153
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
NOODGE-
VALLEN
ZEKERINGEN
VERVANGEN
ALGEMEEN
Het elektrische systeem wordt door ze-
keringen beveiligd: de zekering brandt
door bij een storing of bij oneigenlijk
gebruik van het systeem.
Als een elektrisch onderdeel niet werkt,
controleer dan eerst of de zekering niet
is doorgebrand: de verbindingsstrip
A-fig. 34mag niet onderbroken zijn. Is dit
wel het geval, dan moet u de zekering ver-
vangen door een exemplaar met dezelf-
de stroomsterkte (zelfde kleur).
Bzekering in goede staat fig. 34
Czekering met doorgebrande strip
fig. 34.
fig. 34F0M0236m
Vervang een zekering nooit
door een zekering met
een hogere stroomsterkte (ampère);
BRANDGEVAAR.
ATTENTIE!
Vervang een defecte zekering
nooit door ander materiaal.
Als een hoofdzekering (ME-
GA-FUSE, MIDI-FUSE, MAXI-
FUSE)doorbrandt, wendt u dan tot
het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
Als de zekering opnieuw
doorbrandt, wendt u dan tot
het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
Controleer, voordat u een
zekering vervangt, of de con-
tactsleutel uit het contactslot is ge-
nomen en alle stroomgebruikers uit
staan en/of zijn uitgeschakeld.
ATTENTIE!
Als een zekering van de vei-
ligheidssystemen (airbagsys-
teem, remsysteem), de aandrijving
van de auto (motormanagementsy-
steem, regelsysteem van de versnel-
lingsbak) of de stuurinrichting door-
brandt, wendt u dan tot het Fiat
Servicenetwerk.
ATTENTIE!
161
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
NOODGE-
VALLEN
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving voor het
opladen van de accu dient slechts ter in-
formatie. Wendt u bij voorkeur tot het
Fiat Servicenetwerk om deze werkzaam-
heden uit te laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam en met
een lage stroomsterkte (ampèrage) gedu-
rende ca. 24 uur op te laden. Als u de ac-
cu snel oplaadt met een hoge stroom-
sterkte, kan de accu worden beschadigd.UITVOERINGEN ZONDER
Start&Stop fig. 41
Ga voor het opladen als volgt te werk:
maak de B-klem - fig. 41los van de min-
pool Avan de accu; sluit op de polen van
de accu de kabels van het laadapparaat aan,
let goed o de polariteit; schakel het laad-
apparaat in; als het opladen voltooid is,
eerst het apparaat uitschakelen en dan los-
koppelen van de accu; sluit de B-klem
weer aan op de minpool Avan de accu.
fig. 41F0M0625m
163
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
NOODGE-
VALLEN
OPKRIKKEN
VAN DE AUTO
Als de auto omhoog gezet moet worden,
wendt u dan tot een werkplaats van het
Fiat Servicenetwerk; deze beschikt over
een garagekrik of hefbrug.
De auto mag uitsluitend worden opgekrikt
door de hefarm van de garagekrik of de
hefbrug te plaatsen, zoals in de figuur is
afgebeeld.
BELANGRIJK Als bij Sport-uitvoeringen
de auto aan de zijkant opgekrikt wordt
met een garagekrik, zorg dan dat de side-
skirts niet beschadigd worden.
SLEPEN VAN DE AUTO
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het
sleepoog bevindt zich in de gereedscha-
phouder onder de vloerbedekking in de
bagageruimte.
SLEEPOOG BEVESTIGEN
fig. 44-45
Ga als volgt te werk:
❒verwijder de dop A;
❒pak het sleepoog Buit de houder;
❒draai het sleepoog geheel op de
schroefdraadpen voor of achter.
Houd er rekening mee dat de
rem- en stuurbekrachtiging
niet werken zolang de motor niet is
aangeslagen, waardoor meer kracht
nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur. Gebruik voor
het slepen geen elastische kabels en
rijd zo gelijkmatig mogelijk. Contro-
leer tijdens het slepen of de sleepka-
bel geen carrosseriedelen kan be-
schadigen. Houdt u bij het slepen van
een auto aan de wettelijke voor-
schriften. Dit geldt zowel voor het
slepen zelf als voor het gedrag naar
andere weggebruikers.
