❒wordt ononderbroken wanneer de afstand
tussen de auto en het obstakel minder dan 30
cm bedraagt en stopt onmiddellijk als de
afstand toeneemt
❒blijft constant als de afstand ongewijzigd blijft;
als deze situatie de zijsensoren betreft, zal de
zoemer na circa 3 seconden stoppen om
bijvoorbeeld signalen te voorkomen tijdens
manoeuvres langs muren.
Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit
bevuild zijn met modder, vuil, sneeuw
of ijs. Zorg ervoor dat ze tijdens het reinigen
niet gekrast of beschadigd worden. Vermijd
het gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water worden
gewassen, waaraan eventueel autoshampoo
is toegevoegd. Wanneer speciale
reinigingsapparaten worden gebruikt, zoals
stoomreinigers of hogedrukreinigers, reinig
dan de sensoren zeer snel en houd de straal
op minstens 10 cm afstand.Voor het overspuiten van de bumpers
of eventueel bijwerken van de laklaag
in de zone van de sensoren, dient men
zich uitsluitend tot het Lancia Servicenetwerk
te richten. Het verkeerd opbrengen van de
lak kan de werking van de parkeersensoren
negatief beïnvloeden.WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch
uitgeschakeld zodra de elektrische stekker van de
aanhanger in het stopcontact van de trekhaak
van de auto wordt gestoken. De sensoren worden
automatisch ingeschakeld zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
BELANGRIJK Als de trekhaak gemonteerd moet
blijven, ook als er geen aanhanger is, wordt
geadviseerd zich tot het Lancia Servicenetwerk te
wenden om het systeem te laten bijwerken,
aangezien de trekhaak door de middelste sensoren
als een obstakel gedetecteerd kan worden.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres in bijzondere mate
op obstakels die zich boven of onder de sensoren
kunnen bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen
voorwerpen voor of achter de auto niet
gedetecteerd worden en kunnen zo schade aan de
auto veroorzaken of zelf beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen de werking
van de parkeersensoren beïnvloeden:
❒Verminderde gevoeligheid van de sensoren en
afname van de prestaties van het systeem
kunnen te wijten zijn aan de aanwezigheid van
ijs, sneeuw, modder, dikke verf op de sensoren.
113WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK
De vervaldata van de explosieve
lading en de klokveer staan vermeld
op een specifiek etiket in het
dashboardkastje. Neem contact op met het
Lancia Servicenetwerk om ze te laten
vervangen wanneer de vervaldatum nadert.
BELANGRIJK
Laat bij diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Lancia
Servicenetwerk controleren.
BELANGRIJK
Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Om die reden mogen kinderen
nooit op de voorstoel worden geplaatst,
ook als de auto stilstaat. Als de sleutel echter
in de stand STOP staat, wordt bij een
ongeval geen enkel veiligheidssysteem
(airbag of gordelspanners) geactiveerd. In
dat geval duidt de niet-activering niet op een
storing van het systeem.
BELANGRIJK
Wanneer de contactsleutel naar de
stand MAR wordt gedraaid, gaat het
waarschuwingslampje
(bij actieve
frontairbag aan passagierszijde) enkele
seconden branden, om eraan te herinneren
dat de passagiersairbag bij een botsing
geactiveerd wordt. Hierna moet het lampje
doven.
BELANGRIJK
Het
waarschuwingslampje
knippert om te wijzen op
een
storing van het lampje. In dit geval worden
de explosieve ladingen van de
passagiersairbag gedeactiveerd (voor
bepaalde versies/markten).
BELANGRIJK
De activeringsdrempel van de airbag
is hoger dan die van de
gordelspanners. Bij aanrijdingen die tussen
deze twee drempelwaarden liggen, treden
alleen de gordelspanners in werking.
142WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DE MOTOR STARTENSTARTPROCEDURE VOOR
BENZINEVERSIES
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan en zet de versnellingsbak
in de vrijstand;
❒trap het koppelingspedaal volledig in zonder het
gaspedaal aan te raken;
❒draai de contactsleutel naar AVV en laat deze
los zodra de motor start.
Als de motor niet bij de eerste poging start, draai
dan de contactsleutel naar de stand STOP
alvorens de procedure te herhalen.
