Voor de juiste werking van de ASR is het noodzakelijk dat de
banden van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn.
De banden moeten in perfecte conditie en altijd van het
voorgeschreven type, merk en afmetingen zijn.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in de ASR wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld, gaat het lampje áop het instrumentenpaneel
constant branden en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) (zie het hoofdstuk “Lampjes en meldingen”).
Bovendien gaat ook het lampje in de ASR-knop branden.
Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk. In-/uitschakeling van het systeem fig. 129
Het ASR-systeem schakelt automatisch in als de motor
wordt gestart.
Tijdens het rijden kan het ASR-systeem worden
uitgeschakeld en vervolgens weer ingeschakeld door de
schakelaar A op het dashboard in te drukken.
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het lampje op de
knop branden en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (voor bepaalde
uitvoeringen/markten).
Als het ASR-systeem tijdens het rijden wordt uitgeschakeld,
schakelt het automatisch weer in als de auto opnieuw wordt
gestart.
F0N0077mfig. 129113
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTERDe prestaties van het systeem mogen de
bestuurder er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl moet
altijd zijn aangepast aan het wegdek, het zicht en
het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de
verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij de
bestuurder van de auto.
ATTENTIE!
Schakel het ASR-systeem uit als u met sneeuwkettingen rijdt:
onder deze omstandigheden levert het doorslaan van de
aangedreven wielen juist meer trekkracht op.
114
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
TRACTION PLUS-SYSTEEM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Traction Plus is een hulpmiddel bij het rijden en
optrekken op wegen met weinig grip (sneeuw, ijs,
modder, enz.). Met dit systeem kan de aandrijfkracht
goed over de as worden verdeeld, wanneer beide
wielen slippen.
Traction Plus remt de wielen die grip verliezen (of meer
slippen dan de andere wielen), zodat de aandrijfkracht
op de wielen met de beste grip op het terrein wordt
overgebracht.
Deze functie kan handmatig ingeschakeld worden met
de knop T+ op het dashboard fig. 130 en is actief onder
de grens van 30 km/h. Als deze snelheid wordt
overschreden, wordt de functie automatisch
uitgeschakeld (de led op de knop blijft branden) om
weer te worden ingeschakeld zodra de snelheid onder
de grens van 30 km/h daalt.Werking vanTraction Plus
Tijdens het starten is het systeem uitgeschakeld. U kunt
het "Traction Plus"-systeem inschakelen door te
drukken op de knop T+ fig. 130: de led op de knop gaat
branden.
Bij inschakeling van het Traction Plus-systeem worden
de volgende functies ingeschakeld:
❒uitschakeling van de ASR-functie om het motorkoppel
volledig te kunnen benutten;
❒effect differentieelblokkering op de vooras via het
remsysteem om de trekkracht op een ongelijke
ondergrond te verbeteren.
Bij een storing van het Traction Plus-systeem gaat het
lampje
áop het instrumentenpaneel vast branden.
F0N0509mfig. 130
GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere bescherming zijn de voorste
veiligheidsgordels van de auto voorzien van gordelspanners.
Dit systeem trekt bij een heftige frontale en zijdelingse
botsing de gordel enige centimeters aan. Op deze wijze
worden de inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en
wordt de voorwaartse beweging beperkt.
Als de gordelspanners hebben gewerkt, dan is dit herkenbaar
aan een gordelsluiting die naar beneden is teruggetrokken; de
gordel wordt niet meer opgerold, ook niet als hij wordt
begeleid.
BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door de
gordelspanner moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed aansluit op borst en bekken.
Tijdens de werking van de gordelspanner kan er een beetje
rook ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet
op brand.
De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of smering.
Elke verandering van de oorspronkelijke staat zal de
doelmatigheid verminderen.
Als de gordelspanner door extreme natuurlijke
omstandigheden (bijv. overstromingen, vloedgolven) met
water en modder in contact is geweest, dan moet de spanner
worden vervangen.
127
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De gordelspanner werkt slechts eenmaal.