ATTENTIE!
fig. 43F0M601mfig. 44F0M602mfig. 45F0M603m
166
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
BELANGRIJK De servicebeurten van het
Geprogrammeerd Onderhoud zijn door de
fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoe-
ren van deze servicebeurten kan het ver-
vallen van de garantie tot gevolg hebben.
De werkzaamheden van het Geprogram-
meerd Onderhoud kunnen door alle ves-
tigingen van het Fiat Servicenetwerk tegen
vaste tarieftijden worden uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tij-
dens het uitvoeren van de diverse inspec-
ties en controles van het geprogrammeerd
onderhoud, worden uitsluitend na toe-
stemming van de klant uitgevoerd.BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele
kleine defecten onmiddellijk door het
Fiat Servicenetwerk te laten verhelpen en
daarmee niet te wachten tot de volgende
servicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het
trekken van aanhangers, moeten er kor-
tere intervallen worden aangehouden
voor de werkzaamheden van het gepro-
grammeerd onderhoud.GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissende
factor voor een lange levensduur, de be-
ste prestaties en een zo zuinig mogelijk ge-
bruik van de auto.
Hiervoor heeft Fiat een reeks service en
onderhoudsbeurten voorgeschreven die
om de 30.000 kilometer (benzineversies
Euro 4, Euro 5 en dieselversies Euro 4) en
om de 35.000 kilometer (dieselversies Eu-
ro 5) uitgevoerd moeten worden.
Onthoud echter dat het geprogrammeerd
onderhoud niet volledig toereikend is om
de auto in optimale staat te houden: zo-
wel in de beginperiode voor de service-
beurt bij 30.000/35.000 kilometer als daar-
na, tussen twee servicebeurten in, moet
regelmatig wat aandacht aan de auto wor-
den geschonken. Controleer bijvoorbeeld
regelmatig de bandenspanning en de vloei-
stofniveaus en vul deze laatste zo nodig bij.
175
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
fig. 5
Het motorkoelsysteem ge-
bruikt PARAFLUUP-koelvloei-
stof. Gebruik voor het even-
tueel bijvullen vloeistof met
dezelfde specificaties als waarmee het
motorkoelsysteem is gevuld. PARAF-
LU
UP-koelvloeistof kan niet worden
gemengd met welke andere koelvloei-
stof dan ook. Als dit toch gebeurt, mag
de motor absoluut niet worden gestart
en moet u zich tot het Fiat Service-
netwerk wenden.
Het koelsysteem staat onder
druk. Vervang de dop zo no-
dig alleen door een exemplaar van
hetzelfde type, anders kan de werking
van het systeem in gevaar worden ge-
bracht. Draai bij een warme motor de
dop van het expansiereservoir nooit
los: gevaar voor verbranding.
ATTENTIE!MOTORKOELVLOEISTOF fig. 5
Het niveau van de koelvloeistof moet ge-
controleerd worden bij een koude motor
en moet tussen het MIN- en MAX-merk-
teken op het expansiereservoir staan.
Een te laag niveau bijvullen door een
mengsel van gedemineraliseerd water en
50% PARAFLU
UPvan PETRONAS LU-
BRICANTS langzaam via de vulopening A
van het expansiereservoir te gieten tot aan
het MAX-merkteken.
Een mengsel van 50% PARAFLU
UPen
50% gedemineraliseerd water beschermt
tot een temperatuur van −35°C.
Onder extreem koude klimatologische
omstandigheden raden wij een mengsel
aan van 60% PARAFLU
UPen 40% ge-
demineraliseerd water.
Afgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter be-
vatten stoffen die schadelijk
zijn voor het milieu. Het is
raadzaam om het verversen van de olie
en het vervangen van het oliefilter door
het Fiat Servicenetwerk te laten uit-
voeren. Het Fiat Servicenetwerk be-
schikt over de uitrusting voor het op
milieuvriendelijke wijze en conform de
wettelijke bepalingen verwerken van
afgewerkte olie en oliefilters.
Vul nooit olie bij met andere
specificaties dan de olie waar-
mee de motor is gevuld.
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de mo-
torruimte extra voorzichtig als de mo-
tor nog warm is: gevaar voor ver-
branding. Onthoud dat bij een war-
me motor de elektroventilateur on-
verwacht kan inschakelen: kans op
verwonding. Pas op als u sjaals, das-
sen of loszittende kledingstukken
draagt: deze kunnen door de bewe-
gende onderdelen worden gegrepen.
ATTENTIE!
F0M0424m
177
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
LUCHTFILTER
Laat het luchtfilter vervangen door het
Fiat Servicenetwerk.
POLLENFILTER
Laat het pollenfilter vervangen door het
Fiat Servicenetwerk.
Het symbool πop het reser-
voir geeft aan dat syntheti-
sche remvloeistof en geen minerale
vloeistof moet worden gebruikt. Het
gebruik van minerale vloeistoffen
moet absoluut worden vermeden, om-
dat de rubbers in het remsysteem door
deze vloeistoffen worden beschadigd.
ATTENTIE!ACCU
De accu van de auto is “onderhoudsarm”:
onder normale omstandigheden hoeft het
elektrolyt niet bijgevuld te worden met
gedestilleerd water.
De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Voorkom
contact met de huid en de ogen.
Houd open vuur en vonkvormende
apparaten verwijderd van de accu:
brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE!
ACCULADING EN
ELEKTROLYTNIVEAU
CONTROLEREN
De controlewerkzaamheden mogen uit-
sluitend door gekwalificeerd personeel
worden uitgevoerd bij de kilometerstan-
den en op de wijze die beschreven staan
in dit instructieboekje. Het eventueel bij-
vullen mag uitsluitend worden uitgevoerd
door gespecialiseerd personeel van het
Fiat Servicenetwerk.
Als de accu werkt met een
zeer laag vloeistofniveau,
ontstaat onherstelbare schade aan de
accu en kan de accu openbarsten.
ATTENTIE!
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een
originele accu met dezelfde specificaties
worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een ac-
cu met andere specificaties, vervallen de
onderhoudsintervallen die in het “Gepro-
grammeerd Onderhoudsschema” staan
aangegeven.
Voor het onderhoud van de accu dient
u zich strikt te houden aan de aanwijzin-
gen van de fabrikant van de accu.
178
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
BELANGRIJK Een accu die gedurende lan-
gere tijd minder dan 50% geladen is, raakt
door sulfatering beschadigd. Hierdoor
loopt de capaciteit en het startvermogen
terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor be-
vriezing (reeds bij temperaturen van cir-
ca −10 °C). Als u de auto langere tijd niet
gebruikt, zie dan “Auto langere tijd stal-
len” in het hoofdstuk “Starten en rijden”.
Als u na aanschaf van uw auto accessoires
wilt monteren die constante voeding no-
dig hebben (diefstalalarm enz.), of acces-
soires die de elektrische installatie zwaar
belasten, raden wij u aan contact op te ne-
men met het Fiat Servicenetwerk. Dat kan
u de meest geschikte installaties uit het Fi-
at Lineaccessori-programma aanraden en
controleren of de elektrische installatie
van de auto geschikt is voor het extra
stroomverbruik of dat het noodzakelijk
is een accu met een grotere capaciteit te
monteren.
Enkele van deze stroomverbruikers blij-
ven continu stroom verbruiken ook bij
een uitgezette motor, waardoor de accu
geleidelijk ontlaadt. PRAKTISCHE TIPS OM
DE LEVENSDUUR VAN
DE ACCU TE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te voor-
komen en de levensduur te verlengen,
dient u de volgende aanwijzingen nauw-
keurig op te volgen:
❒wanneer u de auto parkeert, contro-
leer dan of de portieren, de motorkap
en de achterklep goed gesloten zijn.
