OPMERKING:
Er kan telkens slechts één gebied
van het aanraakscherm wordengeselecteerd.
Wanneer u een keuze maakt, druk
dan op de schermtoets om de ge-
wenste modus te activeren. Zodra u in
de gewenste modus bent, druk dan
kort op de gewenste instelling tot het
vinkje naast de instelling verschijnt.
Dit geeft aan dat de instelling is gese-
lecteerd.
Nadat de instelling is voltooid, drukt
u op de schermtoets met de pijl naar
links om naar het vorige menu terug
te keren of drukt u op de X-knop om
het instellingenscherm te sluiten.
Door op de schermtoetsen met de pijl
Omhoog of Omlaag te drukken scrolltu naar boven of beneden door de be-
schikbare instellingen. Display
Nadat u op de schermtoets Display
hebt gedrukt, zijn de volgende instel-
lingen mogelijk.
Schermmodus (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
In dit scherm kunt u een van de auto-
matische weergave-instellingen selec-
teren. Voor het wijzigen van de mo-
dusstatus drukt u kort op de
schermtoets Day (dag), Night (nacht)
of Auto (automatisch). Druk vervol-
gens op de schermtoets met de pijl
naar links.
Helderheid van de weergave bij ingeschakelde koplampen (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
In dit scherm kunt u de helderheid
met ingeschakelde koplampen instel-
len. Pas de helderheid aan met de
schermtoetsen + en – of door een punt
te kiezen op de schaal tussen de
schermtoetsen + en –. Druk vervol-
gens op de schermtoets met de pijl
naar links. Helderheid van de weergave bij
uitgeschakelde koplampen (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
In dit scherm kunt u de helderheid
met uitgeschakelde koplampen instel-
len. Pas de helderheid aan met de
schermtoetsen + en – of door een punt
te kiezen op de schaal tussen de
schermtoetsen + en –. Druk vervol-
gens op de schermtoets met de pijl
naar links.
Taal instellen (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
In dit scherm kunt u een van de drie
talen voor de schermweergave selecte-
ren, met inbegrip van de ritfuncties en
het navigatiesysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/markten). Druk op de
schermtoets Set Language (taal in-
stellen) en vervolgens op de scherm-
toets met de gewenste taal tot een
vinkje naast de taal verschijnt, dat
aangeeft dat de keuze is gemaakt.
Druk op de schermtoets met de pijl
naar links om naar het vorige menu
terug te keren.Uconnect Touch™ 8.4 schermtoetsen
158
Parkeerhulp (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
De parkeersensoren achter tasten het
gebied achter de auto af op obstakels
indien de REVERSE (achteruit) is in-
geschakeld en de snelheid minder dan
18 km/h bedraagt. Het systeem kan
worden ingesteld met Sound Only (al-
leen geluid), Sound and Display (ge-
luid en beeld) of worden uitgescha-
keld (OFF). Als u de
parkeerhulpinstelling wilt wijzigen,
drukt u kort op de knop Off, Sound
Only of Sounds and Display. Druk
vervolgens op de schermtoets met de
pijl naar links. Raadpleeg "Park-
Sense® Rear Park Assist" (parkeer-
sensoren achter) in "De functies van
uw voertuig" voor meer informatie
over de werking en bediening.
Spiegels kantelen bij
achteruitrijden (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
kantelen de buitenspiegels omlaag
wanneer het contact is ingeschakeld
en de transmissie in de stand RE-
VERSE (achteruit) staat. De spiegels
keren terug in hun oorspronkelijke stand zodra u de transmissie uit de
achteruitversnelling schakelt. Druk
om uw keuze te maken op de scherm-
toets Tilt Mirrors in Reverse (spiegels
kantelen bij achteruitrijden) tot een
vinkje naast de instelling verschijnt,
dat aangeeft dat de instelling is gese-
lecteerd. Druk op de schermtoets met
de pijl naar links om naar het vorige
menu terug te keren.
Dodehoekwaarschuwing (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
kan de dodehoekwaarschuwingsfunc-
tie in de volgende standen worden
gezet: Off (uit), Lights (verlichting) of
Lights and Chime (verlichting en ge-
luidssignaal). U kunt de functie Blind
Spot Alert (dodehoekbewaking) acti-
veren in de "Light"-modus. Wanneer
deze modus is ingeschakeld, werkt het
dodehoekwaarschuwingssysteem en
worden waarschuwingen als visuele
signalen weergegeven in de buiten-
spiegels. Wanneer de modus "Lights
& Chime" (licht en geluid) is geacti-
veerd, zal het dodehoekwaarschu-
wingssysteem een visuele waarschu-
wing in de buitenspiegels tonen en een geluidssignaal geven wanneer de rich-
tingaanwijzers worden ingeschakeld.
