3
50
COMFORT
Beenruimte.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een middenstand te zetten.
4. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt
het beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de lucht-
toevoer af te sluiten bij stank en stof-
overlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer
van buitenlucht weer in om te voorko-
men dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan.
)
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te la-
ten recirculeren. Het lampje
brandt om aan te geven dat
de luchtrecirculatie is inge-
schakeld.
)
Druk nogmaals op de toets om de
toevoer van buitenlucht weer in te
schakelen. Het lampje gaat uit.
5. Airconditioning aan/uit
Het systeem stelt u in staat:
- de temperatuur in het interieur 's zo-
mers te verlagen,
-
in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Uit
)
Druk nogmaals op de toets "A/C"
:
het lampje van de toets gaat uit.
Door het uitschakelen van de aircondi-
tioning kan hinder ontstaan (vocht, be-
slaan van ruiten).
De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief ge-
bruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten.
Aan
)
Druk op de toets "A/C"
: het lampje
van de toets gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de aan-
jagerknop 2
in de stand "0"
staat .
Om de toevoer van koele lucht te
versnellen kunt u gedurende enkele
ogenblikken de recirculatie van de inte-
rieurlucht inschakelen. Schakel daarna
weer over op de toevoer van buiten-
lucht.
3
51
COMFORT
Om bij koude motor de toevoer
van koude lucht te beperken,
wordt de aanjagerregeling ge-
leidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme
lucht uitsluitend naar de voorruit,
de zijruiten en de beenruimte
van de passagiers verdeeld. Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of ho-
ger is dan de ingestelde waarde,
heeft het geen zin om voor het
gewenste comfort de ingestelde
waarde te wijzigen. Het systeem
compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuur-
verschil.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor. De bestuurder en de voorpas-
sagier kunnen de temperatuur
afzonderlijk naar wens instel-
len.
)
Draai de knop 2
of 3
naar links of
naar rechts om deze waarde te ver-
lagen of te verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de
waarde 21 aanbevolen. Niettemin is af-
hankelijk van uw wensen een afstelling
tussen 18 en 24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raad-
zaam dat het verschil in instelling links
en rechts niet meer dan 3 bedraagt.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het
programma "comfort" niet
toereikend blijken om de rui-
ten condens- en ijsvrij te hou-
den (vocht, veel inzittenden,
vorst...).
)
Kies in dat geval het automatische
programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning, de luchtopbrengst, de
luchttoevoer en de luchtverdeling naar
de luchtroosters voor een optimale ont-
waseming van de voorruit en zijruiten.
Automatische werking
)
Druk op de toets "AUTO"
.
Het lampje van de toets
gaat branden.
2. Regeling bestuurderszijde
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
MET GESCHEIDEN REGELING
Het is raadzaam deze stand te gebrui-
ken: het systeem regelt de temperatuur,
de luchtopbrengst, de luchtverdeling
naar de luchtroosters en de luchtrecir-
culatie automatisch en optimaal aan de
hand van de door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten. De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald comfort-
niveau en niet op de werkelijke tempera-
tuur in graden Celsius of Fahrenheit.
)
Druk nogmaals op de toets "zicht"
of op de toets "AUTO"
om dit pro-
gramma af te sluiten. Het lampje van
de toets "zicht" gaat uit en dat van
de toets "AUTO"
gaat branden.
1. Automatisch programma "comfort"
3. Regeling passagierszijde
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in wer-
king is, de STOP-functie niet beschikbaar is.