De portieren worden automatisch ontgrendeld
wanneer de afsluiter van de brandstoftoevoer
ingrijpt.
Als bij vergrendeling van de portieren, een of
meerdere portieren of de achterklep niet correct
vergrendeld zijn, beginnen de led en de
richtingaanwijzers snel te knipperen.
Portieren en achterklep vergrendelen
Druk kort op de knop
: vergrendeling van
portieren en achterklep, uitschakeling van
plafondverlichting en een maal knipperen van
richtingaanwijzers (voor bepaalde versies/
markten).
Als een of meer portieren open zijn, worden ze niet
vergrendeld. Dit wordt aangegeven door het snel
knipperen van de richtingaanwijzers (voor
bepaalde versies/markten). De portieren worden
wel bij open achterklep vergrendeld
Wanneer een snelheid van meer dan 20 km/h
wordt bereikt, worden de portieren automatisch
vergrendeld als deze specifieke functie is ingesteld
(alleen bij versies met multifunctionele
herconfigureerbare display).
Wanneer de portieren van buiten de auto worden
vergrendeld (met de afstandsbediening), gaat
een led boven de
knop enkele seconden
branden en daarna knipperen (bewakingsfunctie).
Wanneer de portieren van binnen de auto worden
vergrendeld (door te drukken op de
knop),
blijft de led vast branden.Bagageruimte openen
Druk op de
knop om de bagageruimte met de
afstandsbediening te openen.
De richtingaanwijzers knipperen twee maal om
aan te geven dat de bagageruimte geopend is.
De elektronische onderdelen in de
sleutels kunnen beschadigen als de
sleutel aan sterke schokken wordt
blootgesteld. Om een correcte werking van de
inwendige elektronische componenten te
garanderen, mag de sleutel nooit aan direct
zonlicht blootgesteld worden.
EXTRA AFSTANDSBEDIENINGEN
AANVRAGEN
Het systeem kan maximaal 8 afstandsbedieningen
herkennen. Als een nieuwe afstandsbediening
nodig is, ga dan naar het Lancia Servicenetwerk
en neem een identiteitsbewijs en de
autodocumenten die de eigendom aantonen mee.
27WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
naar de uitstroomopeningen in de
beenruimten voorin. Wegens de natuurlijke
neiging van warmte om op te stijgen, warmt
dit type verdeling het interieur zo snel
mogelijk op, waardoor onmiddellijk een
behaaglijk gevoel wordt verkregen.+
verdeling tussen uitstroomopeningen
beenruimten (warmste lucht) en
roosters op dashboard (koelste lucht).
+
verdeling tussen uitstroomopeningen
beenruimten en uitstroomopeningen
voorruit/voorste zijruiten. Dit type
verdeling biedt een doeltreffende
verwarming van het interieur en
voorkomt dat de ruiten beslaan.
Knop B MAX
- Activering MAX-DEF
functie
Wanneer op deMAXknop
wordt gedrukt,
activeert het systeem alle functies voor snel
ontwasemen/ontdooien, namelijk:
❒compressor aan (als de weersomstandigheden
geschikt zijn)
❒luchtrecirculatie uit
❒maximum instelling luchttemperatuur (HI)
❒ventilatorsnelheid op basis van de
koelvloeistoftemperatuur
❒luchtstroom gericht op de voorruit en de voorste
zijruiten❒Knop C
- Inschakeling/uitschakeling
aircocompressor
Wanneer hetsymbool op de display brandt,
druk dan op knop C om de compressor uit te
schakelen.
Wanneer de compressor is uitgeschakeld:
❒schakelt het systeem de luchtrecirculatie uit om
te voorkomen dat de ruiten beslaan;
❒is het niet mogelijk om lucht naar het interieur
te voeren met een lagere temperatuur dan de
buitentemperatuur (de temperatuur aangegeven
op de display gaat knipperen als het systeem
niet de verlangde comfortsituatie kan
garanderen);
❒kan de ventilatorsnelheid handmatig gereset
worden (bij ingeschakelde compressor kan
de ventilatie niet onder een staafje op de display
zakken).
Knop D- Interne luchtrecirculatie
aan/uit
Men adviseert de interne luchtrecirculatie in te
schakelen in de file of in tunnels, om te
voorkomen dat vervuilde lucht in het interieur
komt.
Bij lage temperaturen of als de compressor uit is,
wordt de recirculatie uitgezet om beslagen ruiten
te voorkomen.
43WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK Het wordt afgeraden de
luchtrecirculatie in te schakelen bij lage
buitentemperaturen, aangezien de ruiten sneller
kunnen beslaan.
Knop E (AUTO) - Activering AUTO functie
(automatische bediening airconditioning)
Wanneer de AUTO-knop wordt bediend en de
vereiste temperatuur is ingesteld, regelt het
systeem de temperatuur, de hoeveelheid en de
verdeling van de lucht in het interieur en zorgt
voor de inschakeling van de compressor.
Knop F
- Inschakeling/uitschakeling
achterruitverwarming
Wanneer de knop
wordt ingedrukt, gaat de led
op de knop branden.
Knoppen G
- Instelling ventilatorsnelheid
Knop H (OFF) - Inschakeling/uitschakeling
airconditioning
Wanneer de OFF-knop wordt bediend, wordt het
systeem uitgeschakeld.
Bij uitgeschakeld systeem, is de situatie van de
klimaatregeling als volgt:
❒alle leds zijn uit;
❒de display van de ingestelde temperatuur is uit;
❒de luchtrecirculatie is uit;
❒de compressor is uitgeschakeld;
❒de ventilator is uitgeschakeld.KnopI-Toename luchttemperatuur
Bij bediening van deze knop wordt de
luchttemperatuur in het interieur verhoogd.
Knop L - Afname luchttemperatuur
Bij bediening van deze knop wordt de
luchttemperatuur in het interieur verlaagd.
BESCHRIJVING
De automatisch gecontroleerde parameters en
functies zijn:
❒luchttemperatuur bij de roosters;
❒luchtverdeling bij de roosters;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling van de
luchtstroom)
❒inschakeling van de compressor (voor
koelen/ontvochtigen van de lucht)
❒luchtrecirculatie.
Alle functies kunnen handmatig worden gewijzigd.
Met andere woorden, men kan een of meer
functies selecteren en de parameters naar wens
veranderen. Hierbij wordt echter de automatische
regeling van de functies die handmatig zijn
gewijzigd uitgeschakeld: het systeem grijpt alleen
in om veiligheidsredenen (bijv. kans op beslaan).
44
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De handmatige instellingen hebben altijd voorrang
boven de automatische instellingen en blijven
opgeslagen totdat de gebruiker het systeem weer
op automatische werking overzet, behalve in
de gevallen dat het systeem om veiligheidsredenen
ingrijpt. Als men handmatig een functie aanpast,
blijven de andere functies automatisch geregeld.
De hoeveelheid lucht die in het interieur wordt
gevoerd houdt geen verband met de snelheid van
de auto; deze wordt geregeld door de elektronische
geregelde ventilator.
De luchttemperatuur in het interieur wordt altijd
automatisch geregeld op basis van de ingestelde
temperatuur op de display van de bestuurder
en de voorpassagier (behalve wanneer het systeem
is uitgeschakeld of onder bepaalde
omstandigheden waarin de compressor is
uitgeschakeld).
Het systeem biedt handmatige instelling van de
volgende parameters en functies:
❒luchttemperatuur;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling)
❒luchtverdeling met 5 standen;
❒inschakeling van de compressor
❒snel ontwasemen/ontdooien
❒luchtrecirculatie
❒achterruitverwarming
❒uitschakeling van het systeem.INSCHAKELING VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manieren
ingeschakeld worden; het verdient echter
aanbeveling op de AUTO-knop te drukken en de
gewenste temperatuur op de display in te stellen.
Met het klimaatregelsysteem kunt u de gewenste
temperaturen aanpassen.
De compressor van het systeem werkt alleen
wanneer de motor draait en de buitentemperatuur
meer dan 0°C bedraagt.
WERKING AUTOMATISCHE
KLIMAATREGELING
Druk op de AUTO-knop; het systeem regelt
automatisch het volgende:
❒de hoeveelheid lucht die in het interieur wordt
gevoerd;
❒de verdeling van de lucht in het interieur;
waarbij alle eerdere handmatige instellingen
gewist worden.
Tijdens de werking van de automatische
klimaatregeling, verschijnt het opschrift AUTO op
de display.
45WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❒selectie luchtverdeling
❒aan/uit knop interne luchtrecirculatie;
❒inschakeling aircocompressor.
BELANGRIJK
Het wordt afgeraden de interne
luchtrecirculatie in te schakelen bij
lage buitentemperaturen, aangezien de
ruiten sneller kunnen beslaan.