Als, met de contactsleutel in de stand MAR, het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel samen met het
waarschuwingslampjeblijft branden, draai
dan de sleutel naar STOP en weer terug naar
MAR; als het waarschuwingslampje blijft branden,
probeer dan met de andere sleutels die bij de
auto zijn geleverd.
Neem contact op met het Lancia Servicenetwerk
als de motor nog steeds niet gestart kan worden.
Laat de contactsleutel nooit in de MAR stand
bij afgezette motor.STARTPROCEDURE VOOR DIESELVERSIES
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan en zet de versnellingsbak
in de vrijstand;
❒draai de contactsleutel naar MAR: de
waarschuwingslampjes
en
op het
instrumentenpaneel gaan branden;
❒wacht tot de waarschuwingslampjes
en
doven;
❒trap het koppelingspedaal volledig in zonder het
gaspedaal aan te raken;
❒draai de contactsleutel naar AVV zodra het
waarschuwingslampje
dooft. Als te lang
wordt gewacht, is het werk van de
voorgloeibougies tevergeefs. Laat de sleutel los
zodra de motor start.
BELANGRIJK Bij koude motor moet het
gaspedaal volledig zijn opgekomen wanneer de
contactsleutel naar de stand AVV wordt gedraaid.
Als de motor niet bij de eerste poging start, draai
dan de contactsleutel naar de stand STOP
alvorens de procedure te herhalen.
144WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STARTEN EN RIJDEN
Als, met de contactsleutel in de stand MAR, het
waarschuwingslampje
blijft branden, draai dan
de sleutel naar STOP en weer terug naar MAR;
als het waarschuwingslampje blijft branden,
probeer dan met de andere sleutels die bij de auto
zijn geleverd.
Neem contact op met het Lancia Servicenetwerk
als de motor nog steeds niet gestart kan worden.
Als het waarschuwingslampje
na
het starten of na langdurig
"aanzwengelen" 60 seconden knippert,
duidt dit op een defect van de gloeibougies.
Als de motor start kan de auto zoals
gewoonlijk gebruikt worden, maar moet zo
snel mogelijk contact worden opgenomen met
het Lancia Servicenetwerk.
BELANGRIJK
Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien.
De motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere giftige
gassen.
BELANGRIJK
Onthoud dat de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging
niet werken zolang de motor niet is gestart;
om die reden is meer kracht benodigd voor
de bediening van het rempedaal en het
stuur.Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale
prestaties van de auto te eisen (bijv.
snel accelereren, lange afstanden op
topsnelheid, krachtig remmen etc.).Laat de contactsleutel nooit in de stand
MAR staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
145WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden. Hierdoor
kan brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd wordt.
DE GESTARTE MOTOR OPWARMEN
Ga als volgt te werk:
❒Rijd langzaam weg en laat de motor bij
gemiddelde toerentallen draaien. Geef niet
abrupt gas;
❒Verlang in het begin geen maximale prestaties.
Wacht tot de wijzer van de
koelvloeistoftemperatuurmeter begint te
bewegen.
DE MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel naar de stand STOP
terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na een zware rit
wordt uitgezet, moet men hem even stationair
laten draaien. Hierdoor kan de temperatuur in de
motorruimte dalen.Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut,
verspilt brandstof en is, vooral voor
motoren met turbocompressor, schadelijk.
PARKERENZet de motor af en trek de handrem aan. Schakel
een versnelling in (eerste als opwaarts wordt
geparkeerd en achteruit als neerwaarts wordt
geparkeerd) en laat de voorwielen iets gedraaid.
Als de auto op een steile helling wordt geparkeerd,
blokkeer de wielen dan met of wiggen of stenen.
Verwijder altijd de contactsleutel als de auto wordt
verlaten.
HANDREM
Trek, om de handrem in te schakelen, de hendel A
fig. 112 omhoog totdat de auto blokkeert. Trek,
om de handrem los te zetten, de hendel A iets
omhoog, druk de knop B in, houd deze ingedrukt
en laat de hendel zakken.
fig. 112
L0F0074
146WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Imperiaal/skidrager
Verwijder het imperiaal of de skidrager na
gebruik. Deze accessoires reduceren de
aërodynamica van de auto, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt. Gebruik voor het
vervoer van grote voorwerpen een aanhanger,
indien mogelijk.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische apparatuur alleen wanneer
nodig. De achterruitverwarming, de verstralers,
de ruitenwissers en de aanjager van het
ventilatie-/verwarmingssysteem nemen veel
stroom op, waardoor het brandstofverbruik
toeneemt (tot 25% in stadsverkeer).