Als de gordelspanners hebben gewerkt, moet
u zich tot het Fiat Servicenetwerk wenden om ze te
laten vervangen. De geldigheid van het systeem
staat vermeld op een plaatje dat zich in het
dashboardkastje bevindt: laat voor het verstrijken
van deze termijn het systeem door het Fiat
Servicenetwerk vervangen.
ATTENTIE!
Werkzaamheden waarbij stoten, sterke
trillingen of verhitting (maximaal 100 °C
gedurende ten hoogste 6 uur) optreden,
kunnen de gordelspanners beschadigen of
activeren: bij die omstandigheden horen niet trillingen
die voortgebracht worden door een slecht wegdek of
door contacten met kleine obstakels zoals
trottoirbanden. Wendt u altijd tot het Fiat
Servicenetwerk.
TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de bescherming van de inzittenden bij een ongeval te
vergroten, zijn de oprolautomaten van de gordels voor
voorzien van trekkrachtbegrenzers die tijdens een frontale
aanrijding de piekbelasting op de borst en schouders
beperken.
Kinderen met een lengte van meer dan 1,50 m worden, met
betrekking tot de veiligheidssystemen, gelijkgesteld met
volwassenen en moeten dan ook normaal de
veiligheidsgordels omleggen.KINDEREN VEILIG VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten alle
inzittenden zittend reizen en beschermd worden door
goedgekeurde veiligheidssystemen. Dit geldt met name voor
kinderen. Dit is een wettelijk voorschrift volgens richtlijn
2003/20/EU in alle lidstaten van de Europese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding met de rest
van het lichaam groter en zwaarder dan dat van volwassenen,
terwijl spieren en botstructuur nog niet volledig zijn
ontwikkeld. Daarom moeten kleine kinderen door andere
systemen beschermd worden dan door de veiligheidsgordels.
De resultaten van het onderzoek over de optimale
bescherming van kleine kinderen zijn opgenomen in de
Europese ECE/R44-voorschriften die wettelijk verplicht zijn.
De systemen zijn onderverdeeld in vijf groepen:
Groep 0 gewicht tot 10 kg
Groep 0+ gewicht tot 13 kg
Groep 1 gewicht: 9-18 kg
Groep 2 gewicht: 15-25 kg
Groep 3 gewicht: 22-36 kg
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke overlapping tussen de
groepen; daarom zijn in de handel systemen verkrijgbaar die
geschikt zijn voor verschillende gewichtsgroepen. Alle
systemen moeten zijn voorzien van de typegoedkeuring en
van een goed vastgehecht plaatje met het controlemerk, dat
absoluut niet mag worden verwijderd.
130
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Monteer absoluut geen kinderzitje
achterstevoren op de passagiersstoel voor
als de airbag aan passagierszijde is ingeschakeld. Als
bij een ongeval de airbag in werking treedt
(opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot
gevolg hebben, ongeacht de zwaarte van het
ongeluk. Wij raden u aan kinderen altijd in een
kinderzitje op de zitplaatsen achter te vervoeren,
omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste
bescherming bieden.
ATTENTIE!
ZEER GEVAARLIJK Als het absoluut
noodzakelijk is een kind op de
passagiersstoel voor te vervoeren, in een
kinderzitje dat achterstevoren is geplaatst,
moeten de airbags aan passagierszijde
(frontairbag en zij-airbag voor de
bescherming van borstkas/bekken (sidebag), voor
bepaalde uitvoeringen/markten) in het setup-menu
worden uitgeschakeld. Controleer direct of de airbags
daadwerkelijk zijn uitgeschakeld: het
waarschuwingslampje Fop het instrumentenpaneel
moet continu branden. Bovendien moet de stoel zo
ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard.
ATTENTIE!
De frontairbags kunnen in de volgende gevallen niet worden
geactiveerd:
❒bij frontale botsingen, met een ander deel van de auto
dan het front, tegen makkelijk vervormbare objecten
(bijv. als het voorspatbord tegen de vangrail komt of
tegen grindhopen);
❒als de auto onder andere auto's of
veiligheidsvoorzieningen schuift (bijvoorbeeld onder
vrachtwagens of de vangrail); omdat geen enkele
aanvullende bescherming wordt geboden op de
veiligheidsgordels. Als de airbags in deze gevallen niet
geactiveerd worden, betekent dit niet dat het systeem
niet goed functioneert.