Wanneer "Off" is geselecteerd is het
dodehoekwaarschuwingssysteem uit-
geschakeld. Als u de instelling van
Blind Spot Alert wilt wijzigen, drukt u
op de schermtoets Off (uit), Lights
(verlichting) of Lights & Chime (ver-
lichting en geluidssignaal). Druk ver-
volgens op de schermtoets met de pijl
naar links. OPMERKING:
Wanneer uw voertuig schade heeft
opgelopen in het gebied waar de
sensor geplaatst is, kan het zijn dat
de sensor niet meer juist uitgelijnd
is, ook wanneer het plaatwerk niet
beschadigd is. Laat in een derge-
lijk geval de uitlijning van de sen-
sor controleren door een erkende
dealer. Door een niet juist uitge-
lijnde sensor zal het dodehoeksys-
teem niet werken volgens specifi-catie.
161
voor de bestuurder en passagier aan
de bovenzijde van het scherm weerge-geven.
ALGEMEEN OVERZICHT
Toetsen
De toetsen bevinden zich in het mid-
den van het instrumentenpaneel on-
der het Uconnect Touch™ scherm. Schermtoetsen
Schermtoetsen bevinden zich op het
Uconnect Touch™ display.Beschrijving van de toetsen enschermtoetsen
1. AC toets
Druk deze toets kort in om de huidige
instelling van de airconditioning
(A/C) te wijzigen, het indicatielampje
brandt wanneer de A/C is ingescha-
keld (ON). Deze functie zorgt ervoor
dat de automatische werking wordt
veranderd in handmatige bediening
en dat de AUTO-indicator uitgaat.2. Recirculatieknop
Druk deze toets kort in om de huidige
instelling te wijzigen, het indicatie-
lampje brandt wanneer de functie isingeschakeld.
3. Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruik
om de hoeveelheid lucht te regelen,
die door het klimaatsysteem stroomt.
De schakelaar heeft zeven standen.
Als u het aanjagertoerental wijzigt,
schakelt de automatische bediening
over op handmatige bediening. Het
toerental kan als volgt met de toetsen
of schermtoetsen worden ingesteld:
Toets
Het aanjagertoerental neemt toe wan-
neer u de schakelaar vanuit de laagste
stand rechtsom draait. Het aanjager-
toerental neemt af wanneer u de scha-
kelaar linksom draait.
Automatische klimaatregeling —
toetsen
Uconnect Touch™ systeem 8.4
Automatische temperatuurregeling — schermtoetsen
171
indicator. Druk de toets nogmaals in
om de recirculatiemodus uit te scha-
kelen en buitenlucht te laten binnen-
stromen. OPMERKING:
Bij koud weer kunnen de ruiten,
bij gebruik van de recirculatie-
functie, sneller beslaan. Bij syste-
men met handmatige klimaatrege-
ling kan de recirculatiestand niet
worden gebruikt in combinatie
met de stand ontdooien/
ontwasemen. Hierdoor verloopt
het ontwasemen sneller. De recir-
culatie wordt automatische uitge-
schakeld als deze stand wordt ge-
kozen. Als u de recirculatiestand
probeert in te schakelen terwijl
een van deze standen actief is, gaat
de LED in de bedieningsknop
knipperen om vervolgens uit tegaan.
AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING
(ATC)
De toetsen van de ATC bevinden zich
in het midden op het instrumentenpa-neel.Schermtoetsen bevinden zich op het
Uconnect Touch™ display.
Automatische werking
1. Druk op de toets of schermtoets
AUTO (9) op het paneel Automatic
Temperature Control (ATC).
2. Stel vervolgens de door u gewenste
temperatuur in m.b.v. de tempera-
tuurregelknoppen of -toetsen (6, 7,
10 en 11) voor de bestuurderszijde en
de passagierszijde. Zodra de gewenste
temperatuur wordt aangegeven, zorgt
het systeem dat dit comfortniveau
wordt bereikt en automatisch wordtgehandhaafd.
3. Zodra het systeem eenmaal vol-
gens uw comfortniveau is ingesteld,
hoeven de instellingen niet opnieuw te
worden aangepast. U ervaart het
meeste gebruiksgemak wanneer u het
systeem automatisch zijn gang laatgaan. OPMERKING:
De temperatuurinstellingen
hoeft u niet aan te passen voor
een warm of koud voertuig. Het
systeem kiest automatisch zelf
de temperatuur, de luchtverde- ling en het aanjagertoerental om
zo snel mogelijk comfort te bie-den.
De temperatuur kan worden ge- toond in Amerikaanse of metri-
sche eenheden, via selectie van
de US/M klantprogrammeer-
functie. Raadpleeg "Uconnect
Touch™ systeeminstellingen" in
dit hoofdstuk van deze handlei-ding.
Voor een optimaal comfort in de
AUTO-modus, blijft de aanjager tij-
dens een koude start op een lage stand
draaien totdat de motor is opge-
warmd. Daarna zal de aanjager steeds
sneller draaier en overgaan naar deAUTO-modus.
Handmatige bediening
Bij dit systeem kan handmatig het
aanjagertoerental, luchtverdeling,
A/C status en de luchtrecirculatie
worden geselecteerd.
Het aanjagertoerental kan op elke ge-
wenste constante waarde worden in-
gesteld door de buitenring van de be-
dieningsknop te draaien. De aanjager
werkt nu op een vaste snelheid tot een
175