REGELING VENTILATORSNELHEID
Druk op de knop
om de ventilatorsnelheid te
verhogen/verlagen.
De mogelijke snelheden worden aangegeven door
de staafjes die op de display oplichten:
❒maximum ventilatorsnelheid = alle staafjes
branden
❒minimum ventilatorsnelheid = één staafje
brandt.
De ventilator kan alleen uitgeschakeld worden
(geen enkel staafje brandt) als de aircocompressor
is uitgeschakeld met behulp van de knop
.
Druk op de AUTO-knop om de automatische
werking van de ventilatorsnelheid na een
handmatige instelling te herstellen.SNEL ONTWASEMEN/ONTDOOIEN VAN DE
VOORRUIT (MAX-DEF functie)
Druk op de knopMAX
om automatisch de
tijdgeregelde werking te activeren van alle functies
die voor het snel ontwasemen/ontdooien van de
voorruit en de voorste zijruiten zijn vereist.
De functies zijn:
❒inschakeling van de aircocompressor (bij een
buitentemperatuur boven 0°C)
❒uitschakeling, indien eerder ingeschakeld, van
de interne luchtrecirculatie
❒inschakeling van de achterruitverwarming (le
knopMAX
brandt) en de
in de buitenspiegels
❒instelling maximum luchttemperatuur
❒bediening van de nuttige luchtopbrengst.
ONTWASEMEN/ONTDOOIEN VAN
VERWARMDE ACHTERRUIT EN
BUITENSPIEGELS
Druk op de knop
om in te schakelen: als deze
functie is ingeschakeld, gaat de led op de knop
branden.
Dit is een tijdgeregelde functie die na 20 minuten
automatisch uitschakelt. Druk opnieuw op de
knop
om de functie voortijdig uit te schakelen.
BELANGRIJK Plak geen stickers op de elektrische
weerstandsdraden aan de binnenzijde van de
achterruit, om beschadiging te voorkomen.
46
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Tijdens de automatische werking blijft het
mogelijk om de ingestelde temeratuur
te veranderen en de volgende functies handmatig
uit te voeren:
❒instelling ventilatorsnelheid
BELANGRIJK Druk op de knop
om lucht
van buitenaf toe te voeren.verwarmingselementend o p
INSCHAKELING VAN DE INTERNE
LUCHTRECIRCULATIE
Druk op de knop
.
De luchtrecirculatie kan op twee verschillende
manieren worden uitgevoerd:
❒geforceerde uitschakeling (luchtrecirculatie
altijd uitgeschakeld, lucht van buitenaf
toegevoerd)
❒geforceerde inschakeling (interne
luchtrecirculatie altijd ingeschakeld).
Wanneer de OFF-knop wordt bediend, schakelt
het systeem automatisch de interne
luchtrecirculatie in. De externe luchtrecirculatie
kan altijd ingeschakeld worden door de knop
in te drukken en andersom.
Automatische recirculatie door op de AUTO-toets
te drukken.
BELANGRIJK Met de interne luchtrecirculatie
kan de gewenste toestand (verwarming of koeling,
afhankelijk van de keuze) sneller bereikt worden.
Het wordt echter afgeraden de luchtrecirculatie
in te schakelen op regenachtige of koude dagen
om beslagen ruiten te voorkomen, vooral als
de airconditioning niet is ingeschakeld Men
adviseert de interne luchtrecirculatie in te
schakelen in de file of in tunnels, om te
voorkomen dat vervuilde lucht in het interieur
komt. Gebruik de functie niet langdurig, vooral
als er meerdere passagiers aan boord zijn, om
beslagen ruiten te voorkomen.INSCHAKELING/UITSCHAKELING
AIRCOCOMPRESSOR
Druk op de knop
om de aircocompressor in te
schakelen.
Inschakeling compressor:
symbool verschijnt
op display.
Uitschakeling compressor
❒
symbool op display;
❒interne luchtrecirculatie uitgeschakeld;
Bij uitgeschakelde aircocompressor, kan er geen
lucht in het interieur worden gevoerd met een
lagere temperatuur dan de buitenlucht; in dit
geval knippert het
symbool op de display.
47WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
dooft
De uitschakeling van de aircocompressor blijft in
het geheugen opgeslagen, ook na het afzetten
van de motor. Druk, om de aircocompressor weer
in te schakelen, opnieuw op de knop
of AUTO:
als op AUTO wordt gedrukt, worden de overige
handmatige instellingen gewist.
