:
- omhoog om het display hoger af
te stellen,
- omlaag om het display lager af te
stellen.
Inschakelen/uitschakelen Regelen van de lichtsterkte
)
Stel bij draaiende motor de licht-
sterkte van het display in met de
schakelaar 2
:
- omhoog om de lichtsterkte te ver-
hogen,
- omlaag om de lichtsterkte te ver-
lagen.