29
CO
Parameters van de auto
In dit menu kunt u bepaalde functies ten
behoeve van het rijden en het comfort
inschakelen (volgens land van bestem-
ming):
- inschakelen van de ruitenwisser ach-
ter als de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld (zie hoofdstuk "Zicht"),
- selectieve ontgrendeling (zie hoofd-
stuk "Openen"),
- follow-me-home en instapverlichting
(zie hoofdstuk "Zicht"),
- sfeerverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- verlichting overdag (zie hoofdstuk
"Zicht"),
-
bochtverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- elektrische parkeerrem of handrem
(zie hoofdstuk "Rijden").
Keuze van de eenheden
In dit menu kunt u de eenheden kiezen:
temperatuur (°Celsius of °Fahrenheit)
en verbruik (l/100 km, mpg of km/l).
Taalkeuze
In dit menu kunt u de weergave van de
taal kiezen: Deutsch, English, Espanol,
Français, Italiano, Nederlands, Portu-
gues, Türkçe * . Het algemene menu en de bijbe-
horende functies zijn uitsluitend
toegankelijk bij stilstaande auto,
via de toetsen 1 tot en met 4 .
Boven een bepaalde snelheid ver-
schijnt een melding op het display
die aangeeft dat toegang tot het al-
gemene menu onmogelijk is.
De weergave van de boordcomputer
is uitsluitend toegankelijk bij rijdende
auto, via de toetsen 2 en 3 (zie para-
graaf "Boordcomputer").
Algemeen menu
)
Druk op toets 1 voor toegang tot het
algemene menu en om één van de
volgende functies te kiezen:
- "Parameters van de auto",
- "Taalkeuze",
- "Keuze van de eenheden".
)
Druk op toets 2 of 3 om op het
scherm te verplaatsen.
)
Druk opnieuw op toets 1 om de keu-
ze te bevestigen.
*
Volgens land van bestemming.
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes geven de bestuur-
der informatie over de werking van een
systeem (ingeschakeld of uitgescha-
keld) of waarschuwen de bestuurder in
het geval van een storing (waarschu-
wingslampje).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
bepaalde waarschuwingslampjes en-
kele seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten
deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer
dan voordat u gaat rijden welke functie
het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen
gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display.
Verklikkerlampjes kunnen con-
stant branden of knipperen.
Een aantal verklikkerlampjes
heeft beide mogelijkheden. Of het
constant branden of knipperen van
een verklikkerlampje duidt op een
storing, is afhankelijk van de wer-
kingsfase van de auto.
32
CO
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Passagiersairbag
permanent.
De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand " OFF
".
De frontairbag aan
passagierszijde is
uitgeschakeld.
In dit geval kunt u een
kinderzitje met de "rug in de
rijrichting" plaatsen. Zet de schakelaar in de stand " ON
" om de
frontairbag aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen
kinderzitje met de "rug in de rijrichting".
ESP/ASR
permanent. De toets linksonder op
het dashboard wordt
ingedrukt. Het bijbehorende
verklikkerlampje gaat
branden.
De functie ESP/ASR wordt
uitgeschakeld.
ESP: dynamische
stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling. Druk op de toets om de functie ESP/ASR in te
schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie ESP/ASR wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Na uitschakelen van het systeem, wordt
het automatisch opnieuw ingeschakeld bij
snelheden hoger dan ongeveer 50 km/h.
CO
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende waarschuwingslampjes gaat branden, wijst dit op een storing
in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen.
Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een
melding op het multifunctionele display wordt weergegeven.
Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
STOP
permanent, alleen of in
combinatie met een ander
waarschuwingslampje,
een geluidssignaal en een
melding op het display.
Dit waarschuwingslampje
brandt bij een ernstige
storing in het remsysteem,
de stuurbekrachtiging, het
motoroliecircuit, het koelcircuit
en bij een lekke band. Zet de auto zo snel mogelijk op een
veilige plaats stil, want de motor kan
onder het rijden afslaan.
Zet het contact af en neem contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats
Service
brandt tijdelijk. Er is een kleine storing
opgetreden waarbij geen
specifi ek controlelampje gaat
branden. Identifi ceer de storing met behulp van de
melding op het display, bijvoorbeeld:
- het sluiten van de portieren,
achterklep of motorkap,
- het motorolieniveau,
- het niveau van de
ruitensproeiervloeistof,
- de batterij van de afstandsbediening,
- de bandenspanning,
- vervuiling van het roetfi lter (diesel).
- ...
Raadpleeg in andere gevallen het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
permanent. Er is een ernstige storing
opgetreden waarbij geen
specifi ek controlelampje gaat
branden. Identifi ceer de storing met behulp van
de melding op het display en raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
(Roetfi lter
(FAP),
diesel)
permanent, enige tijd
in combinatie met
de melding "Kans op
verstopping roetfi lter". Geeft aan dat het roetfi lter
verstopt begint te raken. Regenereer het roetfi lter, als de
verkeersomstandigheden het toelaten, door
met een snelheid van minimaal 60 km/h te
rijden tot het verklikkerlampje Service dooft.
permanent.
Geeft aan dat het minimumniveau
van het additiefreservoir is bereikt. Laat het reservoir zo snel mogelijk bijvullen door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
37
CO
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Als bij draaiende motor de wijzer zich
bevindt in:
- zone A
, is de temperatuur in orde,
- zone B
, is de temperatuur te hoog.
