Page 20 of 236

IN EEN OOGOPSLAG
18
Snelheidsregelaar
Met de snelheidsregelaar kan de auto
constant blijven rijden, met een door de
bestuurder ingestelde snelheid.
1.
Toets "ON/OFF"
: snelheidsregelaar
inschakelen/uitschakelen.
2.
Toets "COAST SET"
: snelheid op-
slaan of kruissnelheid verlagen.
3.
Toets "ACC RES"
: kruissnelheid
verhogen en terugkeren naar vooraf
ingestelde snelheid.
4.
Toets "CANCEL"
: snelheidsrege-
laar uitschakelen.
Om een snelheid in te stellen, moet de
snelheid van de auto hoger zijn dan
40 km/h en moet tenminste de tweede
versnelling zijn ingeschakeld. De parkeerhulp detecteert elk obstakel
dat zich achter de auto bevindt (voet-
ganger, auto, boom, hek, ...).
De auto is voorzien van vier sensoren:
D.
twee zijsensoren.
E.
twee centrale sensoren.
Parkeerhulp met geluidssignaal
121
123
Vierwielaandrijving
Afhankelijk van de omstandigheden
kan de bestuurder kiezen uit drie soor-
ten aandrijving:
A. Tweewielaandrijving (2WD),
B. Vierwielaandrijving
(4WD AUTO),
C. Vierwielaandrijving
(4WD LOCK).
119
Plus...
U kunt de aandrijving wijzigen
wanneer de auto stilstaat of tij-
dens het rijden als u langzamer
dan 100 km/h rijdt.
Page 32 of 236

1
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Preventieve waarschuwingsmeldingen
Waarschuwingsmeldingen (contact in stand "ON")
Functie
weergave
Status functie
Tweewielaandrijving
2WD
Knippert Tweewielaandrijving "2WD" ingeschakeld.
Vierwielaandrijving
4WD
Knippert Vierwielaandrijving "4WD" ingeschakeld.
Deze aandrijving is standaard ingeschakeld.
Vierwielaandrijving
4WD LOCK
Knippert Vierwielaandrijving "LOCK" ingeschakeld.
Buitentemperatuur
Continu Geeft de buitentemperatuur weer.
De weergegeven temperatuur kan afwijken van de werkelijke
buitentemperatuur wanneer de auto stilstaat of de snelheid lager is
dan 20 km/h.
Melding
Weergave
Oorzaak
Oplossing - actie
Opmerkingen
Onderhoudsindicator
Continu Geeft aan wanneer
de volgende
onderhoudsbeurt
moet plaatsvinden. Raadpleeg het
PEUGEOT-
netwerk of een
gekwalifi ceerde
werkplaats. Verschijnt gedurende enkele
seconden na aanzetten van
het contact.
Aanbevolen
rustpauze
Continu Waarschuwt de
bestuurder dat
het tijd is voor een
rustpauze. Wij raden u aan
een rustpauze te
nemen. Verschijnt wanneer de vooraf
ingestelde rijtijd is verstreken.
Er klinkt 3 keer een
geluiddssignaal dat vervolgens
om de 5 minuten wordt
herhaald, tot de auto stopt.
Page 121 of 236

7
RIJDEN
ELEKTRONISCH GESTUURDE ELEKTRO
VIERWIELAANDRIJVING VIERWI
4WD AUTO (stand 1)
Bij vierwielaandrijving wordt de auto
optimaal aangedreven, op elke onder-
grond.
Onder normale omstandigheden wordt
in deze positie het koppel automatisch
verdeeld over de voor- en achterwie-
len.
Het koppel wordt voornamelijk overge-
bracht op de voorwielen, de elektroni-
sche eenheid bepaalt aan de hand van
de grip op het wegdek hoeveel koppel
naar de achterwielen gaat. Hierdoor is
de wegligging altijd optimaal.
De bestuurder kan handmatig kiezen
uit drie aandrijvingen, afhankelijk van
de gewenste prestaties.
U kunt de aandrijving wijzigen wan-
neer de auto stilstaat, of wanneer de
auto rijdt met een snelheid lager dan
100 km/h
.
De aandrijving kan worden gewijzigd
door aan de knop A
te draaien.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Na het wijzigen van de aandrijving knip-
pert het bijbehorende pictogram op het
display van het instrumentenpaneel.
Type aandrijving selecteren
Als de omstandigheden het toe-
laten, raden wij u aan deze aan-
drijving te kiezen.
2WD (stand 3)
In deze stand heeft de auto voorwiel-
aandrijving
Deze aandrijving leent zich het best
voor rijden op asfaltwegen, of wanneer
de auto veel grip heeft (droog weg-
dek).
4WD LOCK (stand 2)
De auto kan ook op alle vier wielen wor-
den aangedreven.
Deze aandrijving is het meest geschikt
in situaties waar de auto weinig grip
heeft (zand, modder, hellingen, ...). Afhankelijk van de omstandigheden
kunt u met dit systeem een type aan-
drijving kiezen.
Page 122 of 236

7
RIJDEN
Storingen
Wanneer het pictogram van de gese-
lecteerde aandrijving knippert, schakelt
de auto automatisch over op voorwiel-
aandrijving "2WD"
.
In dit geval is het niet meer mogelijk om
een andere aandrijving te selecteren
met de knop A
. Belast de auto zo min mogelijk
tijdens het rijden.
Aangezien het motorkoppel
op alle vier wielen wordt over-
gebracht, heeft de staat van
de banden grote invloed op de
prestaties van de auto.
Controleer of de vier banden in
goede staat verkeren.
Vermijd zandgrond, modder en
andere plaatsen waar wielen
kunnen doorslippen.
Bij slippende wielen wordt veel
kracht uitgeoefend op de over-
brenging, hetgeen ernstige sto-
ringen kan veroorzaken.
Rijd nooit met de auto door diep
water.
Vermijd te geaccidenteerd ter-
rein (kans op beschadigen van
de bodem of vast blijven zitten
op de top van een helling).
Sleep de auto uitsluitend met
een autotransporter.
Bij het slepen van de auto mo-
gen de voor- of achterwielen
nooit meedraaien, zelfs niet
wanneer tweewielaandrijving
"2WD" is ingeschakeld.
Als de melding "SLOW DOWN" op het
instrumentenpaneel verschijnt, dient u
de aandrijving te laten afkoelen voordat
u verder rijdt.
Als de pictogrammen "4WD" en "LOCK"
afwisselend knipperen en de melding
"SERVICE REQUIRED" op het instru-
mentenpaneel verschijnt, is er een sto-
ring en treedt het veiligheidssysteem in
werking.
Raadpleeg zo snel mogelijk het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.