Hiermee wordt voorkomen dat de
interieurverlichting blijft branden;
❒schakel de interieurverlichting uit: de
auto is in ieder geval uitgerust met een
systeem voor automatische uitschake-
ling van de interieurverlichting;
❒voorkom zoveel mogelijk het gebruik
van stroomverbruikers als de motor
uitstaat (autoradio, waarschuwings-
knipperlichten enz.);
❒maak voordat werkzaamheden aan de
elektrische installatie van de auto wor-
den uitgevoerd, eerst de klem los van
de minpool op de accu;
❒de klemmen moeten altijd goed zijn
bevestigd. Onoordeelkundige montage
van elektrische en elektroni-
sche apparatuur kan ernstige
schade toebrengen aan de
auto. Als u na aanschaf van uw auto
accessoires wilt monteren (diefstala-
larm, mobiele telefoon enz.), wendt
u dan tot het Fiat Servicenetwerk, dat
kan u de meest geschikte installaties
aanraden en controleren of het nood-
zakelijk is een accu met een grotere
capaciteit te monteren.
Accu’s bevatten zeer schade-
lijke stoffen voor het milieu.
Het verdient aanbeveling een
defecte accu door het Fiat Ser-
vicenetwerk te laten vervangen, omdat
het beschikt over de uitrusting voor het
op milieuvriendelijke wijze en conform
de wettelijke bepalingen, verwerken
van defecte accu’s.
Als u de auto langere tijd
stalt in extreem koude om-
standigheden moet, om bevriezing te
voorkomen, de accu worden verwij-
derd en op een verwarmde plaats
worden bewaard.
ATTENTIE!
Bij werkzaamheden aan de
accu of in de buurt van de
accu, moet u uw ogen altijd bescher-
men met een speciale bril.
ATTENTIE!
179
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief het
noodreservewiel, moet regelmatig, om de
twee weken en voor een lange rit, worden
gecontroleerd: de bandenspanning moet
bij koude banden worden gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de bandenspan-
ning toe; zie voor de juiste waarde van de
bandenspanning de paragraaf “Wielen” in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt
een onregelmatige slijtage van de banden
fig. 8:
Ajuiste spanning: gelijkmatige slijtage van
het loopvlak.
Bte lage spanning: te grote slijtage aan
de zijkanten van het loopvlak.
Cte hoge spanning: te grote slijtage in
het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als de
profieldiepte van het loopvlak minder is
dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de
bepalingen van het land waarin u rijdt.
fig. 8F0M0160m
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
❒Voorkom bruusk remmen, met spin-
nende wielen optrekken, harde con-
tacten tussen banden en stoepranden,
kuilen en andere obstakels. Het lang-
durig rijden op een slecht wegdek kan
de banden beschadigen;
❒controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen en bulten of slijt-
plekken op het loopvlak. Als u deze ge-
breken constateert, wendt u dan tot
het Fiat Servicenetwerk;
❒rijd nooit met een te zwaar beladen au-
to: hierdoor kunnen de banden en de
velgen ernstig beschadigd worden;
❒stop zo snel mogelijk bij een lekke band
en verwissel het wiel om beschadiging
van de band, de velg, de wielophanging
en de stuurinrichting te voorkomen;
❒banden verouderen, ook als zij weinig
of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen geven aan
dat de band verouderd is. Banden die
langer dan zes jaar onder een auto ge-
monteerd zijn, moeten dan ook door
een specialist worden gecontroleerd.
Dit geldt in het bijzonder voor het
noodreservewiel;
❒monteer nooit gebruikte banden of
banden, waarvan de herkomst onbe-
kend is;
❒bij de montage van een nieuwe band
moet ook het ventiel vernieuwd worden;
❒om een gelijke slijtage van de banden op
de vooras en de achteras te verkrijgen,
is het raadzaam de banden om de
10.000/15.000 km van as te verwisse-
len. Hierbij moeten de banden aan de-
zelfde zijde van de auto gemonteerd
blijven, zodat een omkering van de
draairichting wordt voorkomen.
Bedenk dat ook de weglig-
ging afhankelijk is van een
juiste bandenspanning.
ATTENTIE!