Klimaatregeling
Het gebruik van de klimaatregeling doet het
brandstofverbruik toenemen. Gebruik wanneer de
buitentemperatuur het toelaat bij voorkeur alleen
het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde
aerodynamische accessoires kan de aërodynamica
nadelig beïnvloeden, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt.RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij stilstaande
auto, noch met stationair toerental noch met een
hoog toerental: zo warmt de motor veel langzamer
op en nemen het verbruik en de uitstoot van
uitlaatgassen toe. Het is beter om meteen rustig
weg te rijden en hoge toerentallen te vermijden: op
deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in wanneer men voor een
stoplicht stil staat of alvorens de motor af te
zetten. Deze handeling is bij moderne auto's net
als het overschakelen met tussengas nutteloos. Het
verhoogt alleen het brandstofverbruik en de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Schakel een hogere versnelling in zodra de
verkeers- en wegomstandigheden dit toelaten. Snel
accelereren met een lage versnelling verhoogt het
brandstofverbruik.
Ook het oneigenlijk gebruik van een hoge
versnelling doet het verbruik en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen toenemen en veroorzaakt
motorslijtage.
149WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DE AUTO LANGDURIG STALLENTref de volgende voorzorgen als de auto langer
dan een maand niet gebruikt zal worden:
❒zet de auto in een overdekte, droge en indien
mogelijk goed geventileerde ruimte en zet de
ruiten iets open;
❒schakel een versnelling in en controleer of de
handrem niet is aangetrokken;
❒maak de minklem van de accu los (zie voor
versies met het Start&Stop systeem de
paragraaf "Start&Stop systeem" in het
hoofdstuk "Kennismaking met de auto"); als de
accu niet van de elektrische installatie wordt
losgekoppeld, controleer dan elke maand de
lading;
❒maak de met lak gespoten delen schoon en
behandel ze met een beschermende was;❒reinig en bescherm de glanzende metalen delen
met speciale middelen die in de handel
verkrijgbaar zijn;
❒bestrooi de wisserrubbers van de ruitenwissers
en achterruitwisser met talkpoeder en til ze
van de ruit op;
❒dek de auto af met een doek of een
geperforeerde kunststof hoes. Gebruik geen
dichte plastic hoezen, omdat het op de
carrosserie aanwezige vocht dan niet kan
verdampen;
❒pomp de banden 0,5 bar boven de
voorgeschreven spanning op en controleer de
spanning met regelmatige tussenpozen;
❒tap het koelsysteem van de motor niet af.
154WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ALGEMENE STORINGSMELDING
(geel)
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden onder de volgende
omstandigheden. Raadpleeg in dergelijke gevallen
het Lancia Servicenetwerk om de storing zo
spoedig mogelijk te verhelpen.
Snelheidslimiet overschreden
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden (en er verschijnt een
melding op de display) wanneer de vooringestelde
snelheidslimiet wordt overschreden.
Bij sommige versies verschijnen bij het
overschrijden van deze limiet een melding en een
symbool op de display en wordt een geluidssignaal
voortgebracht.
Storing afsluiter van de brandstoftoevoer
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden (en er verschijnt een
melding op de display) wanneer de afsluiter van
de brandstoftoevoer ingrijpt of defect is.
Storing Start&Stop
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden (en er verschijnt een
melding op de display) wanneer een storing is het
Start&Stop systeem wordt vastgesteld.Storing regensensor
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden (en er verschijnt een
melding op de display) wanneer een storing in de
regensensor wordt vastgesteld.
Storing parkeersensor
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden (en er verschijnt een
melding op de display) wanneer een storing in de
parkeersensor wordt vastgesteld.
Storing schemersensor
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden (en er verschijnt een
melding op de display) wanneer een storing in de
schemersensor wordt vastgesteld.
Storing oliedruksensor
Versies met multifunctioneel display:de storing
van de oliedruksensor wordt aangegeven met een
brandend lampje op het instrumentenpaneel.
Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display:de storing van de oliedruksensor wordt
aangegeven met een brandend pictogram op
de display.
165WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER