
.
.
Inhoud
Claxon 48
Alarmknipperlichten 48
Handrem 48
Brake-assist-system (BAS) 49
ABS, REF, CSC 49
ASR en ESP 50
Autogordels 51
Airbags 54
Veiligheid
Toerenteller 19
Instrumentenpaneel 19
Controle-/waarschuwingslampjes 20
Kilometerteller 23
Meters 23
Tijd instellen 25
Controle tijdens het rijdenIn één oogopslag
Sleutels / Afstandsbediening 26
Portieren 28
Elektrisch bedienbare ruiten 28
Zijruiten achter 29
Achterklep 29
Brandstoftank 30
Toegang tot de auto
Ventilatie 33
Ver war ming 34
Airconditioning 35
Spiegels 37
Stuurwiel verstellen 37
Voor stoelen 38
Achterbank 39
Comfort Eco-rijden
Voor zieningen in het interieur 40
Voorzieningen in de bagageruimte 41
Indelingen
2 Tronic versnellingsbak 42
Rijden
Lichtschakelaar 44
LED-dagrijverlichting 45
Koplampen verstellen 46
Plafonnier 46
Ruitenwisserschakelaar 47
Zicht

.In één oogopslag
7
1. Hendel motorkapontgrendeling2.Koplampverstelling 3.Uitschakelen airbag aan passagierszijde4.Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster
5.Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers
6. Airbag bestuurder
Claxon
7.Zekeringkast dashboard (links en
rechts onder de bekleding van het
instrumentenpaneel) 8. To erenteller 9.Bediening buitenspiegel passagierszijde
10. Bedieningen bij het stuur 2 Tronic
versnellingsbak
11. Schakelaar ruitbediening passagierszijde
12. Ver snellingshendel
13.Bekerhouder
14. Hoogteverstelling stuurwiel
Cockpit

In één oogopslag
8
1. Bediening buitenspiegel bestuurderszijde2.Instrumentenpaneel 3.Ruitenwisserschakelaar 4.
Contact-/stuurslot
5. Alarmknipperlichten
6.Opbergvak7. Luchtverdeelrooster 8.Voor r uitont waseming
9.
Airbag passagier 10.Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster 11. Opbergbox12 .
Autoradio13.Bedieningspaneel ventilatie,
ver warming of airconditioning 14 .AUX-ingang voor het aansluiten
van een extern apparaat15.Opbergvak16. 12V- aansluiting (maximaal 120 W)17.Handrem 18.Schakelaar ruitbedieningbestuurderszijde
Cockpit

.In één oogopslag
15
Uw auto voldoet aan de nieuwe ISOFIX-normen.
De achterzitplaatsen zijn uitgerust met de
voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen.
Elke zitplaats is voorzien van drie
bevesti
gingsringen:
- twee onderste bevestigingsringen A , die zich tussen de rugleuning en de zitting vande zitplaats bevinden,
- één bovenste bevestigingsring B
, de TOP TETHER-bevestiging, onder aan de
achterzijde van de rugleuning.
De ISOFIX-kinderzitjesbeschikken over
twee sloten en/of een riem die eenvoudig aan
deze ringen kunnen worden verankerd (ziestickers of markering op het metalen deel op de
achterzijde van de rugleuning.
Airbag aan passagierszijdeuitgeschakeld
Het controlelampje blijft brandenzolang de airbag aan passagierszijdeis uitgeschakeld.
Waarschuwingslampje
autogordel voor
1.
Steek de sleutel in de schakelaar.2.Selecteer de stand "OFF".3.Houd de schakelaar in dezelfde stand en
ver wijder de sleutel. Bij het aanzetten van het contact gaat dit waarschuwingslampje
knipperen zolang de bestuurder en/of
voorpassagier zijn autogordel niet heeft vastgemaakt.
Wanneer bij draaiende motor de bestuurder of
voorpassagier zijn gordel losmaakt , gaat dit
lampje knipperen.
Veiligheid
Uitschakelen airbag aan
passagierszijdeISOFIX-bevesti
gingen
556
2
52

1
VSC
Controle tijdens het rijden
21
Antiblokkeersysteem (ABS)
permanent. Er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerkin
g blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg zo snel
mo
gelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Elektronischstabiliteitsprogramma(ESP/ASR)
permanent. De ASR en/of het ESP zijnactief. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor een beterekoersstabiliteit.
permanent. Storin
g in de ASR of het ESP. Laat het systeem controleren bij hetPEUGEOT- net wer k of bij een gekwalificeerde werkplaats.
Koelvloeistoftemperatuur
permanent. De temperatuur van de
koelvloeistof is te hoog.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof tot de motor is afgekoeld.
Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Airbags
t
ijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkeleseconden en dooft als het contact wordt aangezet. Het lamp
je moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
knippert. Er is een storing inminimaal een van de airbags.
De airbags worden bij een aanrijding mogelijk niet meer geactiveerd. Laat het systeem controleren bij het
PEUGEOT- net wer k of bij een gekwalificeerde werkplaats.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen

P/S
Controle tijdens het rijden
22
Uitschakelen passagiersairbag
permanent. D
e schakelaar van depassagiersairbag staat in destand "OFF".
De frontairbag aan passagierszijde is uitgeschakeld.
In dit geval kunt u een kinderzitjemet de "rug in de rijrichting"plaatsen.
Zet de schakelaar in de stand "ON " om de frontairbag aan
passa
gierszijde in te schakelen. Bevestig in dit geval op deze
zitplaats geen kinderzitje met de "rug in de rijrichting".
Laadstroom accu
permanent. Er is een storin
g in het
laadstroomcircuit van de accu (ver vuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem
dynamo ontspannen of gebroken...).
Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan. Parkeer de auto op een veilige plek.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als dit niet het geval is.
Elektrischestuurbekrachtiging
permanent. Er is een storing met betrekking tot de elektrischestuurbekrachtiging. Ri
jd voorzichtig en met lage snelheid.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Autogordel(s)voorin niet vastgemaakt/losgemaakt
(volgens uitvoering)
knippert, bij snelheden hoger dan 20 km/h in combinatie met een geluidssignaal.
De bestuurder en/of de
voorpassagier heeft zijn
auto
gordel niet vastgemaakt of
losgemaakt. Trek aan de
gordel en klik de gesp vast in de gesphouder.
Emissieregeling
permanent. Er is een storing in deemissieregeling. Het waarschuwin
gslampje moet doven als de motor wordt gestart.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
2 Tronic versnellingsbak permanent. De 2 Tr o n i c v e r s n e l l i ngsbak isdefect. Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen

26Toegang tot de auto
Sleutels / Afstandsbediening
Sleutels
Vergrendelen
Druk op de knop Aom de auto op afstand
te vergrendelen. Dit wordt bevestigd door
het gedurende kor te tijd branden van de richtingaanwijzers.Centrale vergrendeling/ontgrendeling
Met behulp van de sleutel in het slot van het
bestuurdersportier kunnen alle portieren en de achterklep gelijktijdig vergrendeld of
ontgrendeld worden.
Ontgrendelen
Druk op de knop Bom de auto te ontgrendelen.
Dit wordt bevestigd door het tweemaal
knipperen van de richtingaanwijzers.
Lokaliseren van de auto
Om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren
op een parkeerplaats: )Druk op de knop A, de knipperlichten gaaneven branden.
U kunt als aanvulling op de set sleutels (met afstandsbediening) van uw automaximaal drie nieuwe sleutels laten
bijmaken.Bij verlies van alle bij de auto behorende sleutels moet een kostbareen ingrijpende handeling aan uw autoworden verricht. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer u de auto heeft vergrendeld en merkt dat een van de portieren nietgoed is gesloten, sluit dan het portier envergrendel de auto opnieuw.
Met behulp van de sleutel kunnen de
voorport
ieren, de achterklep en de tankdop
vergrendeld en ontgrendeld worden, kan de passagiersairbag worden uitgeschakeld en
wordt het contactslot/stuurslot bediend. Met behulp van de afstandsbedienin
g kan
de auto op afstand worden vergrendeld en ontgrendeld en kan de auto worden gelokaliseerd.

7
53 Veiligheid
*
Volgens uitvoering.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat alle passagiers tijdens het rijden op de juiste wijze hun autogordel dragen.Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdenshet rijden hun autogordel dragen, ook albetreft het een korte rit. Draai de gespen van de autogordels niet om; de gordels zijn dan nietvoldoende effectief.
Als de zitplaatsen zijn voorzien van armsteunen * , moet de heupgordel altijdonder de armsteun door worden geleid. De autogordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat delengte van de gordel automatisch wordtaangepast aan uw lichaamsbouw. De gordel wordt automatisch opgerold alsdeze niet wordt gebruikt. Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold.De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. De schoudergordel moet langs hetholle gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien vaneen automatische blokkeerinrichting diein werking treedt bij een aanrijding, eennoodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting deblokkeren door kort aan de riem te trekkenen deze weer los te laten.
Voor een effectieve werking van deautogordel:- dient deze strak om het lichaam teworden gedragen,- mag deze door niet meer dan éénvolwassen persoon worden gedragen,- mag deze geen beschadigingen of rafels ver tonen, - moet deze in een vloeiende bewegingnaar voren worden getrokken, om tevoorkomen dat de gordel gedraaid raakt, - mag er om te voorkomen dat de gordelniet goed werkt niets aan wordengewijzigd. Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aande autogordels worden uitgevoerd door het PEUGEOT- net wer k of door een gekwalificeerdewerkplaats. Het-netwerk zorgt tevens voor degarantie en voert de werkzaamheden volgens de voorschriften uit. Laat de autogordels van uw auto regelmatig controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats, met name op beschadigingen van de riem. Reinig de autogordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT- net wer k . Controleer na het neerklappen of verstellenvan een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed isopgerold.
Voorschriften voor kinderen:
- Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje,
- Gebruik geen gordelgeleider *
wanneer een kinderzitje is geïnstalleerd,
- Deautogordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden,
- Laat nooit een kind op schoot zittentijdens het rijden. De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding , vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.Het activeren van de gordelspanners gaatgepaard met wat onschadelijke rook en eenknal, als gevolg van de activering van depyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.
Het waarschuwingslampje van de airbag gaat in ieder geval branden. Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel ver vangendoor het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.