SELECTIE LUCHTVERDELING
Druk op een of meer van de knoppen A om
handmatig een van de luchtverdelingsopties voor
het interieur te selecteren:
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van
de voorruit en de voorste zijruiten om deze
te ontwasemen of te ontdooien.Luchtstroom naar de uitstroomopeningen
voor de beenruimten. Deze luchtverdeling
zorgt voor een snelle verwarming van het
interieur.Luchtstroomverdeling naar roosters
midden/zijkanten dashboard (lichaam
passagier).+
Luchtstroom verdeeld over
uitstroomopeningen beenruimten en
uitstroomopeningen voor
ontwasemen/ontdooien voorruit/voorste
zijruiten. Deze luchtverdeling zorgt
voor een snelle verwarming van het
interieur en voorkomt dat de ruiten
beslaan.
+
Luchtstroomverdeling tussen
uitstroomopeningen beenruimten
(hetere lucht) en roosters midden/
zijkanten dashboard (koelere lucht).BELANGRIJK Voor de werking van de
klimaatregeling moet minstens een van de
knoppen A bediend worden. Het systeem staat
niet de uitschakeling van alle knoppen A toe.
BELANGRIJK Druk op de OFF-knop om de
klimaatregeling weer in te schakelen: op deze
manier worden alle werkingsomstandigheden die
vóór uitschakeling zijn opgeslagen, hersteld.
Druk op de AUTO-knop om de automatische
regeling van de luchtverdeling na een handmatige
instelling te herstellen.
UITSCHAKELING VAN DE
KLIMAATREGELING
Druk op de OFF-knop.
De volgende informatie wordt op de display
getoond:
❒OFF
❒aanduiding ingeschakelde interne
luchtrecirculatie.
48
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Inschakeling
De schemersensor wordt ingeschakeld wanneer de
ring A fig. 34 naar
wordt gedraaid. Op deze
manier gaan, afhankelijk van de sterkte van
het buitenlicht, het stadslicht en het dimlicht
automatisch branden.
Wanneer de lichten door de sensor worden
ingeschakeld, kunnen ook de mistlampen (voor
bepaalde versies/markten) en de mistachterlichten
ingeschakeld worden. Wanneer de lichten
automatisch uitgeschakeld worden, worden ook de
mistlampen en de mistachterlichten (indien
ingeschakeld) uitgeschakeld. De volgende keer dat
de lichten automatisch ingeschakeld worden,
moeten de mistlampen handmatig ingeschakeld
worden (indien nodig).
Bij actieve sensor kunnen grootlichtsignalen
worden gegeven, maar het grootlicht zelf kan niet
ingeschakeld worden. Draai, om dit licht in te
schakelen, de ring A naar
en activeer het vaste
dimlicht.
Wanneer de lichten automatisch ingeschakeld zijn
en vervolgens door de sensor uitgeschakeld
worden, gaat eerst het dimlicht en na enkele
seconden het stadslicht uit. Als de geactiveerde
sensor slecht functioneert, worden het stadslicht
en het dimlicht ongeacht de sterkte van het
omgevingslicht ingeschakeld en wordt het defect
van de sensor op de display van het
instrumentenpaneel getoond. Het is ook mogelijk
om de sensor uit te schakelen en deze lichten
indien nodig handmatig in te schakelen.BELANGRIJK De schemersensor is niet in staat
om mist te detecteren. In dat geval moet de
verlichting handmatig ingeschakeld worden.
GROOTLICHT
Het is niet mogelijk het grootlicht vast in te
schakelen wanneer de automatische inschakeling
van de verlichting actief is.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek voor het grootlichtsignaal de hendel naar het
stuurwiel (instabiele stand). Het controlelampje
op het instrumentenpaneel gaat branden.
RICHTINGAANWIJZERS
Breng de hendel in de (stabiele) stand:
omhoog:inschakeling rechter richtingaanwijzer;
omlaag:inschakeling linker richtingaanwijzer.
Het controlelampje
of
gaat op het
instrumentenpaneel branden. De
richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als
het stuurwiel weer wordt rechtgezet.
52
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Om het grootlicht in te schakelen, moet de ring op
staan, en de hendel naar het stuurwiel
getrokken worden. Het controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Wanneer de hendel weer naar het stuurwiel wordt
getrokken, gaat het grootlicht uit, het dimlicht
gaat branden en het controlelampje
dooft.