Het waarschuwingslampje te hoge
koelvloeistoftemperatuur 1
gaat
branden in combinatie met het
waarschuwingslampje STOP
, een
geluidssignaal en een melding op
het display. De temperatuur en de druk in het koel-
circuit beginnen na enkele minuten rij-
den te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
)
wacht tot de motor is afgekoeld,
)
draai de dop twee omwentelingen
los om de druk te laten dalen,
)
verwijder vervolgens de dop,
)
vul bij tot aan het merkteken
"MAXI".
Stop zo snel mogelijk op een veilige
plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de mo-
tor afzet.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Bochtverlichting
knippert. Er is een storing in de
bochtverlichting. Laat dit controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Bandenspanning
te laag
permanent. De bandenspanning van een
of meerdere wielen is te laag. Controleer zo snel mogelijk de
bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur bij koude
banden te worden uitgevoerd.
38
CO
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator geeft aan hoe-
veel kilometer u nog verwijderd bent
van de eerstvolgende onderhoudscon-
trole volgens het onderhoudsschema
van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de
laatste nulstelling van de onderhoudsin-
dicator op basis van twee parameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudscontrole.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onderhouds-
sleutel branden. De kilometerteller geeft
de resterende kilometers tot de eerst-
volgende onderhoudscontrole aan.
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden het
volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact verdwijnt de sleutel ; de tel-
ler geeft weer de kilometerstand en de
stand van de dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgen-
de onderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden het
volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de sleutel branden
om aan te geven dat er binnenkort on-
derhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, ver-
schijnt er geen onderhoudsinformatie
op het display.
39
CO
Als u na deze handeling de
accu wilt loskoppelen, ver-
grendel dan de auto en wacht
minimaal 5 minuten. Het op 0 zetten
van de onderhoudsintervalindicator
zal anders niet worden opgeslagen.
Op 0 zetten van de
onderhoudsintervalindicator
De onderhoudsintervalindicator moet
na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet
worden.
Voer dit als volgt uit:
)
zet het contact af,
)
druk op de resetknop van de dagtel-
ler en houd deze ingedrukt,
)
zet het contact aan; de kilometertel-
ler begint terug te tellen,
)
laat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
De factor tijd kan worden mee-
gewogen bij de nog af te leg-
gen kilometers, afhankelijk van
de rijgewoonten van de bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden
als het interval van twee jaar is over-
schreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat geduren-
de 5 seconden de sleutel knipperen om aan te
geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudsbeurt met 300 km over-
schreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het dis-
play gedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer in
werking en blijft de sleutel branden .
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhouds-
informatie weergeven.
)
Druk op de knop voor nulstelling van
de dagteller.
De onderhoudsinformatie wordt en-
kele seconden weergegeven en ver-
dwijnt vervolgens weer.
CO
Een controle van het olieni-
veau is alleen betrouwbaar
als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de
motor minstens 30 minuten niet heeft
gedraaid.
Motorolieniveaumeter
De motorolieniveaumeter geeft aan of
het motoroliepeil in orde is. Bij het aanzetten van het contact wordt
eerst de onderhoudsintervalindicator
weergegeven en vervolgens gedurende
enkele seconden het motorolieniveau.
Olieniveau correct
Te weinig olie
Storing motorolieniveaumeter
Oliepeilstok
Als de aanduiding "OIL"
knippert in
combinatie met het verklikkerlampje
service, een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display, is
het motorolieniveau te laag.
Controleer het olieniveau met de peil-
stok. Als blijkt dat het olieniveau te laag
is, moet olie worden bijgevuld om te
voorkomen dat ernstige motorschade
ontstaat. Als de aanduiding "OIL --"
knippert,
duidt dit op een storing in de motorolieni-
veaumeter. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles"
voor de plaats van de peilstok en het
bijvullen van motorolie voor het motor-
type van uw auto.
2 merktekens op de peil-
stok:
- A
= maxi; het oliepeil mag
nooit boven het niveau A
uitkomen (kans op scha-
de aan de motor),
- B
= mini; als het oliepeil
niet boven het niveau B
uitkomt, moet het voor
de motor van uw auto
voorgeschreven type
motorolie worden bijge-
vuld via de vuldop.
M
U
42
Weergave op het display
Dit display kan de volgende informatie
weergeven:
- de tijd,
- de datum,
- de buitentemperatuur * (de tempera-
tuur knippert bij kans op gladheid),
- controle van te openen carrosserie-
delen (portieren, achterklep, ...),
- informatie van de boordcomputer
(zie het einde van dit hoofdstuk).
Het display kan tijdelijk waarschuwings-
meldingen (bijv.: "Storing emissierege-
ling") of informatie (bijv.: "Achterklep
open") weergeven. Sommige meldin-
gen kunnen worden gewist door op de
toets "ESC" te drukken.
(ZONDER AUTORADIO) Toetsen Algemeen menu
Het display kan met behulp van drie
toetsen worden bediend:
- "ESC" om de uitgevoerde hande-
ling af te breken,
- "MENU" om een overzicht van de
menu's of hulpmenu's weer te geven,
- "OK" om het gewenste menu of
hulpmenu te selecteren.
)
Druk op de toets "MENU" om een
overzicht van de diverse menu's in
het algemene menu weer te geven:
- confi guratie van de auto,
- opties,
- instellingen display,
- talen,
- eenheden.
)
Druk op de toets "OK" om het ge-
wenste menu te selecteren.
*
Uitsluitend bij auto's met airconditio-
ning.