FRONTAIRBAGS
De auto is voorzien van frontairbags voor de bestuurder en
de passagier.
De frontairbags (bestuurder / passagier) beschermen de
inzittenden voor bij middelzware en zware frontale
botsingen, door het opblazen van een luchtkussen tussen de
inzittende en het stuurwiel of het dashboard.
Als de airbags niet worden geactiveerd bij andere soorten
botsingen (zijdelings, van achter, over de kop slaan enz.),
betekent dit niet dat het systeem niet goed functioneert.
Bij een frontale botsing zorgt een regeleenheid ervoor, indien
nodig, dat het kussen wordt opgeblazen. Het kussen blaast
onmiddellijk op, waardoor het lichaam van de inzittenden voor
wordt opgevangen en de kans op letsel beperkt wordt. Direct
daarna loopt het kussen weer leeg.
De frontairbags (bestuurder en passagier) zijn geen
vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is het dragen
van veiligheidsgordels wettelijk verplicht in Europa (en in de
meeste landen daarbuiten).
Als de frontairbags volledig opgeblazen zijn, vullen zij het
grootste deel van de ruimte tussen het stuurwiel en de
bestuurder en het dashboard en de voorpassagier.
Bij een ongeval kan een inzittende die geen veiligheidsgordel
heeft omgelegd, in contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Hierdoor wordt de inzittende
minder door de airbag beschermd.
137
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Plaats geen stickers of andere objecten op
het stuurwiel, op het deksel van de airbag
aan passagierszijde of op de zijkant van de
hemelbekleding. Plaats geen voorwerpen op het
dashboard aan passagierszijde (bijv. een mobiele
telefoon), omdat deze het correct openen van de
airbag aan passagierszijde kunnen hinderen en de
inzittenden ernstig kunnen verwonden.
ATTENTIE!
Bij lichte aanrijdingen (waarbij de bescherming door de
veiligheidsgordel voldoende is) worden de airbags niet
geactiveerd. Daarom is het gebruik van de veiligheidsgordels
absoluut noodzakelijk, want de gordel houdt de inzittende bij
een zijdelingse botsing in de juiste positie en voorkomt dat de
inzittende uit de auto wordt geslingerd bij zware botsingen.
F0N0072mfig. 151
F0N0324mfig. 150
FRONTAIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE fig. 151
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen met een groter
volume dan dat aan bestuurderszijde. Het kussen is in een
daarvoor bestemde ruimte in het dashboard geplaatst. FRONTAIRBAG AAN
BESTUURDERSZIJDE fig. 150
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor
bestemde ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst.
138
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen
kinderzitje achterstevoren op de
passagiersstoel voor als de airbag aan
passagierszijde is ingeschakeld (ON). Als bij
een ongeval de airbag wordt geactiveerd,
kan het kind hierdoor dodelijke
verwondingen oplopen. Als er geen andere
mogelijkheid is, moet in ieder geval de airbag aan
passagierszijde uitgeschakeld worden als het
kinderzitje op de passagiersstoel voor wordt
geplaatst. Bovendien moet de passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard. Ook als het niet wettelijk
verplicht is, raden wij u aan, voor een optimale
bescherming van de volwassenen, de airbag
onmiddellijk weer in te schakelen zodra er geen
kinderen meer vervoerd worden.
ATTENTIE!
ZIJ-AIRBAGS
De auto is uitgerust met zij-airbags voor (sidebags voor) aan
bestuurders- en passagierszijde (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) voor bescherming van de borstkas en
headbags voor (windowbags) (voor bepaalde
uitvoeringen/markten).
De zij-airbags (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
beschermen de inzittenden bij middelzware en zware zijdelingse
aanrijdingen, door het opblazen van een luchtkussen tussen de
inzittende en de interieurdelen aan de zijkant van de auto. Als
de zij-airbags niet worden geactiveerd bij andere soorten
botsingen (frontaal, van achter, over de kop slaan enz.),
betekent dit niet dat het systeem niet goed functioneert.
Bij een zijdelingse aanrijding zorgt een regeleenheid ervoor,
indien nodig, dat de kussens worden opgeblazen. De kussens
blazen onmiddellijk op, waardoor het lichaam van de
inzittenden wordt opgevangen en de kans op letsel beperkt
wordt. Direct daarna lopen de kussens weer leeg.
De zij-airbags (voor bepaalde uitvoeringen/markten) zijn geen
vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is het dragen
van veiligheidsgordels wettelijk verplicht in Europa (en in de
meeste landen daarbuiten).
ZIJ-AIRBAGS VOOR BESCHERMING VAN
BORSTKAS-BEKKEN (SIDE BAGS) fig. 152
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze sidebags zijn kussens die zich snel opblazen en bevinden
zich in de rugleuning van de voorstoelen. Ze hebben tot doel
de borstkast van de inzittenden te beschermen bij
middelzware en zware zijdelingse aanrijdingen. FRONTAIRBAG EN ZIJ-AIRBAG (sidebag)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
AAN PASSAGIERSZIJDE HANDMATIG
UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de
passagiersstoel voor te vervoeren, moeten de frontairbag en
de zij-airbag (sidebag) (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
aan passagierszijde worden uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje
Fop het dashboard blijft continu
branden totdat de frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) aan passagierszijde opnieuw
worden ingeschakeld.
139
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK Raadpleeg voor het
handmatig uitschakelen van de frontairbag
en zij-airbag (sidebag) (
voor bepaalde
uitvoeringen/markten
) aan passagierszijde, de
paragrafen “Digitaal display” en “Multifunctioneel
display” in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”.
ATTENTIE!
F0N0140mfig. 152F0N0133mfig. 153
BELANGRIJK Als de airbags in werking treden, ontsnapt een
beetje rook. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op
brand; bovendien kan het oppervlak van het opgeblazen
kussen en het interieur van de auto bedekt zijn met een
laagje poeder: dit poeder kan de huid en de ogen irriteren.
Als u hiermee in aanraking bent gekomen, moet u zich met
neutrale zeep en water wassen.
De geldigheidsduur van de pyrotechnische lading en van het
spiraalmechanisme is vermeld op het betreffende plaatje in
het dashboardkastje. Laat ze voor het verstrijken van deze
termijn door het Fiat Servicenetwerk vervangen.
BELANGRIJK Na een ongeval waarbij een of meerdere
airbags/gordelspanners zijn geactiveerd, dient u contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk om de geactiveerde
airbags/gordelspanners te laten vervangen en de werking van
het systeem te laten controleren.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties en vervanging van
de airbag moeten door het Fiat Servicenetwerk worden
uitgevoerd. ZIJ-AIRBAGS VOOR BESCHERMING VAN HET
HOOFD (WINDOWBAGS) fig. 153
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De headbag is een “gordijn”-systeem en bevindt zich aan de
rechter- en aan de linkerzijde van de auto in de
hemelbekleding aan de zijkant en is afgedekt met een
afwerklijst.
De headbags bieden bescherming aan het hoofd van de
inzittenden voor tijdens een zijdelingse aanrijding, dankzij het
grote effectieve oppervlak van de kussens.
BELANGRIJK De inzittende wordt bij een zijdelingse botsing
optimaal door het systeem beschermd als hij/zij in de juiste
positie in de stoel zit. Hierdoor kunnen de zij-airbags op de
juiste wijze worden opgeblazen.
BELANGRIJK De frontairbags en/of zij-airbags kunnen ook
worden geactiveerd bij krachtige stoten tegen de onderzijde
van de carrosserie, bijvoorbeeld bij zware botsingen tegen
drempels of stoepranden of obstakels op het wegdek of als
de auto terecht komt in grote gaten of verzakkingen in het
wegdek.
140
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER